Nederland is erg afhankelijk van internationale handel.
Invoeren of importeren → = goederen in het buitenland kopen.
Uitvoeren of exporteren → = goederen verkopen aan het buitenland
Eurozone → = landen die de euro als munt hebben.
Handel buiten de eurozone wordt betaald met vreemde valuta of deviezen → =
buitenlands geld.
Binnen de eurozone alles met euro’s betaald.
Wisselkoers → = prijs van een munt uitgedrukt in andere munt.
berekening: €1 = $ 1,25 → $1 = €1/1,25 = € 0,80
Veranderingen in de wisselkoers hebben invloed op de internationale handel:
Wisselkoers van het land van de verkoper daalt → product goedkoper
Wisselkoers van het land van de verkoper stijgt → product duurder
Internationale handel vindt plaats, omdat:
- landen kunnen bepaalde producten zelf niet maken.
- bepaalde producten kunnen in andere landen goedkoper worden gemaakt
→ betere internationale concurrentiepositie. Veroorzaakt door:
1. Natuurlijke omstandigheden bijvoorbeeld het klimaat voor oogsten
2. Loonkosten
gaat om de loonkosten per product, hangt af van
arbeidsproductiviteit → = hoeveel een arbeider kan produceren per
jaar. De arbeidsproductiviteit kan groter worden door bv machines,
betere scholing.
3. Infrastructuur (= alle wegen en verbindingen)
Met een goede infrastructuur kan de aanvoer van grondstoffen en
halffabrikaten sneller verlopen, ook de communicatie verloopt soepeler.
4. Historische omstandigheden
Kennis over een product eenmaal ontwikkeld en geconcentreerd in een land
dan blijft dat vaak zo.
Internationale arbeidsverdeling → = verschillende landen die zich toeleggen op
verschillende producten.
EU → Europese Unie.
- Je mag in elke lidstaat werken, investeren en handel drijven, dus vrij verkeer van
personen, goederen, diensten en kapitaal.
EMU → Economische en Monetaire Unie
- Hebben de euro als munt.
- Het is fijn dat we prijzen kunnen vergelijken, geen tijd en geld meer verspillen om om
te wisselen
ECB → Europese Centrale Bank
- Landen hebben bevoegdheden overgedragen.
- Afspraken gemaakt over de hoogte van het overheidstekort en de staatsschuld van
de leden.
, Wederuitvoer → = deel van de goederen die zijn ingevoerd om hieruit naar
andere landen te worden uitgevoerd zonder iets aan het product te hebben
gedaan.
Toegevoegde waarde → = waarde van nationaal inkomen, alleen
productiewaarde telt mee → heeft tot inkomensvorming geleid. Wederuitvoer
levert minder toegevoegde waarde op
Formules:
deel : geheel x 100 %
nieuw - oud : oud x 100 %
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Meikebr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.38. You're not tied to anything after your purchase.