100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Maatschappijwetenschappen Seneca Deel 3, hoofdstuk 15 en 16 $5.55   Add to cart

Summary

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Seneca Deel 3, hoofdstuk 15 en 16

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Level

In dit document staat een 17 pagina lange samenvatting van hoofdstuk 15 en 16 uit Seneca Maatschappijwetenschappen vwo lesboek deel 3. Alles in het boek is terug te vinden in deze samenvatting, het staat er alleen in begrijpelijker Nederlands. Met deze samenvatting zou het zo moeten zijn dat je het...

[Show more]

Preview 3 out of 17  pages

  • July 5, 2021
  • 17
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Paragraaf 15.1: Context: Westfaalse statensystemen

- De inleiding van dit hoofdstuk slaat op einde van Dertigjarige Oorlog (1648), einde van de
Tachtigjarige Oorlog en de geboorte van het Westfaalse statensysteem. Het ontstaan van
het statensysteem was een unieke wending.
- Als gevolg van staatsvorming is tussen de elfde en zeventiende eeuw het statensysteem
ontstaan in West-Europa. Door het ontstaan van het protestantisme kwam er een strijd
tussen katholieke en protestantste vorsten. Duitsland had geen rol, dat was verdeeld.
Nederland bestond nog niet, maar de Republiek hoorde bij Duitsland tot 1581. Het ging mis
in de 17e eeuw, Duitsland werd binnen 30 jaar verwoest door verschillende legers. Mensen
respecteerden elkaars geloof niet, ook zagen vorsten de kans hun macht en bezit te
vergroten om Romeinse keizer te worden. Na 30 jaar was het klaar, Europa zou hierna nooit
meer één kunnen zijn. Dat werd geaccepteerd: twee geloven, meerdere vorsten en geen
keizer. Het einde van het Romeinse Rijk kwam dus eigenlijk pas in 1648 in Westfalen tot
stand.
- Eigenlijk is hier sprake van een revolutie in het denken (maatschappelijke rationaliteit). Er
werd bedacht dat elke wereldburger een inwoner is van een land, van een staat. Met een
paspoort is iemand zelfs staatburger. De staat beschermt die burger (geweldsmonopolie) en
de burger heeft daarmee rechten en plichten gekregen. Het recht op bescherming wordt
geruild tegen de plicht om belasting te betalen (belastingmonopolie) en de plichten om het
gezag van de overheid te accepteren en eventueel dood te gaan bij het beschermen van het
land.
- Na 1648 werd er in de vrede het non-interventiebeginsel of soevereiniteitsbeginsel
opgenomen. Dit hield in dat staten zich niet mochten bemoeien met elkaars interne
aangelegenheden, noch positief, noch negatief. Diplomaten en ambassadeurs werden
uitgewisseld en tekenden verdragen om de verwoestende godsdienstoorlogen te
voorkomen. Voortaan waren oorlogen niet meer om godsdienst, maar om het vergroten van
de macht. Daarnaast golden de Europese regels evenwel lange tijd niet en de Europeanen
hadden er ook geen belang bij zichzelf daar aan deze regels te houden.
- Conflict:
 Conflicten komen op elk niveau voor. Ze kunnen zowel latent (onzichtbaar aanwezig)
als manifest (zichtbaar conflict) van aard zijn, waarbij de betrokken actoren
conflictgedrag laten zien. Bij maatschappelijke of sociale conflicten spelen vaak
machtsverschillen tussen individuen, groepen of landen een rol.
 Vanuit het functionalisme-paradigma ziet men de maatschappij als een organisme,
waarin de samenstellende delen elk een eigen functie vervullen. Zij bevorderen de
orde, harmonie en groei en dragen bij aan het maatschappelijke systeem. In het
functionalisme-paradigma wordt het conflict gezien als een uitzonderingstoestand.
Ze ontstaan uit het niet goed functioneren van de relaties tussen mensen, instanties,
collectiviteiten of staten. Conflicten zijn dus een symptoom van slecht
functionerende samenlevingen. Ze komen altijd voor, maar zijn bedreigend voor de
maatschappelijke orde en moeten daarom vermeden worden.
 Vanuit het conflict-paradigma heeft men minder aandacht voor de vraag hoe de
orde in de maatschappij gerealiseerd kan worden, maar meer voor de conflicten.
Men ziet de maatschappij als een ‘arena’ waarin groepen en individuen voortdurend
met elkaar strijden, bijv. voor macht of geld. In dit perspectief zou de afwezigheid
van conflicten juist als pathologisch (ziekelijk, abnormaal) gezien worden. Conflicten
worden niet per se als negatief gezien, omdat zij ook vaak fungeren als de motor van
maatschappelijke verandering. Conflicten kunnen over echt van alles gaan. Het
conflict-paradigma beklemtoont de machtsverschillen en de voortdurende strijd
tussen mensen en groepen om hun eigenbelang te maximaliseren en de eigen


1

, opvattingen en wensen te realiseren. Binnen het conflict-paradigma zijn er twee
stromingen.
 In de eerste conflicttheorie staan de ongelijke materiële verschillen tussen
de bezittende en de bezitloze klasse centraal. De ongelijkheid in de
bezitsverhouding leidt volgens Marx tot een onvermijdelijk conflict
resulterend in het omverwerpen van het op economische ongelijkheid en
uitbuiting gebaseerde systeem. Conflicten hebben te maken met
tegengestelde belangen, zoals de ongelijke verdeling van macht of welvaart.
Zij kunnen leiden tot een verandering van de maatschappelijke orde.
 In een andere stroming (Huntington) staat centraal dat maatschappelijke
conflicten tussen bevolkingsgroepen hun oorsprong kunnen hebben in
uiteenlopende sociale en culturele verschillen. Veel conflicten hebben een
godsdienstige, etnische en/of politieke achtergrond of hebben
belangentegenstellingen.
 Sociaal-constructivisme: Hieruit kijkt men naar de handelingen van mensen in
conflict- en samenwerkingssituaties en is men geïnteresseerd in de betekenis die er
door verschillende actoren aan bepaalde gedragingen gehecht wordt.
 Rationele-actor-paradigma: Hierbij is de aandacht vaak gericht op hoe verschillende
personen of groepen die tegengestelde doelen of belangen hebben met elkaar
omgaan, proberen samen te werken en samen te leven en bij conflicten gezamenlijk
tot een oplossing komen. Conflicten kunnen ook een belangrijke vernieuwende
functie hebben.
- Politieke conflicten
Verschillen van mening en conflicten over hoe de samenleving/wereldorde er uit zou moeten
zien en over hoe die ingericht is, zijn voortdurend aan de orde in de politiek. De botsing van
verschillende ideeën over de wenselijke inrichting en over de koers, kan leiden tot politieke
conflicten. Het gaat hier vaak om economische kwesties of over ongelijkheid (macht of geld),
maar ook over niet materiële zaken, zoals privacy of euthanasie. Deze conflicten kunnen
nationaal en internationaal vele gedaanten aannemen.

Paragraaf 15.2: Analyse van het statensysteem

- Staten
 Staten zijn het hoogste gezag op een grondgebied en het draait voor een belangrijk
deel om soevereiniteit, zowel interne als externe. Interne soevereiniteit betekent
dat de staat door de bevolking wordt erkend als het hoogste gezag op het
grondgebied dat tot de staat behoort. Een staat heeft het geweldsmonopolie en
belastingmonopolie. Bij een staat is sprake van interne soevereine macht als die:
1. Heerst over een bevolking;
2. Een bepaald grondgebied beheerst;
3. In dat grondgebied het gewelds- en belastingmonopolie heeft.
 Externe soevereiniteit houdt in dat een staat zowel erkend wordt door andere
staten als dat een staat niet onder het gezag van een andere staat valt. Als dit
ontbreekt, kan dat leiden tot andere staten die zich gaan bemoeien met de interne
aangelegenheden van dat land.
- Falende staten
 In sommige landen accepteert de bevolking een macht boven zich niet, daar is er
sprake van een opstandige bevolking of bevechten groepen burgers elkaar. In zo’n
situatie is er geen interne soevereiniteit. We spreken dan van fragiele staten (of
falende staten). Zo’n staat kan vaak zijn grondgebied niet beheersen, veiligheid
garanderen, of de staat heeft niet meer het geweldsmonopolie.


2

,  De grens tussen een fragiele staat en een functionerende staat is soms moeilijk. Het
is een glijdende schaal. Er zijn twee kenmerken waar een fragiele staat niet meer
goed toe in staat is:
1. De interne rechtsorde handhaven. Het is dan een anarchie
(regeringloosheid), dus een land zonder politiek bestuur met het risico op
een oorlog van allen tegen allen.
2. Belangrijke openbare diensten (collectieve goederen) kunnen niet geleverd
worden. Dit is dan te merken bij bijv. een natuurramp.
 Veel fragiele staten bestaan op plekken waar vroeger een koloniale macht was. Na
de dekolonisatie die plaatsvond (na WOII), vervielen veel voormalige koloniën in een
dictatuur. Vaak bevoordeelde de leider zijn eigen groep. Deze machthebber werd
tijdens de Koude Oorlog vaak kritiekloos door de SU of de VS ondersteund. De
bevolking werd verwaarloosd. Na de val van de Berlijnse Muur viel de sponsoring
door de supermachten weg. Daarmee kwam ruimte voor opstanden, waardoor ook
het aantal burgeroorlogen (intrastatelijke conflicten) toenam. Het aantal
interstatelijke conflicten nam af.
- Globalisering en opkomende staten
 Globalisering heeft op verschillende staten verschillende effecten. Eén van de
negatieve effecten is dat grenzen soms vloeibaar zijn geworden en dat terroristisch
geweld overal op de wereld voorkomt. Fragiele staten, die hun grenzen niet kunnen
beschermen, hebben hier meer last van.
 Globalisering heeft voor sommige staten ook positieve gevolgen. Dat zijn vooral
staten die profiteren van de economische groei, zoals de opkomende staten (BRICS
(Brazilië, Rusland, India, China, South Africa)). Zij worden belangrijker en krijgen
meer macht. De machtspositie van de VS en EU neemt daardoor af. Deze veranderde
machtsverhoudingen hebben gevolgen voor de relaties. Zo willen opkomende staten
ook meer belangrijke posities hebben in organisaties, zoals de VN.
- De Verenigde Naties
 Niet alle staten zijn gelijkwaardig aan elkaar. Wat een staat machtig maakt, hangt af
van veel factoren en de invloed van een staat verschilt.
 De VN bestaan uit twee onderdelen waar belangrijke beslissingen genomen worden:
de Algemene Vergadering en de VN-Veiligheidsraad. De Algemene Vergadering
bestaat uit alle lidstaten van de VN en kan ‘resoluties’ aannemen. Resoluties zijn
uitspraken van de meerderheid, vaak aangehaald in internationaal recht, daarmee
hebben ze gezag. Tegelijkertijd zijn ze niet bindend voor de lidstaten. De Algemene
Vergadering kan de uitvoering van resoluties niet afdwingen.
 De VN-veiligheidsraad kan resoluties wel afdwingen. De Veiligheidsraad heeft vijftien
leden en recht om de externe soevereiniteit van staten aan te tasten. Ze kunnen
bindende sancties opleggen (bijv. boycot of embargo). In het uiterste geval kunnen
ze militaire geweldsmiddelen inzetten door lidstaten. Soms wordt geweld toegestaan
uit humanitaire redenen. Ook kan de Veiligheidsraad problemen als een
burgeroorlog of vluchtelingenstroom zien als bedreiging van de internationale vrede
en veiligheid, waardoor ze kunnen ingrijpen.
 De VN-Veiligheidsraad bestaat uit vijf permanente en tien tijdelijke leden. De vijf
permanente zijn de winnaars van de Tweede Wereldoorlog: de VS, het VK, Rusland,
Frankrijk en China. De andere tien worden gekozen door de Algemene Vergadering
en zij horen er dan twee jaar bij. De tien leden zijn niet helemaal willekeurig, het
hangt samen met regionale groeperingen. Zo zijn er drie uit Afrika, om te voorkomen
dat die belangen minder vertegenwoordigd worden. De positie van deze vijf staat
ook onder druk: Brazilië en India willen een machtigere positie.
 De VN-Veiligheidsraad is dus een machtig orgaan, zij mogen het non-
interventiebeginsel schenden, in de praktijk valt dat tegen. Dat komt doordat de vijf

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller beaudineslijper. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.55. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83249 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.55
  • (0)
  Add to cart