Samenvatting voor het vak Anatomie, Fysiologie en Pathologie van studiejaar 2 - periode 2 / 4 (AFP5). Alle leerdoelen van alle lessen van periode 2 / 4 zijn in deze samenvatting uitgewerkt. Studiejaar HBO Verpleegkunde.
AFP5
Samenvatting
Het doel van een psychiatrisch onderzoek (volgens Hengelveld):
Vaststellen van psychiatrische symptomen en hun beloop (status mentalis)
Opsporen van oorzaken, zoals lichamelijke oorzaken, erfelijke belasting,
sociale factoren en kwetsbaarheid die er toe hebben bijgedragen dat een
psychiatrisch ziektebeeld ontstond of er toe bijdragen dat het voortbestaan
Vaststellen ernst van de gevolgen van de psychiatrische symptomen;
beperkingen en handicap voor de patiënt
Wat ga je doen bij een psychiatrisch onderzoek:
Observeren → je kijkt naar:
o Uiterlijk
o Contact en houding
o Klachtenpresentatie
o Ziektebesef, ziekte inzicht en ziektegedrag
o Gevoelens en reacties opgewekt bij onderzoeker
Gesprek (speciële anamnese) → gericht vragen naar subjectieve ervaringen
(dus wat de patiënt ZELF ervaart, iedereen ervaart dingen namelijk anders),
denkbeelden en gevoelens
Hetero-anamnese → ouderlijk gezin, verhoudingen en ziektes in het gezin
Biografische anamnese → levensgeschiedenis, gezin van oorsprong en
zelfbeschrijving
Eventuele vragenlijsten en diagnostische testen
Tijdens het gesprek (speciële anamnese) heb je aandacht voor:
Cognitieve functies
o Bewustzijn → toestand van zichzelf en van de omgeving
o Aandacht en concentratie → afleidbaarheid, waakzaamheid
o Oriëntatie
o Intellectuele functies → decorumbesef (het besef van schaamte),
oordeelsvermogen, abstractievermogen, intelligentie, taal/rekenen,
executieve functies
o Voorstelling, waarneming, zelfbeleving, lichaamsbeleving, agnosie
(agnosie = verlies van het vermogen om te herkennen)
o Denken → tempo, beloop, samenhang en inhoud
Affectieve functies
o Stemming en affect → eufoor (heel vrolijk en/of druk) en dysfoor (vlak,
tegen de depressieve kant aan)
o Expressie → vlak, afstomping, sterke of zwakke emotionele expressie
o Somatische stemmings- en angstequivalenten → spierspanning,
blozen, tachycardie, kortademigheid, transpireren, etc.
o Pseudoneurologische klachten → OLK (Onvoldoende Verklaarde
Lichamelijke Klachten en PNEA (Psychogene Niet-Epileptische
Aanvallen)
, Conatieve functies
o Psychomotoriek → tremoren, tics, katatonie
o Mimiek en gestiek → gebaren
o Spraak → vocale tics, mutisme, echolalie
o Ontremming, dwangmatigheid, impulsiviteit
o Coping → humor, onderdrukken, etc.
o Persoonlijkheidstrekken → cluster A = vreemd
cluster B = dramatisch
cluster C = angstig
Tijdens de ontwikkeling staan de volgende psychologische thema’s centraal:
Identiteit → geeft weer wie je bent door dat samenhangende doelen,
motieven, vaardigheden, waarden, ideeën en je geschiedenis zijn
samengebracht.
Identiteitsvorming volgens Ericson:
o Continuïteit en samenhang → je blijft in verschillende situaties
dezelfde persoon
o Wederzijdsheid → het beeld wat je van jezelf hebt klopt met hoe
anderen je zien
o Zelfacceptatie → je accepteert sterke en zwakke kanten
o Idealen → geeft je identiteit een toekomstperspectief
Zelfbeeld → het bewustzijn van het zelf als een eenheid en het besef dat die
eenheid los gezien moet worden van de omgeving.
o Zelfbeeld veranderd tijdens de ontwikkeling
Stress
Autonomie → tijdens de adolescentie ga je meer zelfstandig beslissingen
nemen zonder ouders. Deze beslissingen neem je op basis van je
persoonlijke waarden, interesse en met gevoel van vrije keuze/vrije wil.
o Tijdens de ontwikkeling van autonomie vaak meer conflicten met
ouders/verzorgers
Schaamte → een emotie die je sociale belangen veilig stelt. Schaamte is een
zelfbewuste emotie, adolescenten zijn hier extra gevoelig voor → meer
zelfreflectie, schaamte ervaringen worden in verband gebracht met gevoel van
eigenwaarden en identiteit, gevoeliger voor negatieve reacties van anderen,
egocentrisme. Schaamte is functioneel, omdat het attendeert op problemen
die ontstaan en aanzetten tot gedrag dat voorkomt dat de situatie verergert.
Schuld
In het biopsychosociaal model wordt er gekeken hoe en of er een interactie is tussen
bovenstaande onderdelen en of dit leidt tot afwijkend gedrag.
Het biopsychosociaal model is opgebouwd uit 3 onderdelen:
Biologische benadering / biologisch perspectief
o Medisch model
o Hersenziekte
o Intrede pathologisch onderzoek
o Monocausaal denken (psychiatrie vanuit één oorzaak)
o Biologische grondslagen van afwijkend gedag
, Sociale benadering / sociologisch perspectief
o Maatschappelijke factoren
o Oog de-institutionalisering
o Maatschappelijke ziekten → armoede, rascisme, werkloosheid
Psychologische benadering / psychologisch perspectief
o Kraepelin → afscheiding psychiatrie en neurologie, voorloper
beschrijving klinisch beeld
o Freud → ontwikkelde de psychoanalyse, symptomen komen voort uit
innerlijke conflicten, de eerste theorie die een verklaring gaf voor het
ontstaan van psychische stoornissen
o Leertheorie → hoe heeft iemand probleemoplossend gedrag
aangeleerd
o Cognitieve
modellen →
verkeerd denken
als oorzaak van
afwijkend gedrag
Stress-kwetsbaarheidsmodel =
een overkoepelend model dat aangeeft welke factoren een rol spelen bij het
uitbreken van een bepaalde psychische stoornis.
Stressoren
Protective factoren
Draagkracht
Draaglast
Steun – Stress – Kracht
– Kwetsbaarheid
(SSKK)
Classificeren = categoriseren.
Diagnosticeren = een diagnose stellen.
DSM = een classificatie van gedrag, maar geeft geen verklaring voor het gedrag.
Vroegtijdige problemen in de ontwikkeling leiden vaak op latere leeftijd tot
klachten.
, Inzicht en kennis over ontwikkelingspsychologie helpt om de cliënt beter te
begrijpen en aan te sluiten bij wat de cliënt nodig heeft.
DSM 5:
Classificatie van psychiatrische stoornissen
Stoornissen zijn omschreven met bijbehorende kenmerken
Het geeft geen suggestie voor behandeling
Etiketten plakken
Voor- en nadelen DSM
o Voordelen:
Een concreet en helder systeem wat zo betrouwbaar mogelijk is
voor registratie
Het biedt aanknopingspunten voor wetenschappelijk onderzoek
Het wordt regelmatig herzien
o Nadelen:
Mensen vallen soms tussen wal en schip
Wanneer is iets abnormaal
Hokjes denken
DSM 4 bestaat uit vijf assen:
1. Klinische syndromen (depressie, schizofrenie, etc.)
2. Persoonlijkheidsstoornissen (borderline, antisociaal, etc.)
3. Lichamelijk toestand (tumoren, schildklierafwijking, etc.)
4. Psychosociale problemen (werk, relatie, systeem, etc.)
5. Globale beoordeling van het functioneren (GAF) (functioneren op psychisch,
maatschappelijk en beroepsmatig niveau op een schaal van 1-100)
DSM 4 v.s. DSM 5 → wat is er veranderd?
De DSM 5 maakt nog maar gebruik van (de eerste) 3 assen i.p.v. 5
(psychiatrisch syndroom, persoonlijkheid en somatiek).
Sommige stoornissen hebben een andere plaats gekregen, zoals het
syndroom van Asperger wat nu is opgenomen in de categorie
autismespectrumstoornis.
Stoornissen hebben geleidende schalen gekregen, zoals milde, matige of
ernstige depressie.
Verschillende behandelvormen psychiatrie:
Cognitieve Het is een vorm van psychotherapie.
gedragstherapie Je leert om anders tegen problematische situaties aan
te kijken en er anders mee om te gaan.
Je onderzoekt, bespreekt en veranderd gedrag en
gedachten waardoor de psychische klachten afnemen.
Tijdens de behandeling werk je actief met de
behandelaar samen om tot een verbetering van je
klachten te komen.
Cognitieve gedragstherapie is een combinatie van
gedragstherapie en cognitieve therapie.
Psychotherapie Een effectieve gespreksbehandelmethode voor
psychische stoornissen en problemen.
Gesprekken tussen de cliënt(en) en de deskundige
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AKanters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.