Summary chapter 6 species and populations - Nectar biology 4 vwo
All for this textbook (1)
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Biologie
4
All documents for this subject (5581)
Seller
Follow
naniekcouperus
Reviews received
Content preview
H3 Ecosystemen
3.1 Kwetsbare ecosystemen
Ecosysteem > een natuurlijk systeem dat bestaat uit organismen en hun abiotische
omgeving, en de wisselwerkingen tussen beide, binnen een afgebakende, bijvoorbeeld
geografische, eenheid.
Dankzij kringlopen heeft een ecosysteem nauwelijks uitwisseling van stoffen met andere
ecosystemen.
Een kringloop bestaat uit 3 categorieën:
- Producenten > autotroof, kunnen zelf organische stoffen
maken uit anorganische stoffen.
Door middel van fotosynthese (CO2, H2O en licht)
- Consumenten > halen hun organische stoffen uit andere
organismen
- Reducenten > schimmels en bacteriën
Zetten dode resten van dieren en planten, dus organische
stoffen om in anorganische stoffen, nieuwe
voedingsstoffen voor planten → producenten.
Nu kan de kringloop weer vanaf het begin beginnen.
Draagkracht > maximale populatiegrootte die een gebied kan onderhouden
Dit kan veranderen. Zodra er bijvoorbeeld meer voedsel te vinden is kan de draagkracht
groter worden.
De samenstelling van een populatie verandert voortdurend. Het neemt toe, af, nieuwe
populaties ontstaan of nemen juist af.
Populatiedynamiek > beïnvloed een ecosysteem
Verstoring > veranderingen in ecosystemen.
- Abiotische factoren → ecosysteem beïnvloeden (water, temperatuur, etc).
Kunnen ook blijvend zijn. Vb. overstroming
- Mensen → wegen, kappen van bossen enz.
3.2 Energie
biomassa > totaal gewicht van de organismen. Dit wordt meestal gewogen in het
drooggewicht (versgewicht - gewicht aan water).
Voedselpiramide > kun je verschillende drooggewichten mee aangeven
(Je hebt ook piramide van aantallen of energie)
- Onderaan de producenten
- Daarboven steeds consument, het organismen wat het eet.
Het oppervlakte van elke laag is een maat van de biomassa.
Hieruit kun je zien hoeveel er van wat nodig is om het in leven te houden.
Ecosysteem → bestaat een laag niet uit individuen, maar uit hele groepen.
Dikte → hoeveelheid energie.
Piramide loopt af, bij elke laag neemt energie af.
, - deel van producenten/consumenten is onverteerbaar.
- energie per laag, geïnvesteerd in zijn eigen
levensprocessen (voedsel zoeken enz.
Heterotrofe organismen > organismen die met hun voedsel organische stoffen opnemen
die ze gebruiken als bouw- en brandstoffen. Vb. de consumenten
Energiestroomschema> geeft de hoeveel energie aan een dier of plant binnen krijgt en
waar dit voor wordt gebruikt.
A = overgebleven energie
P = productiviteit, energie die nieuwe cellen maakt.
R = respiratie, energie die het dier verbrand.
F = onverteerbare energie, verlaat lichaam.
I = energie die het organisme binnenkrijgt..
Autotrofe organismen > organismen die CO₂ gebruiken als bron
van koolstof voor hun cellen.
Deze autotrofe organismen zorgen voor de energie van het hele
ecosysteem.
Primaire productie > hoeveelheid (g/opp./jaar of g/volume/jaar) organische stoffen die
producenten maken.
Doordat er in de waddenzee ontzettend veel algen zijn, en deze ook snel weer aangroeien.
Kunnen de fytoplankton veel consumenten onderhouden.
De producenten zijn degene die voor de hoeveelheid consumenten zorgen.
Biologen onderzoeken de factoren die de groei van het fytoplankton beïnvloeden:
- Licht: nodig om energie te kunnen maken
Troebel water → zorgt voor vertraging.
Conclusie: niet beperkend voor primaire productie
- Voedingsstoffen: naast Co2 ook meststoffen (Vb: nitraat en fosfaat) nodig.
Eutrofiëring > ongewenste overmaat aan meststoffen
(kunnen koppelen aan stikstof kringloop)
Vb. landbouwgebieden veel nitraat in het water terecht. Dit leidt tot algenbloei > een
explosieve toename van de biomassa van fytoplankton en andere algen.
Teveel primaire productie kan leiden tot minder helder water. Dit zorgt voor minder
producenten en consumenten.
Conclusie: extra nitraat zorgt dus voor problemen.
- Temperatuur: groeiseizoen begint steeds eerder.
Dit kan leiden tot een hogere productie, maar ook eencellige diertjes ontwikkelen zich
sneller en eten fytoplankton, visseneitjes, schelpdieren enz.
Conclusie: de biomassa (voor de mens gunstige dieren) neemt bij een hogere
temperatuur dus niet automatisch toe.
Gevolg algenbloei: produceert gifstoffen en zorgt dat er geen licht meer in het water komt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller naniekcouperus. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.