Concept: concepten zijn bouwstenen van een theorie en zijn de punten waaromheen een
sociaal onderzoek wordt gebouwd. Voorbeelden van concepten waar al onderzoek naar
gedaan is zijn:
Cultuur, teacher expectations, sociale klasse, armoede, gender values.
Er zijn 3 belangrijke redenen voor het gebruik van meetinstrumenten/metingen:
1. Er kunnen kleine individuele verschillen naar voren komen met behulp van
meetinstrumenten. Grove verschillen zijn makkelijker te herkennen, maar de fijne
verschillen moeten getest worden alvorens ze herkend kunnen worden.
2. Meetinstrumenten geven ons consistentie. Een meetinstrument is een consistent
middel of een maatstaf waardoor we consistent kunnen meten over tijd en tussen
onderzoekers onderling.
3. Metingen zijn de basis voor preciezere schattingen van de relatie tussen concepten
of door bijvoorbeeld correlatie.
Een indicator wordt gebruikt om een concept te kunnen meten.
Het verschil tussen metingen en indicatoren:
Metingen zijn hoeveelheden, indicatoren gebruiken we om concepten die minder goed
meetbaar zijn, meetbaar te maken.
Het gebruik van meerdere indicatoren, ofwel een ‘multiple-indicator’ van een concept is
nuttig als een enkele indicator niet toereikend is voor de te dekken lading en als de
onderzoeker fijnere verschillen wil bevatten. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van de
likert scale, een veelvuldige indicator, die de mate van intensiteit van gevoeligheid van een
onderwerp onderzoekt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van statements. Bijvoorbeeld 5
antwoordmogelijkheden voor een vraag met bijv. 1 zeer oneens en 5 zeer eens.
Het is een misopvatting dat het gebruik van een enkele indicator tekort zou schieten: zolang
de meting betrouwbaar is en een valide representatie van het te meten concept is het een
geschikte methode.
Dimensies
Hiermee worden de verschillende aspecten van een concept belicht.
In kwantitatief onderzoek is dit vaak niet het geval.
Betrouwbaarheid
à Consistentie
1. Stabiliteit
De metingen moeten consistent stabiel zijn over tijd, de resultaten moeten niet te
veel fluctueren. De eerste meting moet een hoge correlatie hebben met de tweede
meting.
2. Interne betrouwbaarheid
, De indicators moeten consistent zijn. Dit wordt meestal getest met Cronbach’s Alfa.
Dat is een test die gebruikt wordt om de interne betrouwbaarheid vast te stellen. Er
wordt gekeken of meerdere items samen één schaal mogen vormen. Dit wordt
getoetst op basis van de onderlinge correlatie van de verschillende items. Schaal van
0 tot 1, met 1 perfect correlatie. 0.80 is de duimregel voor de minimale interne
betrouwbaarheid
3. Inter-rater reliability
Validiteit
Dit gaat om meetbare validiteit en niet om de meetbaarheid aangegeven in hoofdstuk 3, die
gaan over de validiteit in sociaal onderzoek.
1. Face validity
De meting reflecteert de inhoud van het te meten concept correct.
Lijkt de meting op het eerste gezicht te meten wat het moet meten?
2. Concurrent validity
Een ander criteria die relevant is voor het te meten concept wordt gebruikt om de
validiteit te meten. Bij het onderzoek van de werktevredenheid kan bijvoorbeeld
naar het verzuim gekeken worden. Twee metingen op hetzelfde moment in tijd
worden met elkaar vergeleken.
3. Predictive validity
Een meting wordt niet gerelateerd aan een huidig criterium of huidig verzuim, maar
naar een toekomstig criterium of toekomstig verzuim
4. Construct validity
Aan de hand van een relevante theorie van het concept wordt een hypothese
opgesteld.
5. Convergent validity
De geldigheid wordt getoetst door deze te vergelijken met andere metingen van
hetzelfde concept, die op andere methoden gebaseerd zijn
De vier essentiële hoofdzaken van kwantitatieve onderzoekers zijn:
- De metingen
- Het bepalen van causaliteit
- De generaliseerbaarheid
- De herhaalbaarheid
Kritiekpunten kwantitatief onderzoek
1. Verschillen tussen de sociale realiteit en de natuurlijke wetenschap worden
genegeerd.
2. Het meetproces is kunstmatig of slechte ecologische validiteit
3. Het gebruik van de instrumenten en de procedures staat in de weg van het
bestuderen van de relatie tussen onderzoek en het alledaagse leven.
4. In kwalitatief onderzoek wordt niet duidelijk hoe een verband tussen twee variabelen
wordt veroorzaakt door de mensen op wie het betrekking heeft.
, Sampling
Populatie: het geheel van units waaruit de sample geselecteerd wordt.
Sample: steekproef. Een geselecteerd deel van de populatie
Sampling frame: de gehele populatie; een concrete lijst of database met alle eenheden van
de populatie. Het geheel van units waaruit de sample geselecteerd wordt.
Sampling error: verschil tussen populatie en steekproef, ondanks dat er gebruik gemaakt is
van probability sampling.
Drie oorzaken voor sampling errors:
- Non-probability sampling
- Een slechte sampling frame
- Non response
Sample bias: een vervorming in de representativiteit van de steekproef, omdat sommige
mensen uit de populatie geen kans hebben om geselecteerd te worden voor de sample.
Bijvoorbeeld getinte mensen worden uitgesloten voor een onderzoek à niet meer
representatief voor de gehele populatie.
Probability sample: random sample
- simple random sample: elke unit in de populatie heeft dezelfde kans in de sample te
kommen
- systematic sample: variatie op simple random sample, waar je participanten een
nummer geeft. Dan gebruik je vast interval om iemand te kiezen in de populatie.
Bijvoorbeeld om de 5 personen.
- Stratified random sampling: de populatie wordt in groepen verdeeld, vervolgens
wordt er een random sample genomen.
- Multi-cluster sampling: Bij cluster ‘sampling’ wordt er eest geclusterd (in dit geval
per universiteit) in plaats van gelijk vanuit de units te ‘samplen’.
Non-probability sample: zonder random selectie
- Convenience sample: relevante mensen voor het onderzoek die makkelijk te
benaderen zijn (niet representatief)
- Snowball sampling: convenience sampling. Je gebruikt die mensen om andere
mensen te contacten voor het onderzoek.
- Quota sampling: mensen in verschillende categorieën onderverdelen. Niet
representatief.
Kritiekpunten kwalitatief onderzoek
1. Het is te subjectief. Het onderzoek bepaalt waar de focus op lift. Er is een gebrek aan
neutraliteit en afstand tussen de onderzoeker en respondent.
2. De steekproeven zijn meestal niet representatief.
3. Het onderzoek is moeilijk te repliceren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bastianbaars. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.28. You're not tied to anything after your purchase.