1. Uitgangspunten Wro
2. Ruimtelijke instrumenten
3. Het bestemmingsplan
4. Planprocedure en beroep
5. Toetsing van het bestemmingsplan
6. Interbestuurlijk toezicht
7. Het omgevingsplan
8. Interbestuurlijk toezicht in de Omgevingswet
9. Vragen?
Wat is ruimtelijke ordening? Ruimtelijke ordening heeft geen vast omlijnende definitie, maar het gaat
eigenlijk over het hele juridische stelsel dat het gebruik van de grond reguleert. En onder gebruik van
de grond verstaan wij ook water dus ruimtelijke ordening ziet ook op water. Ruimtelijke ordening is
grotendeels geregeld in de Wro maar niet helemaal. Grote onderdelen van het ruimtelijke
ordeningsrecht zijn ook weer te vinden in de Wabo maar ook in de Wet Milieubeheer en de
Tracéwet. Sommige onderwerpen zal je dus in andere wetten aantreffen.
Uitgangspunten Wro
Twee belangrijke uitgangspunten!
• Scheiding tussen beleid en bindende normstelling
Dat is een keuze die in de Wro is gemaakt. Er zijn instrumenten waarin uitsluitend beleid is
opgenomen en waarin geen juridisch bindende normen zijn opgenomen en er zijn
instrumenten waarin juist wel die bindende normen zijn opgenomen. Voor de
inwerkingtreding van de Wro hadden we de Wet op de ruimtelijke ordening en daarin was
deze scheiding niet zo strikt gemaakt. Dat leidde vaak tot verwarring. Dan kon je in
beleidsdocumenten opeens bindende normen aantreffen en soms ook normen die dus
kwalificeerden als besluiten en daar had je dus beroep tegen in moeten stellen als je daar
iets tegen had willen moeten doen. In 2008 is bij de invoering van de huidige Wro besloten
dat aan die verwarring een einde moet worden gemaakt. Er is een duidelijke scheiding
gekomen in instrumenten waarin het beleid staan en instrumenten waarin bindende normen
voor burgers en bedrijven staan. Voorbeeld: in de structuurvisie staat beleid en kan je geen
beroep tegen instellen. In een bestemmingsplan staan de voor het bedrijf en burgers
bindende normen en daar kan je wel beroep in tegen stellen.
• Decentraal, tenzij…
Dat betekent dat in beginsel is de ruimtelijke ordening een gemeentelijke taak maar
ruimtelijke ordening is een taak van alle drie de overheidslagen, zowel van de gemeente,
provincie als Rijk. Het is echter in beginsel een gemeentelijke taak. Dat houdt in dat de
gemeente wordt gezien als de overheidslaag die het meest geschikt is om de ruimtelijke
ordening te regelen maar de provincie en het Rijk komen in beeld zodra er een provinciaal of
nationaal ruimtelijk belang aan de orde is. Dan krijg je snel de discussie wanneer daar sprake
van is. Wanneer is er sprake van een provinciaal of nationaal belang waarbij je dus de
bevoegdheden van de gemeente kan overrulen met de bevoegdheden van de provincie en
, het Rijk. Voorbeeld: bij de aanleg van een landelijke snelweg. Dat is een nationaal ruimtelijk
belang en daar heeft het Rijk bevoegdheden. Bij de aanleg van grote waterbergingsgebieden
zie je vaak dat de provincie zegt dat dit een groot project is met een provinciaal belang. Ook
wat betreft de aanleg van provinciale snelwegen. Maar er is soms discussie.
• Ruimtelijke ordening op drie niveau’s
De instrumenten zijn verdeeld op drie niveau’s: Rijk, provincie en gemeente maar de
invulling van die instrumenten wordt sterk beïnvloed door Europese richtlijnen. Je zou dus
bijna kunnen spreken van ruimtelijke ordening op vier niveau’s. De EU is dus een vierde
bestuurslaag waar rekening mee moet worden gehouden.
• Bevoegdheden in medebewind (artikel 124, tweede lid, Grondwet)
Van belang is dus dat je beseft dat de bevoegdheden op de ruimtelijke ordeningsterrein, dus
het vaststellen van een bestemmingsplan bijvoorbeeld, is geen autonome bevoegdheid. In
art. 124 Gw zie je twee typen bevoegdheden: autonome bevoegdheden en bevoegdheden in
medebewind. Bij autonome bevoegdheden heb je veel vrijheid en is er vrij weinig
mogelijkheid tot toezicht door de hogere bestuursorganen. Gemeenten hebben geen
autonome bevoegdheid tot vaststelling van een bestemmingsplan. De bevoegdheden van
gemeenten op het gebied van de ruimtelijke ordening zijn medebewindsbevoegdheden. Dat
betekent dat regelingen door het bestuur gevorderd kunnen worden van hoger hand. Dat
betekent ook dat er veel meer toezicht mogelijk is. In de ruimtelijke ordening zie je duidelijk
medebewindsbevoegdheden terug. Provincie en Rijk hebben best veel mogelijkheden om
uiteindelijk de keuzes van de gemeenten te beïnvloeden en soms te overrulen. Er is vrij veel
sturing en interventie door het Rijk en de provincie mogelijk. Voorbeeld: probleem intensieve
veehouderij in Noord-Brabant heeft een gemeentelijk overstijgend belang. Hier gaat de
provincie bevoegdheden aan zich trekken en dat is ook juist in het kader van de ruimtelijke
ordening.
• Sturing en interventie door Rijk en provincie mogelijk
• Centrale norm is steeds “een goede ruimtelijke ordening”
Als je in de Wro kijkt is de centrale norm een goede ruimtelijke ordening. Bij alle
bevoegdheden die het Rijk, provincie en gemeente hebben zie je steeds dat daar wordt
gezegd dat je bijv. een bestemmingsplan kan vaststellen in het kader van een goede
ruimtelijke ordening. Dat is de centrale norm en uiteindelijk het streefbeeld van al die
ruimtelijke bevoegdheden. Je moet streven naar een goede balans tussen verschillende
ruimtelijke belangen en een evenwichtige verdeling van functies. Dat is dus een vrij vage
open norm die heel veel beslissingsruimte meebrengt voor bestuursorganen.
, Ruimtelijke instrumenten
Structuurvisies
(art. 2.1-2.3) Omgevingsvergunning tot afwijking van bp Tracébesluit
(art. 2.12) (Tracéwet)
Wro Wabo Overig
Bestemmingsplan
(art. 3.1)
Wijziging- of uitwerkingsplan
(art. 3.6)
Omgevingsvergunning voor bouwen Projectplan
(art. 2.1, onder a en 2.10) (Waterwet)
Inpassingsplan
(art. 3.26 en 3.28)
Algemene regels
(art. 4.1 en 4.3) Omgevingsvergunning voor
Aanwijzingbesluit
werk/werkzaamheden
Wet natuurbescherming
Ontheffing (art. 2.1, onder c)
(art. 4.1a en 4.3a)
Ruimtelijke instrumenten = instrumenten waarmee je het gebruik van grond en gebouwen kan
reguleren.
De Wro:
Structuurvisies: dat zijn de beleidsdocumenten. Daar staan geen bindende normen in zoals in
een bestemmingsplan wel staan. Structuurvisie geeft op lange termijn het beleid aan wat een
bestuursorgaan nastreeft op het gebied van de ruimtelijke ordening. De wet stelt de
structuurvisie verplicht voor de gemeenten, provincie en het Rijk (zie art. 2.1-2.3 Wro). Dus
alle drie de lagen hebben hun eigen ruimtelijke beleid. Tegen een structuurvisie kan je geen
beroep instellen. Die structuurvisie is vrij belangrijk want stel dat jij een
omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan aanvraagt, dan helpt het
enorm als jouw project wel past binnen dat beleid. Dan heb je een veel grotere kans dat de
omgevingsvergunning wordt verleend. Dus die structuurvisies zijn wel van belang.
Bestemmingsplan: die bestemmingsplannen regelen de gebruiks- en bouwmogelijkheden
van de gronden. Dus als je ergens iets wil bouwen of gebruiken heb je vrijwel altijd te maken
met een bestemmingsplan.
Wijziging- of uitwerkingsplan: die bevoegdheid tot het vaststellen van een wijziging- of
uitwerkingsplan moet gegeven zijn in een bestemmingsplan. En uiteindelijk gaan die
wijziging- en uitwerkingsplannen ook weer deel uitmaken van dat bestemmingsplan.
Inpassingsplan: provinciaal of nationaal instrument om zelf als provincie of Rijk projecten te
verwezenlijken. Een inpassingsplan is eigenlijk niks anders dan een bestemmingsplan maar
dan van de provincie of het Rijk.
Algemene regels: dat zijn regels die zowel de provincie als het Rijk kunnen stellen en die
gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten in acht moet nemen. Dus dan kan je bijv.
denken dat het Rijk regels stelt op het bouwen op en in primaire waterkeringen. Dat je bijv.
niet mag heien in een dijk. In het Barro (art. 4.3 Wro) kan je de algemene regels van het Rijk
vinden. Daar staan ook regels in over de bescherming van het Waddengebied. Algemene
regels vind je ook in veel provinciale verordeningen (art. 4.1 Wro). Soms komt het voldoen
aan die algemene regels niet goed uit. In de Wro is hiervoor het instrument van de ontheffing
opgenomen. Die ontheffing wordt alleen verleend als je kan aantonen dat er sprake is van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller madiha_e. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.