SAMENVATTINGEN HC1 Introductie
Pol et al. (2013), H1: Doel en Scope
De overheid probeert op allerlei terreinen invloed uit te oefenen op het gedrag van haar burgers.
Dat is een deel van haar taak, en noodzakelijk om een oplossing te bieden voor problemen in de
samenleving. Instrumenten daarvoor zijn onder meer het ontwikkelen van beleid en wetgeving;
communicatie speelt hierbij vaak een rol.
Overheidscommunicatie kent veel toepassingsgebieden, zoals volksgezondheid, verkeer, milieu,
het bewaken van de democratische grondslag van de samenleving, sociale voorzieningen en
economie.
Beïnvloedingsmiddelen van de overheid kunnen dwang, beloning, straf, en voorbeeldgedrag zijn.
Communicatie steunt elk van deze technieken. Ook kan communicatie als zelfstandig middel
ingezet worden. Voordelen hiervan zijn dat de effecten duurzaam zijn en vaak per saldo
voordeliger.
Gedragsbeïnvloedende communicatie wordt in de overheidsvoorlichting al decennialang als
problematisch beschouwd, omdat de effectiviteit ervan gering is (slechts het kennisniveau werd
gemeten en niet gedragsverandering als gevolg van bijvoorbeeld campagnes).
Hoewel gedragsbeïnvloedende communicatie nog altijd een grote uitdaging is voor de overheid,
is het wel wenselijk deze te bevorderen omdat andere beïnvloedingsmiddelen onaangename of
lastige bijwerkingen hebben en vaak heel kostbaar en tijdrovend zijn.
Pol et al. (2013), H7: Beïnvloeding van attitudes
Attitudes zijn lang beschouwd als belangrijke determinanten van gedrag, toch is deze opvatting
toe aan vernieuwing. Bij automatisch gedrag spelen attitudes immers geen rol als beïnvloeder of
initiator; veel gedrag waar de overheid invloed op wil uitoefenen is gedrag waar we niet (meer)
over nadenken.
Bij gepland gedrag zijn attitudes wel een belangrijke factor:
- attitudes zijn determinanten van gedragsintentie en bepalen mede of iemand van plan is
concreet gedrag uit te voeren;
- attitudes oefenen direct invloed uit op het gedrag via de sociale norm (attitudes van anderen)
en de sociale norm is een belangrijke gedragsdeterminant bij gepland gedrag.
De mogelijkheid dat mensen zich naar hun attitudes gaan gedragen kan niet uitgesloten worden.
Attitudes zijn niet aangeboren maar aangeleerd, en het diep in onze samenleving verankerde
consistentieprincipe (“Wie a zegt, moet ook b zeggen”) kan ertoe leiden dat zwakke attitudes
steeds sterkere attitudes kunnen worden, en algemene attitudes specificieke attitudes kunnen
worden. Groepsprocessen is een variabele die hierbij een grote rol speelt. Er zijn situaties te
bedenken waarin het raadzaam is om attitudes te willen beïnvloeden; er lijkt een wederzijdse
relatie te bestaan tussen sterke attitudes en gedrag (sterke attitudes beïnvloeden gedrag en het
gedrag versterkt de attitudes).
Wanneer gedragsverandering het doel is, is attitudebeïnvloeding zinloos in de volgende gevallen:
- als het de bedoeling is automatisch gedrag op korte termijn te beïnvloeden;
- als de attitude niet specifiek voor het gedrag is, maar algemeen;
- als attitudes sterk zijn;
- als attitudes zwak zijn.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen attitudes en beliefs (overtuigingen of overwegingen). Een
attitude is een evaluatief oordeel; beliefs zijn hier belangrijke bouwstenen van.
,Voorbeeld:
“Ik vind de overheid een uitstekende werkgever.” (attitude)
“De salarisuitloop bij de overheid vind ik beperkt.” (belief)
Het onderscheid tussen attitudes en hun bouwstenen is van belang voor het beïnvloeden van
attitudes. Om deze succesvol en efficiënt te kunnen beïnvloeden is het nodig om te weten uit
welke bestanddelen een attitude bestaat en hoe die diverse bestanddelen gewaardeerd worden.
Voor de waardering en uitdrukking daarvan in een cijfer kunnen methoden van respectievelijk
Fishbein (theorie van gepland gedrag) en Anderson (Information Integration Theory) gebruikt
worden. Voordeel van de methode van Anderson is dat het ook een relatieve weging bevat van
het belang dat gehecht wordt aan bepaalde aspecten van de attitude (zwaartemeting).
Tellegen, E. & Wolsink, M. (1992), Sociale dilemma’s. In: Tellegen, E. en M.
Wolsink, Milieu en samenleving, een sociologische inleiding, pp. 65-87.
1. DE KERN VAN MILIEUPROBLEMEN
Grondoorzaak van milieuproblemen is de scheiding tussen lasten (in de vorm van aantasting van
het leefmilieu) en lusten (van menselijk handelen met name in de vorm van economische
voordelen). De baten en lasten van veel activiteiten zijn ongelijk verdeeld en slachtoffers van de
lasten zijn vaak niet bij machte iets tegen de veroorzaker te doen.
2. AFWENTELING
De scheiding van baten en lasten komt neer op het afwentelen van kosten op personen die niet
over de macht beschikken deze afwenteling te beletten. Afwenteling is de essentie van de
milieuproblematiek. Voor milieuproblemen gelden drie manieren van afwentelen: geografisch, in
de tijd en van het individu op het collectief.
2.1 Geografische scheiding
Vaak is de scheiding van baten en lasten ruimtelijk. Vervuiling van lucht en water levert
grotendeels grensoverschrijdende problemen op. Bij de locatiekeuze voor potentieel vervuilende
installaties wordt vaak gebruik gemaakt van afwenteling via rivieren. Behalve dat deze
ruimtelijke scheiding internationaal is, vindt deze ook op lokaal niveau plaats. Zoals de
verwerking van huishoudelijk afval, die lokaal geconcentreerd is. De lasten hiervan zijn vooral
voor de lokale gemeenschappen, terwijl de baten (goedkope en gemakkelijke verwijdering van
het vuil) voor huishoudens elders in het land zijn.
2.2 Scheiding in de tijd
Bij een groot aantal milieuproblemen worden de kosten afgewenteld op toekomstige generaties.
Zo zijn veel maatschappelijke activiteiten gericht op behoeftebevrediging op de korte termijn,
terwijl de milieubelasting ervan pas op lange termijn zichtbaar wordt. Voorbeelden:
- uitputting van grondstoffen;
- (radioactief) afval;
- chemisatie van het milieu (diffuse verspreiding van schadelijke stoffen die niet afbreekbaar
zijn, zoals fosfaten via kunstmest in de bodem).
2.3 Individuele baten versus collectieve lasten
Zowel bij ruimtelijke afwenteling als bij scheiding in de tijd is sprake van volledige afwenteling.
Daarnaast bestaan ook veel soorten milieuproblemen waarbij de veroorzaker mede opdraait voor
de lasten. In deze gevallen wegen de lasten minder zwaar dan de baten, omdat de baten
individueel zijn en de lasten door een collectief gedragen wordt. Een voorbeeld hiervan is de
luchtverontreiniging van een automobilist: de lasten van luchtverontreiniging zijn voor iedereen,
terwijl de baten slechts voor de automobilist zijn.
, 3. KOSTEN DIE NIET IN PRIJZEN TOT UITDRUKKING KOMEN
3.1 Maatschappelijke kosten
Veel milieukosten die verbonden zijn aan de productie, consumptie en afdanking van goederen
worden niet in de prijs verwerkt en zodoende niet door de producent en consument gedragen.
Dit is een vorm van afwenteling omdat de kosten uiteindelijk toch betaald moeten worden,
alleen is niet duidelijk door wie en wanneer. Deze kosten worden maatschappelijke kosten,
onzichtbare kosten of externe kosten genoemd.
3.2 De onzekerheid over de maatschappelijke kosten
Twee sectoren waar sprake is van enorme maatschappelijke kosten zijn de energiesector en
transport. Terwijl baten vrij nauwkeurig bekend zijn, is de schatting van maatschappelijke
discussie moeilijk en vatbaar voor discussie. Door alle onzekerheden over de omvang en de aard
van deze kosten worden ze in beslissingen nauwelijks meegenomen; bovendien zijn niet alle
kosten in geld uit te drukken.
4. HET MILIEU ALS COLLECTIEF GOED
Het behoud van milieu komt zelden slechts een individu ten goede en bijna altijd een hele
gemeenschap. Betekenissen die het milieu voor een maatschappij kan hebben kunnen in
economische zin aangeduid worden als ‘goed’. Door het milieu op te vatten als goederen komt
de vraag naar voren hoe de productie en consumptie ervan verloopt. De productie van
milieugoederen is in veel gevallen niets meer dan het beperken van milieubelastende ingrepen of
het beperken van milieu-effecten. Daarom is het in de meeste gevallen beter om te spreken van
het in stand houden van milieugoederen dan van productie ervan. Een collectief goed is een
goed dat wanneer één persoon in een groep het consumeert, het de anderen niet onthouden kan
worden (lucht). Dit is hangt af van de consumptiezijde.
Van oudsher zijn alle goederen collectief; dit is in de loop der jaren beperkt (jacht, natuurlijke
hulpbronnen). Milieu-aantasting betekent vermindering van de beschikbaarheid van
milieufuncties en dus verminderde beschikbaarheid van collectieve goederen. Om deze in stand
te houden zijn bijdragen nodig in de vorm van beperking van het gebruik of
beheersmaatregelen. Het kernprobleem is hoe deze bijdrage van individuele consumenten te
realiseren is terwijl de goederen niet aan hen onthouden kan worden (want: collectief goed).
Economische analyses concluderen dat het in stand houden van collectieve goederen via
overheidsingrijpen moet verlopen, en niet aan de vrije markt moet worden overgelaten.
5. SOCIALE DILEMMA’S
5.1 De ‘tragedy of the commons’
Hardin’s voorbeeld: iedere rationele veehouder die gebruik maakt van gemeenschappelijke grond
is gevangen in een systeem dat hen dwingt zijn veestapel zonder beperking uit te breiden, maar
deze grond is beperkt. Vrijheid op die gronden brengt de ondergang van allen met zich mee.
5.2 Hobbes’ natuurstaat
Hobbes beschreef een fictieve primitieve maatschappij waarin geen sprake is van enige vorm
van beschaving of gemeenschap. De fictieve primitieve mens leeft voor zichzelf en voor zover er
relaties zijn met anderen, staat daarin het zelf overleven voorop. Ieder betekent voor anderen
een gevaar voor het overleven. De enige mogelijkheid om aan deze toestand te ontkomen is een
krachtige soevereine macht die samenwerking afdwingt.
6. SPELTHEORIE EN MAATSCHAPPIJ
Speltheorie bestudeert het gedrag van mensen (spelers) in situaties waarin beslissingen
genomen moeten worden, terwijl de gedragingen van de spelers elkaar beïnvloeden en het
resultaat bepaald wordt door het gedrag van alle spelers. Aanname bij deze theorie is meestal
de zuiver rationele homo economicus. Milieuproblemen zijn bij uitstek de reden waarom
economen zich begonnen te verdiepen in de nul-sommaatschappij (baten voor de één per saldo
gaat altijd ten koste van de ander); in deze maatschappij komen maatschappelijk tegengestelde
belangen verscherpt tot uiting.
7. Basistypen van sociale dilemma’s
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Eef038. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.