College 1: H5, 6, 20 – biologische achtergrond & psychopathologie
Aantekeningen
Harry Harlow – experiment met aapjes en moeders. Er is dus een sterke aangeboren
behoefte aan geborgenheid.
John Bowlby – hechtingstheorie; gebrek aan liefde en aandacht in de eerste levensfase kan
voor serieuze problemen zorgen.
Skinnerbox 1930 – gedrag veranderen kan dmv straf en beloning (conditionering). Dit is dus
de tegenhanger van de ethologie.
Nico Tinbergen – onderzoekt meeuwenkuikens. Op rode stip ‘’moeders’’ snavel pikken is
aangeboren gedrag om eten te krijgen, niet aangeleerd. Dit ging dus in tegen behaviorisme
(alles is aangeleerd).
Lorentz – bewijst dat moederliefde is aangeboren dmv ganzenkuikens. Het eerste wat een
ganzenkuiken ziet bewegen beschouwt hij als zijn moeder. Dit is imprinting; niet aangeleerd
maar aangeboren (instinct).
-> Tinbergen en Lorentz zorgden ervoor dat Bowlby zijn theorie bedacht
Nico Tinbergen was geïnteresseerd in het natuurlijke gedrag van dieren: ‘’als je gedrag echt
wil begrijpen moet je de volgende vragen beantwoorden’’
1. Mechanisme: hoe komt het gedrag tot uiting? Welke processen vinden plaats tijdens het
gedrag?
2. Ontwikkeling: deed het dier altijd al zo? Aangeleerd/aangeboren?
3. Functie: hoe beïnvloedt dit gedrag de kans op overleving en reproductie?
4. Evolutie: hoe is dit gedrag ontstaan door de evolutie?
-> vraag 3 en 4 zijn ultimate verklaringen voor gedrag.
Evolutionaire oorsprong
= te vinden in alle dieren waarin nageslacht afhankelijk is van zorg.
-> voortplantingsstrategieën = als dier heb je beperkte keuzes voor waarin je je tijd en
. energie kan investeren (life history theory). Je kan investeren in je nageslacht op
. verschillende manieren.
- kikker/schildpadden: produceren heel veel nageslacht, zorgen er bijna niet voor.
. Maar een klein deel blijft daardoor in leven.
- zoogdieren: produceren maar weinig nageslacht, zorgen er heel veel voor.
. Nageslacht blijft veelal leven.
Hormonen gaan door ons lijf via het bloedvatenstelsel, daardoor kunnen ze overal in je
lichaam komen. Hormonen zijn boodschapperstoffen die je hele lichaam in een andere
toestand brengen. Bij zorggedrag is het hormoon oxytocine van invloed: is ook van functie bij
bevallen en borstvoeding, maar ook bij de binding tussen moeder en kind.
De invloed van hormonen op gedrag
testosteron: invloed op
- cognitieve empathie neemt af
- vertrouwen neemt af
- emotieregulatie vermindert
- sensitiviteit neemt toe
-> Als een man vader wordt daalt testosteron het hardst (life history theory; je hebt het nu
niet meer nodig, want spieren < zorg).
,oxytocine: leidt tot
- positieve effecten op zorggedrag
- cognitieve empathie neemt toe
- sensitiviteit neemt toe
- emotie regulatie & herkenning verbetert
- jouw beloningssysteem in je hersenen. Hoe meer oxytocine, hoe meer beloning je ervaart
als je bij je kinderen bent
cortisol: gevolgen daarvan zijn
- meer empathisch vermogen
- positievere reacties op een huilend kind
- stress ; wat minder sensitieve reactie naar kinderen toe
prolactine: zorgt voor
- sensitiviteit voor huilend kind
- aanmaak moedermelk
Cognitieve empathie = de mogelijkheid om de emoties van anderen te herkennen en een
voorstelling te kunnen maken van andermans perspectief. Empathie zorgt ervoor dat we
positief gedrag naar anderen kunnen vertonen en het bevordert ook sociale interacties en
relaties.
Cognitief = het vermogen om iets te leren. De betekenis van cognitief kun je omschrijven
als al hetgeen wat met het verstand te maken heeft.
De rol van stress
oxytocine kan stress (cortisol) onderdrukken in combinatie met sociale steun.
Positief voor zorggedrag: hormonale stressrespons met adrenaline (komt direct vrij), hpa-as
(serie van hormonen die cortisol aan maken) en cortisol.
-> bij huilende baby’s gaan je stresshormonen, testosteron en prolactine omhoog. Deze
. helpen jou om te gaan met een lastige situatie, bv zorggedrag. Cortisol zorgt voor een .
. wat minder sensitieve reactie naar kinderen toe. !!
Stress in het vroege leven bij kinderen
onderzoek laat zien dat bij kinderen die al vroeg stress ervaarden:
- zij een verstoord biologisch systeem/hormoonhuishouding hebben
- zij een veranderde gevoeligheid hebben voor oxytocine en cortisol (stress), waardoor
. oxytocine geen effect heeft op hun zorggedrag (ze zijn minder gevoelig voor oxytocine
. omdat hun jeugd hen minder gevoelig heeft gemaakt). Terwijl juist deze mensen oxytocine
. nodig zouden kunnen hebben voor hun zorggedrag.
- mensen met een moeilijke jeugd hebben een kleinere 'ingroup', doordat ze wantrouwender
. zijn (door hun jeugd). En oxytocine lijkt juist positieve effecten te hebben voor de ingroup,
. niet voor de outgroup. Dus oxytocine heeft op deze mensen geen effect.
-> dit leidt tot intergenerationele overdracht = opvoedgedrag kan zich herhalen over
. generaties (net zoals type hechting).
Harsh parenting
-> ->
reduced: verminderde sensitiviteit
- social sensitivity voor oxytocine &
- empathy veranderd functioneren van
- emotional control de hpa-as
<-
,Psychopathologie ASS (probleemgedrag)
hormonen zijn betrokken bij angst, agressie, empathie, relaties en hechting. Dit is relevant
voor ASS (autisme spectrum stoornis).
-> een van de hormonen die een rol lijkt te spelen bij ASS is testosteron: de blootstelling aan
. testosteron die een kind heeft ervaren in de baarmoeder (van zichzelf en de moeder). Hoe
. meer testosteron in de baarmoeder, hoe meer kans op ASS. Ook kan testosteron
. gebieden in de hersenen die betrokken zijn bij (cognitieve) empathie beïnvloeden.
Sekseverschillen zijn vergelijkbaar met effecten van ASS:
- automatische imitatie
- mind reading (=cognitieve empathie)
- taalvaardigheden
- neurale effecten
-> testosteron kan zorgen voor verschillen tussen mannen en vrouwen, en voor verschillen
tussen mensen met en zonder ASS. Dus veel van de kenmerken die typisch zijn voor ASS,
komen ook naar voren komen wanneer we naar verschillen tussen mannen en vrouwen
kijken. Het is idee is dus dat 'het ASS-brein' (voor zover dat bestaat) versterkte kenmerken
van het meer mannelijke brein heeft (‘’extreme male brain’’).
Kortom: testosteron kan op latere leeftijd gebieden in de hersenen aantasten die betrokken
zijn bij cognitieve empathie.
H5 - Neurobiologische achtergronden van opvoeding
Technieken om hersenactiviteit te meten: EEG (elektro encefalografie) en fMRI (functionele
magnetic resonance imaging). EEG wordt ook binnen pedagogiek gebruikt in onderzoeken
naar relaties tussen opvoeding, ontwikkeling en informatieverwerking. fMRI brengt de
structuur en de activiteit van de hersenen in kaart. Vooral ingezet in onderzoek bij
volwassenen en oudere kinderen (scan maakt hard geluid).
fMRI en MRI is niet hetzelfde, maar maakt gebruik van dezelfde techniek. fMRI is een andere
toepassing van een MRI apparaat. Je gebruikt dezelfde techniek om naar iets anders te
kijken. !!
Amygdala betekent 'amandel' (daar lijkt ie een beetje op), en is belangrijk bij angst en het
waarnemen van dreiging. De insula (betekend eiland) is belangrijk bij walging en empathie,
meevoelen met een ander. De inferior frontale gyrus ken je misschien al, dat is een andere
naam voor het gebied wat ook 'broca' genoemd wordt.
Empirisch onderzoek
- EEG-onderzoek bij baby’s en kinderen
meest gebruikte methode om bij baby’s de hersenactiviteit te meten. Bij de jonge kinderen is
het taalvermogen beperkt en is de motoriek nog volop in ontwikkeling, dus is een EEG een
van de bruikbaarste manieren om informatie te krijgen over de cognitieve en emotionele
toestand & informatieverwerking van jonge kinderen.
Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van depressie van de moeder op de
hersenactiviteit van het kind. Daarbij wordt vooral gebruik gemaakt van frontale
asymmetrie. Dat is het verschil in activiteit van de linker en rechter frontale cortex (voorste
delen v.d. hersenen). Bij volwassenen bestaat een duidelijk verband tussen de frontale
asymmetrie en approach-withdrawal motivatie, ofwel de neiging ergens naar toe te gaan
(=linker frontale gebieden) of terughoudendheid (=rechter frontale gebieden). !!
-> bij het onderzoek bleek dat bij baby’s met een depressieve moeder meer sprake was van
rechter frontale asymmetrie (= sterkere activiteit van de rechter dan de linker frontale
, gebieden), in vergelijking met baby’s met een gezonde moeder.
-> om de invloed van de gehechtheidsrelatie met een ouder of verzorger, of de afwezigheid
daarvan, op de ontwikkeling van baby’s en jonge kinderen te bestuderen wordt onderzoek
gedaan in oa weeshuizen in Roemenië. In die weeshuizen wordt lichamelijk goed voor de
kinderen gezorgd, maar een duurzame band met een vaste verzorger ontbreekt. Deze
kinderen worden vergeleken met kinderen die in een gewone gezinssituatie opgroeien en
met kinderen die vanuit een weeshuis in een pleeggezin zijn geplaatst. EEG-onderzoek laat
zien dat bij de weeshuiskinderen dat grote gevolgen kan hebben op de ontwikkeling van hun
hersenen. Zij hadden een hersenactiviteit met meer langzame en minder snelle golven in het
EEG dan ‘normale’ kinderen. Ook werd er bij weeshuiskinderen aanwijzingen gevonden voor
corticale hypo-arousal (een minder sterke reactie v.h. brein) tijdens het kijken naar
gezichten in vergelijking met ‘normale’ kinderen.
Maar bij kinderen die vanuit een weeshuis naar een pleeggezin gingen, deden aan catch-
up: bij hen was het verschil met ‘normale’ kinderen op 3,5-jarige leeftijd minder groot.
- EEG-onderzoek bij volwassenen
bij volwassenen worden EEG en fMRI gebruikt. Gehechtheidsrepresentaties zijn mentale
structuren, dus kunnen deze worden gemeten bij de hersenactiviteit.
-> in één studie bleken volwassenen met een angstig-vermijdende
gehechtheidsrepresentatie bij het zien van negatieve plaatjes een sterkere late positive
potential (een signaal v.h. brein dat samenhangt met de aandacht; hoe meer aandacht, hoe
sterker het signaal) te laten zien dan anderen. Zij besteedden dus relatief veel aandacht aan
negatieve beelden.
Vrolijke filmpjes lokken vaak linker symmetrie uit (toenadering), en beangstigende filmpjes
riepen vaak rechter symmetrie op (terughoudendheid).
Oxytocine
= een hormoon dat wordt geproduceerd in de hypothalamus, vanuit de hypothalamus gaat
het naar de hypofyse en komt het in het bloed terecht (als hormoon), of het gaat vanuit de
hypothalamus naar gebieden in de hersenen met oxytocine-receptoren (dan is het een
neurotransmitter).
Oxytocine is voornamelijk werkzaam bij de bevalling en om moedermelk aan te maken. Extra
toedienen moet via de neus, want de moleculen zijn groot.
Oxytocine kan, in combinatie met sociale steun, stress (cortisol) verlagen. Dat zorgt voor het
versterkte gevoel van vertrouwen en verbondenheid.
Oxytocine heeft effect op jouw beloningssystemen in je hersenen. Hoe meer oxytocine je
hebt, hoe meer beloning je ervaart als je bij je kinderen bent. Dit heeft dus positief effect op
het opvoedgedrag van ouders. Ook stimuleert oxytocine de vader-kindinteractie; vaders
lieten na toedienen van oxytocine meer stimulerend spel met hun kinderen zien.
Oxytocine kan dus sensitieve interactie met kinderen stimuleren. Sensitiviteit = een prompte
en adequate reactie op een signaal van het kind. Daarvoor moet het signaal wel goed
worden waargenomen en juist worden geïnterpreteerd.
Onderzoek: beïnvloedt oxytocine de verwerking van babygeluiden in de hersenen?
in de oxytocinegroep bleek de amygdala minder actief te worden tijdens het luisteren naar
huilen, terwijl de insula en de onderste frontale gyrus juist meer geactiveerd werden. Gelet
op de functie van die gebieden lijkt oxytocine angst en afkeer te verminderen (minder
amygdala activiteit) en empathie te bevorderen (meer insula & onderste frontale gyrus
activiteit). Oxytocine verhoogde dus het plezier in luisteren naar huilende baby’s.
Bij een studie onder dieren bleek dat oxytocine het ‘tend-and-defend’-gedrag verhoogde; de
eigen pups moesten beschermd worden tegen vreemdelingen wat zorgde voor agressie bij
de ouders.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jannaberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.45. You're not tied to anything after your purchase.