Samenvatting Bedrijfseconomie/financieel management voor starters
1 view 0 purchase
Course
Financieel Management / Bedrijfseconomie
Institution
Hogeschool Leiden (HSL)
Deze samenvatting behandeld een aantal financiële basisbegrippen en licht deze volledig toe. Daarnaast komen verschillende modellen aanbod en de daarbij horende berekeningen. Om te oefenen wordt dit document afgesloten met een aantal oefenopgaven die ook zijn behandeld tijdens de colleges.
Btw zijn geen kosten en geen opbrengst voor een bedrijf. Zij krijgen het namelijk van de klant
(wat zij afdragen aan de belastingdienst) en moeten het betalen aan hun leverancier (wat ze
terug kunnen vragen).
Links debetzijde is investeringsbegroting, rechts is de creditzijde en het financieringsplan.
Eigen vermogen op de rechterzijde is geen eigen geld. Het is een schuld van de
onderneming aan de eigenaar.
Op de exploitatiebegroting komen NIET voor; ontvangsten die GEEN opbrengsten zijn
Door de uitgifte van bonusaandelen zal de intrinsieke waarde per aandeel dalen, maar die
van de onderneming gelijk blijven.
Indien houders van converteerbare obligaties tot conversie overgaan, heeft dit voor de
onderneming tot gevolg dat na de conversie dividend aan de voormalige houders van de
obligaties moet worden betaald in plaats van interest.
De resultatenrekening bestaat uit opbrengsten en kosten oftewel:
Opbrengsten vergoedingen voor geleverde (verkochte) diensten of goederen
Kosten geldwaarde van de opgeofferde (opgeofferd aan het productie- en/of
verkoopproces) productiemiddelen (hypotheek hoort daar ook bij)
Accrual accounting:
Opbrengsten en kosten worden verantwoord (geboekt) in de periode waarop ze betrekking
hebben, ongeacht of zij tot ontvangsten of uitgaven in dezelfde periode hebben geleid. Op
deze manier wordt het overal toegepast.
Dit is onderverdeeld in 3 principes.
Het realisatieprincipe Opbrengsten worden geboekt als de goederen c.q. diensten
geleverd worden ongeacht het moment van ontvangst van het geld. Voorbeeld:
,Op rekening verkocht goederen met een inkoopprijs van €60 voor €80. Opbrengst (omzet,
baten): €80
Het matchingprincipe Kosten worden geboekt in de periode dat de bijbehorende
opbrengsten worden geboekt (period matching) of op het moment dat het product wordt
verkocht (product matching). Voorbeeld: Op rekening verkocht goederen met een inkoopprijs
van €60 voor €80. Kosten (lasten): €60
Het voorzichtigheidsprincipe Kosten worden geboekt wanneer ze ontstaan en
opbrengsten als ze zijn gerealiseerd. Voorbeeld: Aandelen die in juni gekocht zijn voor €100
zijn eind van het jaar €80 waard. De aandelen komen op de balans voor €80 en er wordt een
koersverlies geboekt van €20
Aandelen die in juni gekocht zijn voor €100 zijn eind van het jaar €120 waard. De aandelen
komen op de balans voor €100 en verder wordt niets geboekt.
Het kasstroomoverzicht bestaat uit ontvangsten en uitgaven oftewel:
Investeren = vaste activa kopen. Rendement van een investeringsproject wordt gemeten op
de basis van de cashflows.
De cashflow kan je berekenen op twee manieren:
1. Ontvangsten – uitgaven in een bepaalde periode
2. Winst na belasting (opbrengsten – kosten) + afschrijvingen
Afschrijvingen worden in de winst meegenomen, want het zijn wel kosten. Maar het zijn geen
daadwerkelijke uitgaven, daarom tel je ze daarna er weer bij op.
Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit =
Gemiddelde winst / Gemiddelde geïnvesteerd vermogen * 100
Stap 1. De gemiddelde winst per jaar
Stap 2. Het gemiddelde geïnvesteerd vermogen + restwaarde / 2
Stap 3. Vul de bedragen in, in de formule
Netto contante waarde
Contante waarde van de cashflows inclusief het oorspronkelijke investeringsbedrag op basis
van een disconteringsvoet (interest oftewel rente)
Formule Kn oftewel eindwaarde kapitaal = K * (1 + i)n
N is altijd het aantal jaar.
Om i te weten doe je = p/100. En p is het gegeven percentage.
, Als het anders wordt gesteld en je wilt K weten oftewel de contante waarde doe je dit:
K = Kn * 1
____
1 + in
Disconteringsvoet = rentepercentage waarmee je, je bedragen contant maakt.
Contant maken = rente eruit halen. De waardes worden kleiner als je het contant maakt.
Terugverdientijd = de bedragen van elk jaar bij elkaar optellen tot dat je de begininvestering
eruit hebt.
Aandelenvermogen geplaatst aandelenvermogen en aandelen in portefeuille (wat nog niet
zijn uitgegeven en je nog in bezit hebt)
Agioreserve aandelenemissie. De waarde van een aandeel boven de nominale waarde.
Winstreserve winstinhouding. Niet wordt uitgegeven in de vorm van dividend, het wordt
gebruikt voor investeringen voor de onderneming
Herwaarderingsreserve waardestijging activa
Onverdeelde winst winst wat nog niet is uitgekeerd en nog besloten moet worden wat
ermee gedaan wordt
Intrinsieke waarde = Eigen vermogen / aantal aandelen
Rentabiliteitswaarde = Contante waarde van de winst / aantal aandelen
Voorkeurrecht voor bestaande aandeelhouders = claim
Waarde claim beurswaarde na emissie – emissieprijs
______________________________
Aantal benodigde claims
Voorbeeld:
Theoretische waarde claim = Totale beurswaarde
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller s1099997. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.