Haal net zoals ik een voldoende (8,3) voor de individuele opdracht van project 8 met Europeesrecht/Mensenrechten als hoofdonderwerp. Gebruik het onderstaande bestand als voorbeeld voor je eigen uitwerking.
Individuele opdracht
VRAAG 1: Unieburgerschap en nationaal burgerschap (25 pnt.)
Voorwaarde voor het zijn van Unieburger is het hebben van een nationaliteit van een lidstaat.
Omdat de toekenning en ontneming van nationaliteit een bevoegdheid is van de lidstaten, lijkt dit
te betekenen dat lidstaten op basis van hun eigen nationaliteitsrecht volledig zelfstandig kunnen
bepalen wie het Unieburgerschap verkrijgt of verliest. Het Hof van Justitie heeft echter al in het
arrest Micheletti bepaald dat lidstaten bij de uitoefening van hun bevoegdheid inzake nationaliteit
het Unierecht moeten eerbiedigen. In het latere arrest Rottmann, heeft het Hof verder toegelicht
waarom dit zo is en wat dit concreet betekent.
Lees het Rottmann arrest van r.o. 22 t/m 59 en beantwoord de volgende vragen zoveel mogelijk in
eigen bewoordingen en onder verwijzing naar de relevante rechtsoverwegingen. Let op: deze zaak
dateert van voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon; er wordt daarom in het arrest
verwezen naar artikel 17 EG i.p.v. artikel 20 VWEU.
a. Wat waren de belangrijkste feiten in deze zaak en wat was de belangrijkste vraag die het
Hof diende te beantwoorden? (Geef een kernachtig antwoord in max. 200 woorden).
- De verzoeker (Rottmann), heeft via geboorte, de Oostenrijkse nationaliteit gekregen. Hij
verhuisde later naar München en vroeg in Duitsland, de Duitse nationaliteit aan. Tijdens
de naturalisatietest verzweeg de verzoeker, dat hij gevlucht is uit Oostenrijk in verband
met een lopende strafprocedure. Door zijn naturalisatie in Duitsland, heeft hij in
hoofdregel zijn Oostenrijkse nationaliteit verloren. Na het verkrijgen van zijn Duitse
nationaliteit, heeft deelstaat Beieren zijn verkregen naturalisatie met terugwerkende
kracht ingetrokken, omdat die zou zijn verkregen doormiddel van bedrog en omdat er
een nationaal arrestatiebevel tegen hem was uitgegeven. Door de intrekking van de
Duitse nationaliteit, zou hij geen Duister noch Oostenrijker zijn, en dus statenloos zijn.
Volgens de verzoeker verliest hij zijn burgerschap van de Unie door de intrekking. In het
arrest van Micheletti, heeft het Hof bepaald, dat het verkrijgen en het verlies van de
nationaliteit, behoort tot het internationale recht van de lidstaat en zij zelf mogen
bepalen hoe zijn die bevoegdheid in acht nemen.
b. Waarom is het volgens het Hof zo dat, hoewel de toekenning en ontneming van
nationaliteit tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort, het Unierecht van toepassing is?
- De lidstaten van de Europese Unie, zijn automatisch verbonden met de Unieburgerschap
van de EU, waaronder het verblijfsrecht en recht op gelijke behandeling in andere
lidstaten vallen. In r.o. 41, geeft het Hof aan, dat de lidstaten zelf de bevoegdheid
hebben om de toekenning en ontneming van de nationaliteit/naturalisatie uit te
oefenen. Daarnaast moeten de lidstaten het Unierecht respecteren.
- In r.o. 42 staat, dat als de verzoeker (Rottmann) een ander lidstaat de nationaliteit
aanvraagt, dan vervalt zijn eerdere nationaliteit van de voorgaande lidstaat.
- Omdat de lidstaten zelf de invulling mogen geven hoe de toekenning en ontneming
wordt uitgeoefend in elk lidstaat, kan in casu de lidstaat zijn nationaliteit intrekken
omdat die is verkregen doormiddel van bedrog. Doordat zijn eerste nationaliteit kwam te
vervallen en zijn nieuwe nationaliteit werd ingetrokken, is de verzoeker in dat geval
stateloos.
, Individuele opdracht project 8 2019/2020
c. Aan welk beginsel moet de nationale rechter volgens het Hof het intrekkingsbesluit
toetsen en wat houdt dit correct in?
- In r.o. 55 moet volgens het Hof, de nationale rechter toetsen aan het
evenredigheidsbeginsel. Dit moet getoetst worden wanneer een unieburger zijn
naturalisatie of nationaliteit dient te verliezen. De toetsing van het
evenredigheidsbeginsel is nodig, om te kunnen toetsen wat de gevolgen kunnen zijn van
het intrekken van het desbetreffende besluit.
VRAAG 2: Unieburgerschap en kiesrecht (25 pnt.)
a. Wat is het verband tussen artikel 10 lid 2 VEU en de rol van het Europees Parlement in de
gewone wetgevingsprocedure?
- Op grond van art. 10 lid 2 VEU, worden de burgers op het niveau van de Unie
rechtstreeks vertegenwoordigd, in het Europees Parlement. Het Europees Parlement,
vertegenwoordigd verschillende belangen.
- Art. 289 lid 1 VWEU, regelt de gewone wetgevingsprocedure, voor de verordening,
richtlijn of besluit. Eerst wordt er een voorstel gemaakt door de Europese Commissie,
waardoor er gestemd moet worden door het Europees Parlement en de Raad tezamen.
- Het verband tussen art. 10 lid 2 VEU en de gewone wetgevingsprocedure, zoals bedoeld
in art. 289 lid 1 VWEU, is dat het Parlement en de Raad beide verantwoordelijk zijn voor
een verordening, richtlijn of besluit aan het nationaal parlement en de Unieburgers.
b. Voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bepaalde artikel 189 EG dat het
Europees Parlement bestond uit ‘de vertegenwoordigers van de volkeren van de lidstaten’.
Leg uit waarom het huidige artikel 14 lid 2 VEU in dit opzicht formeel een grote
verandering betekent.
- Art. 14 lid 2 VEU, geeft aan dat het Europees Parlement bestaat uit vertegenwoordigers
van de burgers van de Unie en heeft betrekking tot het huidige EU. Art. 189 EG, daarin
tegen ging specifiek over de economische handel binnen de EU, zonder heffingen,
beperkingen en koersproblemen.
c. Leg aan de hand van artikel 14 lid 2 VEU en de zetelverdeling tussen lidstaten uit of iedere
EU parlementariër evenveel Europese burgers vertegenwoordigt.
- Op grond van art. 14 lid 2 VEU, bestaat het Europees Parlement uit 751 leden, inclusief
voorzitter. Met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, telt het
Europees Parlement 705 leden (incl. voorzitter). Er is een minimum van 6 leden en een
maximum van 96 leden per lidstaat en de vertegenwoordiging gebeurt degressief
evenredig. Degressief evenredig houdt in, dat de zetels die een lidstaat heeft, niet
evenredig is met de bevolkingsomvang. Grotere lidstaten, krijgen meer zetels omdat een
enkele vertegenwoordiger van een lidstaat meer burgers vertegenwoordigd, dan een
kleinere lidstaat. Met het minimum van 6 zetels, behouden de kleinere lidstaten het
voordeel, voor de vertegenwoordiging.
België, Tsjechië, Griekenland, Hongarije, Portugal, Zweden 126
Bulgarije 17
Denemarken 14
Duitsland 96
Estland 7
Ierland 13
Spanje 58
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller patatjespeciaal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.20. You're not tied to anything after your purchase.