2.1 De cel
Al onze organen en weefsels zijn terug te brengen tot de bouwstenen waaruit ze zijn
opgebouwd, de lichaamscellen. Een cel is heel klein (0,01–0,001 mm in doorsnede).
Alleen met een goede microscoop zijn cellen te onderscheiden. Een cel is de kleinste
zelfstandig functionerende eenheid van het menselijk lichaam.
Elke lichaamscel bezit een aantal gelijke kenmerken.
• De cel bevat protoplasma. Hierin bevinden zich allerlei stoffen, zoals water,
vetten, eiwitten, zouten en nog vele andere. Eiwitten zijn de bouwstenen van ons
lichaam. Ze zijn essentieel voor een cel. Ze zorgen voor de stevigheid van een
cel, bepalen of de cel een zenuwcel, spiercel of haarcel wordt of een andere taak
krijgt. Eiwitten vormen dus de basis voor het goed functioneren van ons lichaam.
• In een cel vindt voortdurend stofwisseling plaats. Onder de stofwisseling
( metabolisme) vallen allerlei chemische (scheikundige) en fysische
(natuurkundige) processen. Deze processen zorgen voor de opbouw, afbraak en
instandhouding van de cel en daarmee van de weefsels. Metabolisme is ook
noodzakelijk voor de productie van energie.
Figuur 2.1 geeft schematisch weer uit welke onderdelen een cel bestaat. Figuur 2.2 toont
hoe zo’n cel eruit zou kunnen zien.
Figuur 2.1
De onderdelen waaruit een cel bestaat
Figuur 2.2
De cel
Een cel bestaat uit:
, • een celmembraan;
• een celkern ( nucleus);
• het vloeibare bestanddeel van de cel ( cytoplasma).
2.1.1 Celmembraan
Het celmembraan vormt de scheiding tussen de cel en de buitenwereld. Dit membraan is
gedeeltelijk doorlaatbaar ( semipermeabel); dat wil zeggen dat bepaalde stoffen wel en
andere stoffen niet dit membraan kunnen passeren.
2.1.2 Cytoplasma
In het cytoplasma van de cel bevinden zich celorganellen, het centrosoom, vacuolen en
vetbolletjes.
• De celorganellen zijn onderdelen met een specifieke functie. De belangrijkste
celorganellen zijn:
o de mitochondriën: verzorgen de energie voor de celstofwisseling;
o het endoplasmatisch reticulum: hierin vindt de omzetting van eiwit plaats.
• Het centraal lichaam ( centrosoom): speelt een belangrijke rol bij de kerndeling.
• De vacuolen zijn holten in het cytoplasma waarin zich vocht bevindt met daarin
opgeloste suikers en zouten.
• De kleine vetbolletjes in het cytoplasma zijn te beschouwen als brandstof. Daaruit
komt energie in de cel vrij, waardoor het celmetabolisme mogelijk wordt.
2.1.3 Nucleus
De celkern ( nucleus) heeft een semipermeabel membraan. Dit omsluit de celkern en
grenst deze af van het cytoplasma (fig. 2.3).
Figuur 2.3
Voor een goed begrip van dit eerste hoofdstuk van het boek Anatomie en
fysiologie wordt eerst een aantal belangrijke woorden uitgelegd:
• Anatomie is de wetenschap die zich bezighoudt met de bouw van het menselijk
lichaam. Waar liggen de organen? Hoe liggen ze ten opzichte van elkaar? Welke
bloedvaten zorgen voor bloedtransport enzovoort.
• Fysiologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de functie van het menselijk
lichaam en de functies van de verschillende onderdelen.
• Stofwisseling (metabolisme ) is het totaal aan bewerkingsprocessen dat
plaatsvindt in cellen en het lichaam.
,Een weefsel is een groep cellen die naar bouw en functie bij elkaar hoort met de
bijbehorende tussenstof. Vier groepen worden besproken:
1.1 Kenmerken van het leven
Alles wat leeft heeft de volgende kenmerken:
• stofwisseling (metabolisme): het geheel van chemische processen dat plaatsvindt
in de cellen en het organisme. Voorbeelden van deze chemische processen zijn:
het vrijmaken van energie uit de opgenomen stoffen, het gebruik van de energie
(verbranding), het gebruik van bouwstoffen en de verwerking en uitscheiding van
afvalstoffen. Het metabolisme kan onderverdeeld worden in twee afzonderlijke
processen: weefselafbraak ( katabolisme ) en weefselopbouw ( anabolisme ).
Onder katabolisme wordt verstaan het uiteenvallen van grote moleculen in
kleinere moleculen, bijvoorbeeld bij de spijsvertering in het maag-darmkanaal en
tijdens de verbrandingsprocessen in de cellen. Anabolisme is het totaal van alle
opbouwreacties, zoals bij de vorming van eiwitten uit aminozuren voor de opbouw
van de cellen;
• groei: er treedt een volumevergroting van het lichaam op in lengte en gewicht.
Voedsel en zuurstof zijn de bouwstenen voor groei;
• voortplanting: dit is het ontstaan van nieuw leven, noodzakelijk voor het
voortbestaan van de soort;
• aanpassing : dit is het vermogen om zich aan te passen aan veranderde
levensomstandigheden, bijvoorbeeld de toename van het aantal rode bloedcellen
(erytrocyten) bij een verblijf in een omgeving met een relatief lage
zuurstofspanning (zoals in een hooggebergte);
• prikkelopvang en prikkelverwerking : dit is het vermogen om te reageren op
prikkels vanuit de buitenwereld of vanuit het lichaam zelf, en deze door het gehele
lichaam door te geven en te verwerken;
• beweging : door spierwerking kunnen het lichaam en de lichaamsonderdelen
veranderen van vorm en plaats.
• 1.2 De opbouw van het menselijk lichaam
• Cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme: dat is de opbouw van het
menselijk lichaam van de kleinste eenheid tot de grootste.
• De cel , de kleinste eenheid, is de fundamentele bouwsteen van het menselijk
lichaam.
• Een weefsel is een groep cellen die naar bouw en functie bij elkaar horen met de
bijbehorende tussenstof zoals spierweefsel en zenuwweefsel.
• Een orgaan is opgebouwd uit verschillende, samenwerkende verschillende
weefsels met een bepaalde functie. Het orgaan hart zorgt bijvoorbeeld voor de
circulatie van het bloed.
• Een orgaanstelsel bestaat uit een groep samenwerkende organen die samen een
bepaalde functie hebben. Het ademhalingsstelsel bijvoorbeeld wordt gevormd
, door neus-, mond- en keelholte, het strottenhoofd, de luchtpijp, de bronchiën en
longen.
• Een organisme ten slotte is de grootste eenheid van het menselijk lichaam en
bestaat uit het geheel van samenwerkende orgaanstelsels.
1.4 Bouw en functie van cellen
De cel is de kleinste levende bouwsteen van het menselijk lichaam, zowel wat bouw en
structuur als wat werking en functie betreft.
De buitenste begrenzing van een menselijke cel wordt gevormd door een celmembraan .
Het binnenste van de cel wordt gevormd door een waterige oplossing:
het cytoplasma ( celplasma), met daarin een groot aantal bestanddelen, de zogenaamde
organellen. Celorganellen (celorgaantjes) zijn de werkplaatsen van de cel. Het
cytoplasma zelf bestaat grotendeels uit water (75%) met daarin opgelost zouten,
eiwitten, koolhydraten en vetten. De eiwitten hebben onder andere belangrijke
enzymfuncties.
Een cel heeft voor de opbouw en groei van cellen vocht, mineralen en eiwitten nodig.
De buitenkant van de cel, het celmembraan, is halfdoorlatend: voor sommige stoffen niet
doorlatend, voor andere wel. Het celmembraan zorgt voor de regeling van de opname
van stoffen vanuit de omgeving van de cel. Alle cellen worden omgeven door een
waterig milieu: het weefselvocht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sbtaleen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.39. You're not tied to anything after your purchase.