1. De farynx ligt eerder in het gastro-intestinale kanaal dan in de oesofagus.
2. Lipase heeft eerder als functie het verteren van eiwitten dan vetten.
3. In de faryngeale fase beweegt de larynx zich omhoog en de epiglottis omlaag.
4. De maag heeft onder andere als functie: de mechanische afbraak van voedsel. Dit
gebeurt eerder door de contracties van de maag dan door het toevoegen van
maagsap.
5. Als pepsine zich mengt met het zoutzuur in de maag, wordt pepsinogeen gevormd.
6. Gastrine is een hormoon in de maag. Gastrine werkt als buffer: het verlaagt de pH.
7. Er zijn drie fasen te onderscheiden in de afscheiding van het maagsap. De eerste fase
is eerder de cefalische fase dan de gastrische fase.
8. De ileum (kronkeldarm) ligt dichterbij de maag dan de jejunum (nuchtere darm).
9. De vili (darmvlokken) in de darm hebben zowel een enzymatische werking als een
functie bij de opname van water, vitamine en ionen.
10. Bij de behandeling van een coloncarcinoom zal eerder gekozen worden voor een
colostomie dan voor een chemokuur.
11. De classificatie van de tumor van patiënt 1 is T2N2M1 en van patiënt 2 is T1N1M0. De
prognose van patiënt 1 is beter dan die van patiënt 2.
12. De incubatietijd van hepatitis A is eerder 2-6 weken dan 1-6 maanden.
13. Een symptoom van levercirrose is ascites (vochtophoping in de buik). Dit komt door
een verlaagde bloeddruk en een laag albuminegehalte van het bloed.
14. Bij de ziekte van Crohn kan de ontsteking in het hele maag-darm kanaal zitten. De
ontsteking zit meestal in het sigmoïd of in het rectum.
15. De prognose van pancreatitis is beter wanneer gaat om pancreatitis als gevolg van
galblaasaandoeningen dan van alcoholisme.
16. De patiënt heeft last van hevige buikpijn en wil het liefst de hele tijd
voorovergebogen zitten. De kans dat de patiënt lijdt aan pancreatitis is groter dan dat
deze patiënt nierstenen heeft.
17. Een complicatie van pancreatitis is acute hemorragische pancreatitis, hierdoor
kunnen voedingsstoffen niet volledig worden opgenomen in het bloed.
18. Bij hepatische icterus is er een stijging van bilirubine in het bloed te meten. Dit komt
door een verhoorde afbraak van hemoglobine.
19. Witte feces kan duiden op een tekort aan gal of bilirubine in het bloed.
20. In de proximale tubulus vind vooral excretie plaats van stoffen de het lichaam kwijt
wil.
21. Door de efferente arteriolen stroomt zuurstofarm bloed.
22. De doorsnede van de efferente arteriolen is groter dan de doorsnede van de
afferente arteriolen.
23. De urine van een patiënt wordt nagekeken en hierin bevinden zich onder andere
ureum, ammoniak en hippuurzuur. De samenstelling van de urine van deze patiënt is
normaal.
24. Wanneer er te weinig bloed door de nieren, het hart of de lever stroomt gaat er een
signaal naar de nieren. De nieren maken angiotensine 2 aan wat zorgt voor
vasoconstrictie.
25. Osmotische diuretica worden wel gefilterd in de glomerulus maar niet
gereabsorbeerd, hierdoor moet de patiënt meer plassen.
, 26. Een patiënt heeft als gevolg van nierfalen een metabole acidose opgelopen, de
patiënt kan dit eerder compenseren door te hyperventileren dan door te
hypoventileren.
27. Bij bloedgasanalyse wordt er bloed geprikt. Dit wordt eerder gedaan in een ader dan
in een slagader.
28. Renine is een hormoon van de nieren, het zorgt voor de omzetting van
angiotensinogeen in angiotensine 1.
29. Wanneer de osmolariteit van de extracellulaire vloeistof laag is, wordt er meer ADH
geproduceerd.
30. Wanneer je gaat plassen, ontspant eerst je interne kringspier en daarna de externe
kringspier.
31. Nierinsufficiëntie kan leiden tot bloedarmoede.
32. Nierinsufficiëntie kan verschillende oorzaken hebben. Een aangeboren afwijking aan
de nier is eerder een prerenale oorzaak dan een renale oorzaak.
33. Diabetische nefropathie is te verklaren door een verhoogd albuminegehalte in de
urine.
34. APD (automatische peritoneale dialyse) gebeurt 3 tot 4 keer per week.
35. Een patiënt komt met de volgende klachten: pijn bij het plassen, hematurie en
misselijkheid. Het is eerder te verwachten dat deze patiënt lijdt aan hepatitis B dan
aan nierstenen.
36. Lithotripsie is het verwijderen van nierstenen via een kijkoperatie via de huid.
37. Cystitis is eerder een blaasontsteking dan een ontsteking van de urethra.
38. Een patiënt die lijdt aan dysurie heeft eerder pijn bij het plassen dan bloed bij de
urine.
39. Een vrouw die pas is bevallen kan last hebben van incontinentie. Ze zal eerder last
hebben van stressincontinentie dan van overloopincontinentie.
40. Bij urethritis kan iemand last krijgen van jeuk bij de opening van de urethra en een
branderig gevoel bij het plassen.
41. De draaglast van iemand betekent in hoeverre diegene zijn/haar problemen aankan.
42. De patiënt de leiding geven past meer bij het CCM (chronic care model) dan bij het
generiek model zelfmanagement.
43. De zelfredzaamheidsmeter wordt eerder gebruikt in de thuiszorg dan in een
verpleegtehuis.
44. Datgeen wat je denkt valt eerder onder overt gedrag dan onder covert gedrag.
45. Er zijn verschillende factoren die gezondheid beïnvloeden. Sociale steun valt eerder
onder leefstijlfactoren dan onder omgevingsfactoren.
46. Je leert je hond een kunstje en beloond hem met een koekje wanneer hij dit goed
doet. Dit valt eerder onder klassieke conditionering dan onder operante
conditionering.
47. Iets leren door ervaringen op te doen is eerder trial and error dan inprenting.
48. Het kijken naar eerdere ervaringen past in het ASE-model eerder bij de A dan bij de E.
49. In het Health Belief Model wordt gekeken naar de risicoperceptie: wat is het risico
van de ziekte ten opzichte van de gezondheid.
50. Prevalentie geeft het aantal nieuwe ziekte gevallen per tijdseenheid weer.
51. Een vrouw van 30 jaar loopt een groter risico om MS te krijgen dan een man van 55.
52. MS is een auto-immuunziekte. De zenuwen raken ontstoken en er wordt een dikke
laag myeline gevormd waardoor prikkels niet meer goed kunnen geleiden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller robindirkx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.49. You're not tied to anything after your purchase.