Een oefententamen voor blok 2.8C Performance at Work van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De oefentoets bestaat uit 58 meerkeuze oefenvragen plus de antwoorden.
Oefententamen 2.8C
P1 – The best and the rest
1. Wanneer iemand op werk veel altruïsme vertoond en vriendelijk is, gaat dit om …
prestatie, en noemen we dit … gedrag.
a. Taak prestatie, stabiliserend gedrag
b. Taak prestatie, proactief gedrag
c. Contextuele prestatie, stabiliserend gedrag
d. Contextuele prestatie, proactief gedrag
2. Wat was niet een van de determinanten van individuele prestatieverschillen
volgens Campbell? (Individuele verschillen perspectief)
a. Declaratieve kennis
b. Vloeibare kennis
c. Procedurele kennis en vaardigheden
d. Motivatie
3. Welke van de onderstaande gaat niet over situationele factoren die zorgen voor
het verbeteren van prestatie, maar juist over het belemmeren ervan?
a. Roltheorie (Kahn et al.)
b. Job characteristics model (Hackman en Oldham)
c. Socio-technische systeemtheorie (Trist en Bamforth)
4. Wanneer een verkoper wordt beoordeeld op het aantal producten dat hij die dag
heeft verkocht, is dit een voorbeeld van:
a. Objectieve productiedata
b. Persoonlijke data
c. Beoordelingsdata
5. Wat valt onder persoonlijke data bij het beoordelen van prestatie?
a. Grafische beoordelingsschalen
b. Gepaarde vergelijking
c. Absentie
d. Rangorde methode
6. Welke uitleg past bij het maken van een halo-fout?
a. Wanneer de beoordelingen allemaal erg mild zijn en erg hoge beoordelingen
geven.
b. Wanneer er geen extreem hoge of lage beoordelingen worden gegeven, maar
iedereen rond het midden zit.
c. Een evaluatie die gebaseerd is op het algemene gevoel over een werknemer.
7. Wat is géén goede conditie voor het krijgen van accurate beoordelingen?
a. Duidelijke definities van geode en slechte prestatie.
b. Geen of weinig onderscheid tussen prestatieniveaus van de werknemers.
c. Lage beoordelingen leiden niet in het verlies van waardevolle beloningen.
d. Waardevolle beloningen zijn gelinkt aan accuraatheid van prestatiebeoordeling.
, 8. Wat houdt de zelfeffectiviteit theorie van Bandura in?
a. Iemands overtuiging van vermogen om een situatie aan te kunnen.
b. Iemands vermogen om zichzelf te motiveren.
c. Iemands wil om zich in te zetten voor hun baan.
d. Iemands vermogen om hun eigen feedback goed in te kunnen schatten.
9. Welke groepen mensen heeft de minst accurate zelfbeoordelingen?
a. Introverts en gevoelige mensen.
b. Mensen met behoefte aan goede prestatie en intelligentie.
c. Mensen die serieus en voorzichtig zijn.
d. Mensen die openhartig en impulsief zijn.
P2 – Who would you hire?
10. Klopt de volgende uitspraak: De associatie tussen emotionele intelligentie en
baanprestatie wordt positiever als de cognitieve intelligentie daalt.
a. Waar
b. Niet waar
11. Is er een criteria van intelligentie waar emotionele intelligentie niet aan voldoet, zo
ja, welke?
a. Conceptuele criteria
b. Correlationele criteria
c. Ontwikkelingscriteria
d. Het voldoet aan alle drie de criteria
12. Welke van de onderstaande uitspraken klopt:
a. Gemiddelde GMA-scores stijgen met het beroepsniveau en standaarddeviaties
dalen met het beroepsniveau.
b. Gemiddelde GMA-scores dalen met het beroepsniveau en standaarddeviaties
stijgen met het beroepsniveau.
c. Gemiddelde GMA-scores en standaarddeviaties stijgen met het beroepsniveau.
d. Gemiddelde GMA-scores en standaarddeviaties dalen met het beroepsniveau.
13. Welke uitspraak over GMA klopt niet? (Algemeen mentaal vermogen)
a. Specifieke bekwaamheden (aptitudes) zijn betere voorspellers van baanprestatie
dan GMA.
b. Het belangrijkste effect van GMA voor baanprestatie voorspellen is het sneller
verkrijgen van baankennis.
c. Of GMA baanprestatie voorspelt is niet situationeel.
d. GMA gemeten in de kindertijd voorspelt het latere beroepsniveau.
14. Wat is volgens Murphy het gevolg van de maintenance stage?
a. Er is hoge GMA-validiteit
b. Er is lage tot geen GMA-validiteit
c. De GMA-validiteit verandert niet meer
d. De GMA-validiteit gaat of snel omhoog of snel omlaag
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller svlee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.