HOOFDSTUK IV. DE ALGEMENE KENMERKEN VAN DE BELGISCHE STAAT
4.1 Inleiding
4.2 Democratische staat
= Een staat waarin het volk geregeerd wordt door het volk.
Vertegenwoordigers worden verkozen door middel van verkiezingen. Deze moeten aan een
aantal criteria voldoen:
Ze moeten regelmatig gehouden worden (in België om de vijf jaar)
Ze moeten vrij en geheim zijn
U moet zélf het recht hebben om een politieke partij op te richten
Het mag je niet belet worden om je eigen mening te uiten
Uitgangspunt: De meerderheid is de helft plus één.
MAAR er geldt een stelsel van bijzondere meerderheid voor de meest gevoelige aspecten in ons
land. ART. 4 GW, laatste lid zegt:
1) U heeft een meerderheid nodig voor elke taalgroep van elke kamer.
2) De meerderheid van de leden moet aanwezig zijn wanneer er gestemd wordt.
3) Wanneer je alle ja-stemmen optelt, moeten dit minstens 2/3 van alle uitgebrachte
stemmen zijn.
= een vergrendeling, zodat de Vlamingen nooit de bovenhand krijgen (ze zijn met meer)
Examen: ART. 4 in de grondwet vinden, inzien dat in de laatste alinea drie voorwaarden
zitten en inzien dat het moeilijker is dan de helft plus één.
Het federaal parlement bestaat uit twee delen/kamers:
1) Een kamer van volksvertegenwoordigers met twee taalgroepen
2) Een senaat met twee taalgroepen
4.3 Representatieve instellingen
= Instellingen van kamers die het volk vertegenwoordigen
Vertegenwoordigers halen hun macht uit de stem van de bevolking.
4.4 Gerationaliseerd parlementair regime
Bij een parlementair regime wordt alleen het parlement wordt verkozen en NIET de regering.
De regering wordt verkozen door het parlement.
Democratisch, omdat de regering zich moet verantwoorden aan het verkozen parlement.
Parlementair regime ≠ regime met representatieve instellingen (in België hebben we beide!)
Je kan een land zijn met instellingen die het volk vertegenwoordigen waarbij geen
parlement aan te pas komt, maar wel een president.
Bv. Een presidentieel regime (US):
Democratie, representatieve instellingen, geen parlement
President die wordt verkozen door de bevolking en ministers kiest
Je kan een land zijn met instellingen die het volk vertegenwoordigen, een parlement EN een
president
Bv. Een semi-presidentieel regime (Frankrijk)
Democratie, representatieve instellingen, parlement
President die wordt verkozen door de bevolking en ministers kiest
MAAR de regering wordt gecontroleerd door het parlement
, Tot ’93 hadden we een gewoon parlementair regime. Na het veranderen van de grondwet,
wilde men een gerationaliseerd (stabiel) parlementair regime.
1) Vanaf ‘93 moest de regering zich enkel nog aan de kamer verantwoorden en niet meer aan
de senaat.
Let op: de politieke machtsverhoudingen konden ten alle tijden verschillen: probleem want
je moest een meerderheid hebben.
2) Regering vroegtijdig laten aftreden gaat op twee manieren:
1. Initiatief van de regering (ART. 46 GW):
Het werkt niet meer
Premier kondigt ontslag van de regering aan bij de koning (die kan weigeren of
aanvaarden)
De kamer moet ook nog goed- of afkeuren
2. Initiatief van de kamer (ART. 46 + 96 GW):
o Door de goedkeurig van een constructieve motie van wantrouw:
De meeste mensen van de kamer zitten met wantrouwen
Een nieuwe eerste minister moet worden aangeduid
o Een motie van vertrouwen wordt verworpen:
Drie dagen tijd om een nieuwe eerste minister te zoeken
Geluk = geen nieuwe verkiezingen
Mislukt = nieuwe verkiezingen
Nog nooit toegepast door de stabiliteit van rationalisering
Legislatuur = periode waarin een regering aan de macht zal zijn
4.5 Rechtsstaat
1) De overheid is gebonden door het objectieve recht dat ze zelf produceert.
De macht van de overheid is niet onbeperkt.
2) De macht van de overheid om een objectief recht te maken is beperkt.
Ze moet rekening houden met de fundamentele rechten van haar burger (iedere persoon op het
Belgische grondgebied).
3) (1) en (2) kunnen enkel werken wanneer u waarborgt dat een burger zich door tot een
onafhankelijke rechter kan wenden om zijn rechten te doen afdwingen en dat deze ook de
overheid moet kunnen terugfluiten.
De rechter moet ten alle tijden de rechten van de burgers waarborgen.
Bv. Wanneer de belastingdienst te veel aanrekent, kan u deze op zijn fouten wijzen d.m.v.
het objectief recht en vervolgens zal de rechter hierover een vonnis uitspreken.
4.6 Erfelijke grondwettelijke monarchie
Monarchie = een regime waarin je een koning of koningin (= monarch) hebt.
Grondwettelijk = de grondwet bepaalt de spelregels voor de monarchie.
Erfelijk = wanneer een koning(in) sterft of stopt, bepaalt de grondwet wie in de plaats komt.
Koning(in) wordt niet gekozen door het volk, wat tegenstrijdig is met een democratie
MAAR dit kan omdat de koning(in) niets te beslissen heeft.
, Het is mogelijk om een koning(in) te laten aftreden en een republiek te starten d.m.v. het
wijzigen van een grondwet (zware procedure)
De grondwet zegt:
1) De koning moet onpartijdig zijn: Hij mag zijn politieke overtuigingen niet
publiek uiten.
2) De koning moet onafhankelijk zijn:
3) De koning is onverantwoordelijk: Hij is politiek onbekwaam om op te treden en moet
voor hij een speech houdt die eerst laten goedkeuren door de regering. (ART. 106 GW)
4) De koning is onschendbaar: Het is absoluut onmogelijk om tegen de koning een juridische
procedure op te starten. (Wanneer hij afgetreden is, kan dit wel!)
Indien u iets van de koning wil eisen kan u wel contact opnemen met de intendant van de civiele lijst
(financiële beheerder van de koning zijn geld) om hem zo geld af te dwingen.
4.7 Federale staat sui generis (= op zichzelf)
Tot 1970 was België een eenheidsstaat, sinds vijftig jaar zijn we stilaan (in zes stappen) een
federale staat geworden bestaande uit twee soorten deelstaten: gemeenschappen en gewesten.
(ART. 2 + 3 GW)
Gemeenschappen: De Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschap
Gewesten: Het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk gewest
Vlaanderen wilde steeds meer autonomie, maar Wallonië blokte het af waardoor Vlaanderen
moest wachten. Toch vroeg Wallonië steeds meer geld aan Vlaanderen, waardoor er uiteindelijk
toch samen gezeten werd door de regering.
In de jaren 60 was er dus in Vlaanderen en Wallonië een vraag naar meer autonomie, maar
ieder had zijn eigen redenen:
Vlaanderen wilde cultuur en een tweedelig België (Vlaanderen en Wallonië voor een goede
balans)
Wallonië wilde economie en een driedelig België (Vlaanderen, Wallonië en Brussel)
Oplossing:
Vlaanderen kreeg twee gemeenschappen (+ 1 Duitstalige waarover niemand zich zorgen
maakte)
Wallonië kreeg drie gewesten
HOOFDSTUK V. DE WIJZE VAN BEVOEGDHEIDSVERDELING BINNEN HET
FEDERALE BELGIË
5.1 Juridische bronnen
De bijzondere wet van 08/08/1980: de wet tot hervorming der instellingen
De bijzondere wet van 12/01/1989: de wet van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De bijzondere wet van 06/01/1989: de wet op het grondwettelijk hof
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zarahvanlaer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.90. You're not tied to anything after your purchase.