Strafrecht bestaat uit formele en materiele bepalingen die opgenomen zijn in het commune
en het bijzondere strafrecht.
Materieel strafrecht = welk gedrag is strafbaar + welke sanctie volgt
Formeel strafrecht = hoe de strafprocedure wordt gevoerd
Wetboek van Strafrecht (materieel) en wetboek van Strafvordering (formeel).
Commuun strafrecht = het algemene straf- en strafprocesrecht.
Bijzonder strafrecht = strafrechtelijke bepalingen die over heel specifieke onderwerpen
gaan. (meeste materiaal)
4 doelen strafrecht: handhaving
Vergelding: slachtoffer het gevoel geven dat er wraak voor hem wordt genomen
Voorkomen eigenrichting: niet willen dat iemand zelf de dader of wraak neemt of
eigen richting nemen.
Preventie: voorkomen van straffen (bang maken).
Generale preventie: afschrikken van gehele maatschappij door sanctienormen neer
te zetten.
Speciale preventie: afschrikken van dader zelf, gericht op individu. taakstraf bv.
Het strafrecht werkt bij speciale preventie op 3 wijzen:
- afschrikking voor dader
- verbetering in het gedrag van de dader
- de samenleving gaat erop vooruit nu dader tijdelijk uit samenleving is
verwijderd.
Resocialisatie: mensen proberen terug te laten keren in de maatschappij (na 2/3 van
straf beginnen)
Ultimum remedium gedachte = belangrijk uitgangspunt in Nederlandse rechtsorde. Latijn
voor laatste oplossing. Het strafrecht bestaat vanuit gedachte dat het pas moet worden
toegepast als er geen redelijke alternatieve oplossingen kunnen worden toegepast.
Legaliteitsbeginsel: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande
strafbepaling. Niks mag strafbaar gesteld worden totdat het in de wet staat.
5 betekenissen van legaliteitsbeginsel:
Geen strafbaar feit zonder wet: slechts gedragingen die wettelijk strafbaar zijn
gesteld, kunnen door de rechter worden bestraft
, Geen straf zonder wet: een burger mag niet worden veroordeeld wanneer zijn
gedrag niet onder een bepaalde wettelijke strafbepaling valt.
Geen terugwerkende kracht: gedragingen kunnen een burger nooit met
terugwerkende kracht strafrechtelijk worden verweten. Alleen een handeling die op
dat moment van handeling met wet in strijd is. Als er iets veranderd gaat het om
moment van de handeling. En andersom in voordeel van dader.
BV. als dader voor 10 jaar vastzit voor iets dat veranderd in 5 jaar dan 5 jaar.
Geen analogische redeneringen: duidelijk moet zijn welke gedragingen strafbaar zijn
en wat de gedragingen precies inhouden.
Wetten moeten duidelijk genoeg zijn (lex certa): als bepaalde gedragingen schriftelijk
in de wet strafbaar is gesteld, dan moet die ook duidelijk genoeg worden
omschreven.
Hoofdstuk 2. Materieel strafrecht
Wanneer spreek je van strafbaar feit (voorwaarden/eisen):
Menselijke gedragingen: gedragingen die uit jezelf komt als menselijk individu en
verricht zijn door een mens.
Aanvulling:
Nalaten
Rechtspersonen
Deelnemingsvormen (meer personen)
Delictsomschrijving: voldaan zijn aan elementen/bestandsdelen uit de wet. De
delictsomschrijving (omschrijving van een gedraging) en sanctienorm (de negatieve
reactie op het gedrag). = samen strafbepaling
Delictsomschrijving wijst gedrag aan dat strafbaar is
Sanctienorm geeft aan welke sanctie mag worden opgelegd bij overtreding van
delictsomschrijving
Wederrechtelijkheid: is het wel strafbaar? Het gedrag moet in strijd zijn met het
objectieve recht. Er is geen rechtvaardiging voor de gedraging.
Verwijtbaar/schuld: de persoon van de dader moet een verwijt kunnen worden
gemaakt van zijn gedrag.
Bestanddelen zijn voorwaarden voor de strafbaarheid die in de wettelijke
delictsomschrijving zijn terug te vinden.
Elementen zijn voorwaarden voor de strafbaarheid die niet zijn opgenomen in een wettelijke
delictsomschrijving.
2 elementen in het Nederlandse strafrecht:
Wederrechtelijkheid = in strijd met het recht (objectief/algemeen recht) en letter van
het recht.
Schuld = de dader moet ook schuld hebben aan zijn daad
,Het materiele strafrecht kent verschillende delictsvormen:
Formele delicten: bij formele delicten wordt in de delictsomschrijving de actieve
handeling ten aanzien van een bepaalde gedraging strafbaar gesteld. Er wordt
niet gekeken naar de eventuele gevolgen.
BV. bij diefstal is het wegnemen verboden. Het is een strafbaar feit op moment
dat het wordt weggenomen.
Materiele delicten: hierbij wordt in delictsomschrijving het laten intreden van een
bepaald gevolg strafbaar gesteld.
BV. het opzettelijk van het leven beroven. Het strafbare feit is gepleegd wanneer
het gevolg intreed de dood.
Commissiedelicten: hierbij wordt in de delictsomschrijving een handelen
strafbaar gesteld. Dit zijn specifieke handelingen die strafbaar zijn gesteld.
BV. verkrachting, moord, mishandeling, diefstal, vernieling, discriminatie.
Omissiedelicten: hierbij wordt in delictsomschrijving een nalaten strafbaar
gesteld.
BV. het niet voldoen aan ambtelijk bevel en het niet verlenen van hulp. Je hebt
iets gedaan wat je wel had behoren te doen.
Variatie op een bepaald strafbaar feit gronddelict
Gekwalificeerd delict: hierbij gaat het steeds om ernstigere vormen van een
variatie op het gronddelict. Het gronddelict wordt nader gekwalificeerd. Er staat
een zwaardere sanctienorm.
BV. gronddelict = diefstal, gekwalificeerd delict = diefstal met geweldpleging.
Geprivilegieerd delict: hierbij gaat het steeds om een afgezwakte vorm van een
variatie op een bepaald delict. Er staat een lichtere sanctienorm dan het
overtreden van een gronddelict.
BV. gronddelict: doodslag
Gekwalificeerd delict: moord
Geprivilegieerd delict: kinderdoodslag
Wetboek van strafrecht bestaat uit 3 boeken:
Algemene deel
Misdrijven
Overtredingen
Normaal gesproken is een misdrijf een ‘zwaarder’ type delict dan een overtreding.
Of iets een misdrijf of een overtreding is wordt bepaald door de plaatsing in boek 2 of boek
3. De wet bepaalt of een gedraging in strijd met een delictsomschrijving als misdrijf of
overtreding moet worden gekwalificeerd.
, Hoofdstuk 3 materieel strafrecht: opzet en schuld
Opzet = de dader is zich bewust geweest van zijn handeling en heeft dit ook gewild.
Ingeblikte opzet = als het woord ‘opzet’ ontbreekt en het moet uit het woordgebruik worden
afgeleid. Opzet is verwerkt in het werkwoord.
Schuldvormen:
Schuld in ruime zin
Opzet (dolus intentie):
Oogmerk: willens en wetens. ‘Zwaarste’ schuldvorm. Het uitvoeren van een
bepaalde handeling omdat men ervan overtuigd is dat een gevolg zal intreden. De
dader handelt willens en wetens om een doel te bereiken.
Oogmerk op NAASTGELEGEN doel en niet op het uiteindelijke doel.
BV. als je iets doet wat je niet mag maar je doet het toch ook al is het voor iets
anders.
Noodzakelijkheidsbewustzijn (zekerheidsbewustzijn): het doel maakt niets uit, je had
de intentie om dat te doen. Wanneer iemand weet dat zijn handelen ook andere
gevolgen kan hebben en hij toch handelt wetend dat dit gevolg toch intreed.
Voorwaardelijk opzet: geen intentie maar het boeit je niet (onverschilligheid). Minst
zware vorm van opzet.
Willens en wetens
Aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg intreedt en
Een onverschillige of cynische houding ten opzichte van het gevolg
Schuld (culpa geen intentie): het gaat om een onvoorzichtig en onoplettend handelen dat
aan de dader wordt verweten.
Culpa lata = aanmerkelijke schuld
Garantstellung = verhoogde norm. bij veelal mensen wordt een hogere maatstraf verlangd
dan de gemiddelde voorzichtigheid en oplettendheid, zoals bij een bepaald beroep
uitoefenen.
Bewuste schuld: te optimistisch, hopen op een goede afloop. Zwaarste vorm van
schuld. De dader heeft wel stilgestaan bij de mogelijkheid dat zijn handeling tot
bepaald gevolg kan leiden, maar heeft te optimistisch gehandeld bij inschatten.
Bewuste schuld – voorwaardelijke opzet: gemeen dat bij het doen van een
handeling wordt gedacht aan eventuele slechte afloop. Verschil:
Bij voorwaardelijke schuld interesseert de dader zich niet
Bij bewuste schuld rekent dader erop dat zijn handelen goed zal aflopen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carlijnvanhooijdonk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.92. You're not tied to anything after your purchase.