Nederlandstalige samenvatting van het boek Exploring Humans, behorend bij het vak Wetenschapsfilosofie van de Open Universiteit.
Onderwerpen kunnen in dit boek vrij abstract/zweverig worden beschreven. Er is gepoogd om waar mogelijk het Engelstalige boek zo duidelijk mogelijk naar begrijpelijk N...
Samenvatting Exploring Humans - Philosophy of the social sciences (3801PSQPVY)
All for this textbook (27)
Written for
Open Universiteit (OU)
Bachelor Psychology
PB1302 Wetenschapsfilosofie (PB1302)
All documents for this subject (15)
3
reviews
By: PColbeth • 2 year ago
By: dadadub • 2 year ago
Translated by Google
Thanks for the review! Good luck with the test!
By: paskogrbesa • 2 year ago
By: dadadub • 2 year ago
Translated by Google
Thanks for the review! Good luck with the test!
By: carolinedevries69 • 2 year ago
By: dadadub • 2 year ago
Translated by Google
Thanks for the review! Good luck with the profession!
Seller
Follow
dadadub
Reviews received
Content preview
Wetenschapsfilosofie: Exploring humans
Introductie: Tussen scepticisme en wetenschap
Mensen denken tegenwoordig vaak dat we nu in een tijd van ‘zekerheid’ leven omdat we veel
wetenschappelijke kennis hebben, maar de vraag is hoeveel we nou echt weten.
David Gross stelde dat onwetendheid het meest belangrijke product van kennis is.
In het boek “What we Believe but Cannot Prove” bekennen wetenschappers en filosofen wat zij voor
waar aannemen, zonder dat daar bewijs voor is (bijv. dat mensen de enigen in het universum zijn). Er
is veel wat we niet weten en dat we waarschijnlijk nooit zullen weten.
Sceptici – die tegenwoordig postmodernisten en relativisten worden genoemd – zeggen dat
wetenschappers ‘starre gelovers’ zijn en dat ze de waarheid monopoliseren (‘totaal in beslag
nemen’). Ze stellen dat er in de wetenschap geen bewijs bestaat. Ze zeggen dat de hedendaagse
wetenschap het product is van mislukte ideologieën die hun oorsprong hebben in de
wetenschappelijke revolutie en verlichting. Wetenschappers zouden gevangen zitten in de
vooroordelen van de maatschappij waarin ze opgroeien. Bij observatie zou geen objectiviteit zijn etc.
Paul Feyerabend zei dat wetenschap veel dichter bij mythe ligt dan wordt toegegeven.
Deel 1: Filosofie van Kennis
Introductie
Dit deel gaat over kennis, de bron daarvan, hoe we het verkrijgen etc. Er zijn een aantal
benaderingen m.b.t. kennis die met elkaar concurreren.
Rationalisme: het beeld dat kennis resulteert uit het juiste gebruik van mensen hun redenerende
mogelijkheden.
Empirisme: het beeld dat kennis wordt gegenereerd door onze sensorische capaciteiten.
Hoofdstuk 1: Uit de Grot: Rationalisme en Empirisme in de Oudheid
1.1: Introductie
Socrates (470-399 v.Chr.) was de eerste die de vraag stelde “wat is kennis?”. Dat markeerde het
begin van de filosofie van kennis/epistemologie (de tak van de filosofie die kennis onderzoekt). De
vraag speelt nog altijd, net als de vragen:
Hoe kunnen we kennis rechtvaardigen?
Wat is de ultieme bron van kennis?
Wat is de methode waarmee we kennis verkrijgen?
Rationalisme: stelt dat kennis over realiteit voortkomt uit het juiste gebruikt van onze redenerende
vaardigheden (intellect, rede). Rationalisten stellen dat onze vaardigheden om te denken, ideeën en
concepten genereert die we niet met alleen onze sensorische vaardigheden kunnen genereren. Dit is
gebaseerd op het werk van Plato.
Empirisme: stelt dat niet de reden, maar de sensorische ervaring de ultieme bron van kennis is.
Aristoteles (384-322 v.Chr) was de pupil van Plato. Plato was de pupil van Socrates.
1
,Plato en Aristoteles waren erg invloedrijk in de middeleeuwen, maar tijdens de wetenschappelijke
revolutie werden veel van hun ideeën verworpen. De stromingen leefden echter wel voort in andere
‘gedaanten’.
1.2: Plato’s rationalisme
De eerste filosoof die als rationalist werd geclassificeerd was Plato (427-347 v.Chr.). Hij was dus de
pupil van Socrates. Wat we over Socrates weten, is vooral afkomstig uit de beschrijvingen van Plato.
De meeste van zijn literaire werken bestaan uit geschreven dialogen waar ook Socrates onderdeel
van was.
Een bekend werk van Plato is Theaetetus (weinig toelichting).
Socrates stelde vaak de vraag wat er voor nodig was om goed te leven. Zijn methode was dialectiek
en kruisverhoor.
In één van de dialogen beschrijft Socrates de methode ‘Q & A’ als intellectuele verloskunde, omdat
het hoofddoel ervan is om anderen te assisteren in het filosoferen door het stellen van vragen, om
ideeën geboren te laten worden.
Socrates zei vaak dat het ‘niet weten’ zijn enige zekerheid was en stelde mensen vragen over de
dingen die ze zeiden zeker te weten om ze aan het denken/heroverwegen te zetten.
Socrates onderzocht in zijn ondervragingen concepten zoals schoonheid, rechtvaardigheid en kennis
om hun essentie en unieke eigenschappen te bepalen. Vb.: om de essentie van schoonheid te
kennen, moet iemand uitzoeken wat alle mooie dingen gemeen hebben.
Socrates was populair bij de jeugd maar minder bij mensen met macht. Uiteindelijk werd hij ter dood
veroordeeld.
Metafysica: de tak van filosofie die vragen stelt en probeert te beantwoorden, zoals de bij uitstek
filosofische vragen: “Waarom is er iets i.p.v. niets?” en “Waar is de wereld van gemaakt?”.
Het onderzoeken van dat soort vragen wordt ook wel ontologie genoemd.
Een centrale discussie onder filosofen in Griekenland ging over het verschil tussen zijn en worden. De
filosofen Parmenides van Elea (510-440 v.Chr.) en Heraclites van Ephese (600-540 v.Chr.) worden
traditioneel geassocieerd met twee tegenovergestelde ideeën die de basis vormden voor verdere
ontwikkelingen in de oudheid en daarna.
Heraclites was ervan overtuigd dat verandering (hij noemde het flux) de kern vormt van het bestaan.
‘We kunnen alleen claimen dat niets is; alles wordt.’ Hij zei dat verandering de essentie van realiteit
is; iedereen is vandaag niet exact dezelfde persoon als diegene gisteren was. Door de constant
veranderende ‘verschijningen’ kunnen de meeste mensen geen kennis behouden. Alleen de paar
mensen die in staan zijn om de verborgen en fundamentele wet (Logos) te ‘grijpen’, ‘arriveren’ bij
kennis.
Parmenides was waarschijnlijk een arts. Hij stelde dat mensen hun zintuigen hen ertoe misleiden om
te denken dat dingen altijd veranderen. Bijv.: iets kan er wit uitzien, maar als het donker wordt lijkt
het zwart → het lijkt dus te zijn veranderd, maar dat is het niet. Ander vb.: als je een boom omhakt
en in stukken zaagt, bestaat de boom nog steeds, alleen dan in stukken. Dus alles is, niets wordt.
Heraclites/Parmenidus-discussie gesimplificeerd: voor Parmenides is “zijn” echt en “veranderen” niet
en voor Heraclites is dat andersom. Plato had ze allebei hoog zitten.
2
,Cratylus was een volger van Heraclites en ging ook goed met Plato om. Hij vond ook dat de realiteit
voortdurend in transitie was.
Empiristen zien kennis als perceptie.
Plato stelde dat als we kennis gelijk stellen aan perceptie, de fluctuerende aard van de perceptuele
wereld verwoestende implicaties heeft, omdat het makkelijk empirisme voortbrengt. Oprechte
kennis zal in dat geval ronduit onmogelijk worden gemaakt.
Protagoras zei “men is de maat van alle dingen” (homo mensura). Hij zei dat individuele dingen voor
hem waren zoals ze voor hem lijken en voor een ander zoals ze voor die ander lijken. Plato en
Socrates vonden dit ook. Ze zeiden bijv. dat voor de één wijn zoet kan smaken en voor de ander zuur.
De homo mensura impliceerde ‘dat een mening waar is voor elke persoon, welke hij verkrijgt door
sensatie’ (denk aan vb. wijn) → dus niemand kan ooit ongelijk hebben.
Plato was het hier niet mee eens. Hij zei dat waarheid en kennis gaan over hoe dingen echt zijn en
niet zoals ze voor mensen lijken (bijv. warm of koud).
In Plato’s ogen was “zijn” perfect en niet veranderbaar.
Hij sprak ook over “perfecte vormen”. Bijv. een driehoek heeft in ons hoofd een universele perfecte
vorm, maar als je er bijv. eentje op een schoolbord tekent zal die nooit zo perfect zijn. Kennis over
driehoeken gaat dus niet over die vorm op het schoolbord maar over een perfecte vorm in
“bovennatuurlijke (en bovenzintuiglijke) rijken”. De driehoeken op andere plekken zijn schaduwen
van de “Form Table”.
Vb. met de grot wordt uitgelegd. Voor wie dat niet kent, zie:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Allegorie_van_de_grot → paragraaf “de allegorie van de grot”.
Plato zegt dat hetzelfde geldt voor mensen die denken dat de dingen ook echt zijn zoals ze voor hen
lijken.
De werking van de zintuigen zou louter resulteren in overtuiging/geloof (doxa) en niet in kennis
(epistèmè).
Werkelijke kennis kan alleen worden verkregen door voorbij die wereld van ‘schijn’ te gaan.
Omdat ‘de vormen’ bij een bovennatuurlijke wereld horen, kunnen wij ze niet waarnemen, maar we
kunnen wel kennis over deze transcendentale realiteit verkrijgen door ons vermogen om te
redeneren.
Plato omschrijft het nativisme; het idee dat mensen aangeboren ideeën bezitten. Dit zou betekenen
dat we onze zintuigen niet nodig hebben om aan kennis te komen. Plato zei zelfs dat we bij onze
geboorte “alle kennis” al bezitten. Deze kennis zouden we bij de geboorte verliezen maar weer terug
kunnen krijgen door te redeneren. Je zou leren door je dingen te herinneren. Hij geloofde ook in
reïncarnatie. In de dialoog Meno legt Plato uit hoe kennis uit een vorig leven (‘Wereld van Vormen’)
kan worden teruggehaald.
1.3: Aristoteles’ empirisme
3
,Herhaling empirisme: stelt dat kennis wordt verkregen door sensorische ervaring. Empiristen claimen
dat onze zintuigen ons in direct contact met de wereld stellen.
Aristoteles was dus een overtuigd empirist; om wetenschappelijke vooruitgang te boeken, moeten
we abstract redeneren en ons richten tot de empirische, natuurlijke feiten.
Aristoteles verrichtte zijn eigen empirische onderzoek. Zijn ‘grootste werk’ is een compilatie van
observaties van dieren. Hij zei dat theorieën in overeenstemming moesten zijn met ta phainomena,
de verschijnselen, waaronder niet alleen de waarneming valt (wat aan ons verschijnt), maar ook wat
wij menen (wat ons toeschijnt).
Aristoteles verwierp het idee van Plato dat er twee werelden zouden zijn (de bovennatuurlijke
wereld van Vormen en onze natuurlijke wereld). Volgens Aristoteles bestond alleen onze natuurlijke
wereld. Universalia (algemene begrippen) overstijgen niet deze wereld van sensorische ervaring
(zoals Plato dacht), maar zijn opgenomen in natuurlijke objecten “zoals een gammele stoel en
misvormde driehoeken”. De essentie van dingen zou toegankelijk zijn d.m.v. empirisch onderzoek en
niet door te redeneren. Alle kennis zou worden verkregen door het observeren van de natuur.
Aristoteles betwiste ook het idee dat aangeboren ideeën kunnen worden teruggehaald door
anamnese.
Empiristen stellen dat we zonder enige kennis worden geboren.
John Locke vergeleek de geest van een pasgeborene met een leeg wit papier.
Tabula rasa: onbeschreven blad, schone lei. Deze term kan worden teruggeleid naar het werk van
Aristoteles.
De ideeën van Aristoteles over wetenschappelijke methoden zijn uiteen gezet in zes logische
verhandelingen die zijn samengevoegd tot het Organon.
Wetenschap bestond volgens Aristoteles uit de ontdekking van oorzaken. Om tot die oorzaken te
komen, moet er worden geredeneerd o.b.v. theoretische basisprincipes voor specifieke gevallen; vb.:
je wilt de sterfelijkheid van Socrates uitleggen. Redenatie: (a) alle mensen zijn sterfelijk; (b) Socrates
is een mens → (c) dus is Socrates sterfelijk.
Dit is de basisstructuur van het syllogisme, waarin (a) en (b) de stellingen vormen en (c) de conclusie.
In wetenschappelijke deductie komen we van algemene ‘wetten’ (sterfelijkheid van mensen) tot een
specifiek geval (sterfelijkheid van Socrates).
Volgens Aristoteles moeten de principes waarop wetenschappelijke kennis gebaseerd is “causaal,
rechtstreeks/onmiddellijk en waar” zijn.
Hij zei dat we niet moeten redeneren vanuit algemene aannames naar specifieke gevallen maar juist
andersom.
Inductie: volgens Aristoteles de empirische procedure waarmee we ons bewegen van het concrete
naar het abstracte. Vb.: in je leven heb je een hoop zwarte raven gezien dus ga je er vanuit dat alle
raven zwart zijn (generaliseren), ondanks dat je niet alle raven hebt gezien.
4
, Wetenschappelijke procedures schieten echter altijd te kort; we kunnen nooit 100% garanderen dat
iets de waarheid is (vb.: we gaan er vanuit dat mensen doodgaan, maar misschien bestaat er ergens
in een jungle wel een stam van mensen die niet doodgaan, dat weet je nooit zeker).
Aangezien de generalisaties die worden verkregen met inductie niet per se waarheden onthullen, kan
de inductieve methode van dataverzameling alleen worden begrepen als een eerste stap (maar wel
een belangrijke).
De waarheid van de universele causale principes komt tot stand door een speciaal en onfeilbaar
intellectueel vermogen; nous. Deze intuïtieve inductie zou de echtheid van empirisch verkregen
correlaties garanderen.
Aristoteles wordt gezien als een van de eerste empiristen, maar om een aantal redenen is dat
enigszins controversieel:
Volgens Aristoteles is inductie niet alleen observationeel. Nous is in staat om met zekerheid de
essentiële causale eigenschappen van objecten te detecteren. Dit is sterk gerelateerd aan Aristoteles’
doctrine waarin hij vier oorzaken onderscheidt (+vb. met een standbeeld):
De vorm-oorzaak (vorm van het beeld);
De materiële oorzaak (waar het standbeeld van gemaakt is);
De efficiënte/bewegende oorzaak (de beeldhouwer);
De uiteindelijke/finale oorzaak (waarom het standbeeld is neergezet/het doel);
Volgens Aristoteles heb je kennis over iets wanneer je kennis over deze vier oorzaken hebt. Het
‘vatten’ van de verschillende typen oorzaken kan niet alleen met de zintuigen worden gedaan. Het
idee van vier oorzaken heeft daardoor meer overlap met het rationalisme.
Het lijkt erop dat Aristoteles zich vaak liet leiden door aannames en vooroordelen. Vb.: hij zei
over vrouwen dat ze bijv. minder temperament en tanden hadden, dit lijkt gebaseerd op
algemene opvattingen uit die tijd.
Biografieën
PLATO
Plato werd geboren in een welgestelde Atheense familie. Hij was een volgeling/leerling en criticus
van Socrates. Na de executie van Socrates verliet Plato Athene. In Italië bezocht hij de Pythagoreërs
en bestudeerde hun ideeën. Na zijn terugkeer in Athens stichtte hij zijn eigen school; de Academie.
Dionysius ll nodigde Plato uit om hem te les te geven. Ze verschilden echter in mening, waardoor hij
Plato onder huisarrest plaatste. Na zijn vrijlating werd Plato hoofd van de Academie en behield deze
functie tot zijn dood. Zijn meest bekende leerling was Aristoteles.
ARISTOTELES
Aristoteles werd geboren in Macedonië en behoorde tot een familie van artsen. Op zijn zeventiende
vertrok hij naar Athene en werd een leerling van Plato aan de Academie. Na de dood van Plato werd
Aristoteles gepasseerd voor de benoeming als nieuw hoofd van de Academie en stichtte zijn eigen
academie in Assos. Hier trouwde hij en adopteerde de dochter van Hermias, de heerser van het rijk.
Na een aanval van de Perzen (waarbij Hermias werd gedood) vertrok hij naar Lesbos. Hij wijdde zich
aan biologische studies. Een paar jaar later vroeg koning Philip van Macedonië om zijn dertienjarige
zoon (Alexander de Grote) les te geven. Nadat Alexander naar Azië vertrok, ging Aristoteles terug
naar Athene om zich eigen school van filosofie te stichten; het Lyceum. Aristoteles gaf zijn pupillen
les terwijl zij liepen in de tuin van het Lyceum, waardoor de school bekend kwam te staan als de
5
, Peripatetische school. Na zijn dood was het werk van Aristoteles een paar eeuwen kwijt. Nadat het
werk teruggevonden, beïnvloedde het lange tijd de Islamitische wereld. Pas in de dertiende eeuw
begon de christelijke wereld er ook meer aandacht aan de besteden, toen Aquinas probeerde de
filosofie van Aristoteles te verenigen met de heilige geschriften.
Hoofdstuk 2: Voorbij de Pilaren van Hercules: een nieuwe (Filosofie van) Wetenschap
2.1: Introductie
In de vroege 17e eeuw werd een filosofische essay gepubliceerd door Francis Bacon (1561-1626),
genaamd Novum Organum (nieuwe methode). Het was bedoeld om het Organon van Aristoteles te
vervangen.
Het Novum Organum is onderdeel van een groter werk genaamd Instauratio Magna (the Great
Instauration → instauration = het laten kennis maken met iets nieuws).
Op de titelpagina van de Instauratio staat een afbeelding van een schip dat tussen twee pilaren door
vaart. Volgens de mythe heeft Hercules “ne plus utra” (niet verder) op de pilaren geschreven. De
pilaren representeren het einde van de bekende wereld en de beperkingen van wat wel bekend is.
Francis Bacon kwam echter met een eigen motto; Plus ultra. In Novum Organum probeerde Bacon
een kompas te bieden dat het ‘schip van wetenschap’ naar nieuwe ontdekkingen zou leiden. Hij
verschafte een nieuwe wetenschappelijke methode, wat een ‘reconstructie van wetenschappen,
kunsten en alle menselijke kennis zou zijn, gebaseerd op goede funderingen’. Wetenschap zou niet
meer gebaseerd zijn op vertrouwen, traditie, theologische canon (Bijbelse boeken) en kerkelijke
autoriteit, maar op observaties en experimenten.
6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dadadub. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.97. You're not tied to anything after your purchase.