Samenvatting inleiding strafrecht
Introductiecollege
Bronnen van strafrecht: wetboek van strafrecht en wetboek van strafvordering. De verlichting (met
onder andere Beccaria) heeft voortgebracht dat er een grote mate van rechtszekerheid is door
middel van geschreven wetgeving bescherming tegen willekeur. Wetgeving dus de belangrijkste
recchtsbron en kennisbron. Jurisprudentie: rechterlijke uitspraken, uitleg van de wet en de leer die
daaruit naar voren komt. Ongeschreven rechtsbeginselen zoals: -beginselen van subsidiariteit en
proportionaliteit -beginselen van een goede procesorde -gelijkheidsbeginsel
Materieel strafrecht (strafrecht): -regelt wie, voor welk gedrag en onder welke omstandigheden,
strafbaar is en welke sanctie kan volgen.
-Normstelling: strafbaar feit is schending materiële norm.
Formeel strafrecht (strafprocesrecht): -regelt de opsporing, vervolging en berechting. -juridisch
mogelijk maken en -tegelijkertijd- normeren van de strafrechtspleging door de overheid. -het wettigt
(ingrijpend) optreden van de overheid jegens de burger (instrumentaliteit) en beperkt tegelijkertijd
dat optreden (rechtsbescherming). -Ad dat optreden om te onderzoeken of er een strafbaar feit
heeft plaatsgevonden: opsporingsbevoegdheden toegekend aan ambtenaren en in mindere mate
ook aan burgers.
Formeelstrafrecht heeft een schakelfunctie tussen kort gezegd tussen een strafbaar feit en de op te
leggen sanctie. Een strafbaar feit met bijbehorende sanctiebepaling is bijv van invloed op
formeelrechtelijke beslissingen. Sanctierecht (voorwaarden waarbij de sanctie mag worden opgelegd
en ten uitvoer worden gelegd) staan in het wetboek van strafrecht en het wetboek van
strafvordering.
Commuun strafrecht: strikt genomen het geheel van strafbare feiten zoals omschreven in boeken
twee en drie van wetboek van strafrecht.
Bijzonder strafrecht: bijzondere strafwetten zoals Opiumwet, WVW en WED genormeerd door
boek 1 WbSr, en ze behelzen zowel formeel als materieel strafrecht.
College 1
In onze rechtsstaat gaan we uit van wetgeving als belangrijkste bron. De wetgever moet die norm in
een wettelijke strafbepaling hebben verankerd; daar gaat rechtszekerheid en rechtsbescherming van
uit.
Legaliteitsbeginsel: een strafbepaling moet in de wet staan artikel 1 lid 1 Sr (geen feit is strafbaar
dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling) en artikel 1 Sv (strafvordering
heeft alleen plaats op de wijze bij wet voorzien). denk hierbij aan het muilkorfarrest, want dit
arrest is van belang om het verschil tussen het materiële legaliteitsbeginsel en het formele
legaliteitsbeginsel te duiden. Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel verwijst naar het formele
wetsbegrip. Strafvordering moet dus geregeld zijn in een formele wet, mag dus niet via een APV
bijvoorbeeld geregeld zijn. Het materieelrechtelijke legaliteitsbeginsel verwijst naar het materiële
wetsbegrip, dus ruimer dan enkel bij wet in formele zin! Dit mag dus wel in een APV worden
geregeld.
Artikel 1 Sr geeft een verbod van terugwerkende kracht weer. Ook komt hieruit het ‘lex certa-
beginsel’ voort; er is een precieze bepaling vereist (bepaaldheidsgebod) hier zie je ook in dat op
deze manier getracht wordt willekeur te vermijden. Rechtszekerheid en rechtsbescherming zorgt
voor bescherming van de burger tegen de overheid, maar ook voor bescherming van burgers tegen
,elkaar.
Verhouding tussen wetgever en rechter: de wetgever kan niet heel gedetailleerd elke strafbare
gedraging in de wet omschrijven. Interpretatie door de rechter is in het concrete geval gevergd. Maar
tot hoever? Onder andere het verbod van analogische interpretatie is een grens hierbij hoort het
arrest belminuten (in het arrest belminuten komt ook het electriciteitsarrest terug): of je belminuten
kunt zien als een goed dat gestolen kan worden in de zin van artikel 310 Sr. De HR zegt dat
belminuten door hun betekenis in het economische verkeer kunnen worden gezien als goed. het
Examenarrest is hier ook aan te koppelen (hier zeggen ze juist dat een goed iets anders is dan
gegevens).
Structuur strafbaar feit
Oftewel het vierlagen model, oftewel de vier voorwaarden voor een strafbaar feit. Het vergt een
structuur om te kunnen kijken of iemand daadwerkelijk strafrechtelijk aansprakelijk kan worden
gesteld. De rechter moet zich hieraan houden.
In een ideaaltypische delictsomschrijving:
Laag 1: menselijke gedraging – bestanddeel
Laag 2: wettelijke delictsomschrijving – bestanddeel
Laag 3: wederrechtelijkheid – element
Laag 4: verwijtbaarheid – element
Een bestanddeel moet bewezen worden geacht, een element wordt verondersteld aanwezig te zijn.
In deze structuur zit onder andere het legaliteitsbeginsel verwerkt (wettelijke delictsomschrijving).
Ook zit de causaliteit erin verwerkt, in die menselijke gedrag zit een causaal verband, de handeling
die leidt tot het strafbaar feit. Band tussen oorzaak-strafrechtelijk relevant gevolg: wie is de dader?
Jurisprudentie: leer van de redelijke toerekening. Kan het gevolg redelijkerwijs worden toegerekend
aan de verdachte? Alleen dan kom je toe aan de vraag van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Denk
hierbij bijv aan arrest Hoornse taart.
(Laag 4) Verwijtbaarheid als voorwaarde voor strafbaarheid
De onderste laag van de structuur strafbaar feit is de verwijtbaarheid.
Schuldstrafrecht: pas indien de verdachte een verwijt valt te maken, ontstaat strafbaarheid.
Betekenis: niemand mag worden gestraft zonder dat hij (een bepaalde mate van) schuld heeft.
Uitleg: het strafbaar feit had kunnen worden vermeden (je had voor een ander alternatief van jouw
gedrag kunnen kiezen) door de persoon en dus valt het hem te verwijten (vermijdbare
verwijtbaarheid).
Verwijtbaarheid als voorwaarde voor strafbaarheid wordt in beginsel verondersteld aanwezig te zijn
indien een persoon de wettelijke strafbepaling overtreedt. Maar kan met die veronderstelling
worden volstaan wanneer bijv twee personen (X en Y) samen in een ruimte zijn, en persoon Z
binnenkomt en persoon Y dood aantreft. Kan dan worden verondersteld dat persoon X de
moordenaar is?
Wettelijke systematiek: bij sommige strafbare feiten (bij de meest ernstige) wordt verwijtbaarheid
niet verondersteld, maar wordt het door de wetgever vereist om het vast te stellen/bewezen te
achten. De verwijtbaarheid is dan een wettelijk bestanddeel. Dit zijn de niet-ideaaltypische
delictsomschrijvingen, wederrechtelijkheid staat dan in de wet zelf en kruipt als het ware naar boven
in het vier lagen model, en wordt dus een bestanddeel ipv een element. Dit is bij verwijtbaarheid dus
ook het geval en dit wordt dan vertaald in de wet in het opzet en de culpa (schuld). Het opzet is de
voorwaarde van verwijtbaarheid die is opgenomen in de wet. Culpa is de voorwaarde van
verwijtbaarheid die in de wet is opgenomen als schuld. Let op: indien culpa, dan kruipt ook
wederrechtelijkheid naar boven in het vierlagen model zowel wederrechtelijkheid als
, verwijtbaarheid wordt dan een bestanddeel ipv een element (ze worden dus letterlijk benoemd in de
wet ipv dat ervanuit wordt gegaan dat ze aanwezig zijn). In culpa zit namelijk ook wat van
wederrechtelijkheid: je had anders kunnen handelen.
Schulddelicten worden dus ook wel culpoze delicten genoemd.
Indien dus het woordje ‘opzet’ in de wet; terminologie: het opzet.
Indien dus het woordje ‘schuld’ in de wet; terminologie: de culpa.
Verwijtbaarheid in de wet – opzet
Dogmatiek: het opzet is kleurloos (zonder motief en zonder normatief oordeel). Er staat geen
definitie van het opzet in de wet, we gaan uit van hoe de HR daar invulling aan geeft en van de
dogmatiek. We vinden het bij het opzet niet interessant wat iemand zijn motief is geweest. Het gaat
bij opzet dus niet om iemand zijn bedoeling. Het gaat bij opzet erom of iemand willens en wetens
heeft gehandeld. Noodweer is dus bijv niet relevant bij het bestanddeel opzet. Het gaat er dus om of
de verdachte het strafbaar gestelde wilde en ook wist dat het ging gebeuren.
Maar kan dat altijd bewezen worden geacht?
Ontwikkelingslijn naar de afzonderlijke bewijsgradatie van opzet die we nu noemen als het
‘voorwaardelijke opzet’: -Hoornse taart: willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden dat
iemand anders van die taart ging eten en dus het strafbaar gestelde gevolg zou intreden.
-Inrijden op agent: een automobilist roept bewust een kans in het leven en
blijft deze blijkens zijn doorrijden aanvaarden, handelt daardoor met voorwaardelijke opzet.
-Cicero: zich willens en wetens blootstelt aan de geenszins als denkbeeldig te
verwaarlozen kans.
-Aanmerkelijke kans/koffer: de verdachte heeft zich, door de koffers niet te
controleren, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er in de koffers drugs
zaten, hij had dit wegens de algemene bekendheid moeten controleren.
Voorwaardelijke opzet is een soort afzwakking van wat je dan wilde en wat je dan wist. Het is willens
en wetens de mogelijkheid/kans aanvaarden dat dat strafbare gevolg ging intreden.
De huidige uitleg van voorwaardelijke opzet: willens en wetens de aanmerkelijke kans (op hetgeen
dat in dat delict is strafbaar gesteld) aanvaarden.
Verwijtbaarheid in de wet – culpa
Dogmatiek: grove onachtzaamheid/onvoorzichtigheid.
Verschillende bewijsvormen: -onbewuste culpa: dader realiseert zich niet dat hij onvoorzichtig is,
maar had zich dat wel moeten realiseren. Realiseert zich niet wat er kon gebeuren.
-Bewuste culpa: dader realiseert zich dat hij onvoorzichtig bezig is, maar gelooft (ten onrechte) in een
goede afloop. Hij ging er dus vanuit dat dat niet zou leiden tot het strafbare gevolg.
-Bijzondere vorm daarvan is roekeloosheid.
Denk bij culpa aan arrest verpleegster.
Voorwaardelijke opzet en bewuste culpa kunnen in concreto dicht tegen elkaar aan liggen. Bij beide
vormen is er een vorm van wetenschap. Maar bij voorwaardelijke opzet is er sprake van het willens
aanvaarden van de aanmerkelijke kans op het strafbaar gestelde, terwijl bij bewuste culpa die wil
ontbreekt. Het verschil zit hem dus in de wil, die wil ontbreekt bij culpa altijd. Toch is het verschil in
de praktijk vaak lastig te duiden (is er een wil en een soort cynisme (het boeit je niet als het gevolg
intreedt), of is er geen wil maar een vanuit optimisme ingegeven verkeerde inschatting? Kijk
daarvoor naar de feiten en omstandigheden van de casus) terwijl het grote (mogelijke) gevolgen
heeft voor het strafmaximum.
Ken de bewijsvormen van opzet en culpa (en de verschillen daartussen) en pas die toe op een
casusvraag.
Ken in verband met de structuur van het strafbaar feit ook de verschillende delictstypen:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller veronikaelburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.74. You're not tied to anything after your purchase.