100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Onderwijskunde A3 $6.50   Add to cart

Summary

Samenvatting Onderwijskunde A3

 14 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting is gemaakt aan de hand van het boek Meer dan onderwijs.

Preview 4 out of 49  pages

  • No
  • Hoofdstuk 3 t/m 6
  • July 13, 2021
  • 49
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Onderwijskunde A3
Samenvatting boek ‘’Meer dan Onderwijs’’
Hoofdstuk 3 Hoe kinderen leren:
Paragraaf 3.1: Definitie van leren: We zeggen dat iemand leert of iets heeft geleerd wanneer we een
relatief stabiele verandering in zijn of haar gedrag of in gedrag disposities constateren, die het gevolg
is van leeractiviteiten en een zekere mate van wendbaarheid heeft.

Onopzettelijk leren: het kind heeft niet de uitgesproken bedoeling om te leren, maar het gebeurt
onder zekere voorwaarden wel. Opzettelijk leren: op school heb je de uitgesproken bedoeling van
leren. Daarvoor kun je leeromgevingen creëren die het spontane leren bevorderen. Dat opzettelijk
leren gebeurt met een bedoeling en wordt intentioneel leren genoemd. Transfer: het vermogen om
het geleerde ook in andere situaties toe te passen.

Als je bijvoorbeeld na het spelen (waar je eventueel onopzettelijk dingen leert) met de juf gaat
nabespreken (reflecteren) en bepaalde gebeurtenissen, ervaringen enzovoort benoemen. Stijgen we
boven het spel uit en leren bewust en opzettelijk onder leiding van de leraar bepaalde begrippen etc.
een dergelijk gesprek kan helpen om bij een volgend spel het geleerde toe te passen. Dit noemen we
transferbevordering via meta-leren,

Een leeractiviteit is een verzameling van handelingen die tot een bepaald doel leiden. Leren door te
doen is een belangrijke werkwijze in het onderwijs en dan bedoelen we het organiseren van
leeractiviteiten als spel, een tekening maken, een maquette bouwen, een interview afnemen, en
werkstuk maken, een presentatie houden, een project uitvoeren, etc. Het doel van onderwijs is het
bewerkstelligen van leerprocessen. Onderwijzen en leren zijn nauw met elkaar verbonden. In alle
onderwijsleersituaties gaat het om de relaties tussen drie elementen:
1. Iemand die zorgt voor het leren leren
2. Iemand die leert
3. Iets wat wordt geleerd.

Je moet in je onderwijs steeds rekening houden met deze drie aspecten en de relaties daartussen, wil
een onderwijsactiviteit leiden tot leren. Omdat onderwijzen altijd gericht is op het leren van de
ander, moet met de beginsituatie, de behoeften en interesses van de ander rekening gehouden
worden in relatie tot de doelen die met het leren bereikt moet worden.

§3.2 Spel en verhalen: Kinderen zijn, ook voordat ze naar de basisschool gaan, voortdurend bezig met
spelenderwijs de wereld om zich heen te verkennen en te leren kennen.
Het spel is de meest wezenlijke bezigheid van het veilige kind met een wereld die nog alles kan
blijken te zijn.
Langeveld, die deze omschrijving van spel formuleerde, heeft daarin een aantal belangrijke aspecten
weergegeven.
 De meest wezenlijke bezigheid.
Spel is een levensvoorwaarde voor een kind. D.m.v. het spel leert het kind zijn wereld kennen én
leert ‘de wereld’ het kind kennen. Je ziet kleuters spelen in de zandbak, samen een kasteel bouwen
van blokken en allerlei dagelijkse situaties van volwassenen naspelen, waarbij ze ‘doen alsof’ ze al
groot zijn. Daardoor ontwikkelen ze zich, leren ze de wereld kennen en verwerven ze vaardigheden.
 Het veilige kind

Een kind speelt pas wanneer het zich lichamelijk goed voelt én wanneer het zich veilig en geborgen
voelt.


1

,  Met een wereld die nog van alles kan blijken te zijn
Voor het jonge kind zijn veel dingen nieuw. Ze kunnen voor andere doeleinden gebruikt worden dan
waarvoor zij zijn gemaakt; daardoor kunnen ze nog een andere betekenis krijgen.

Spelend leren  het leren van kinderen hangt samen met de ontwikkelingsleeftijd. Waar in de
onderbouw spel de leidende activiteit is voor het leren, speelt in de midden- en bovenbouw
onderzoek een belangrijke rol.

(Steeds meer leraren raken ervan overtuigd dat ook voor oudere kinderen bepaalde vormen van spel
kunnen bijdragen aan het leren en dat een doorgaande lijn in het curriculum noodzakelijk is. Zij
krijgen wetenschappelijke ondersteuning van Bert van Oers. Van Oers houdt een pleidooi voor een
verbreding van de visie op het spel, waardoor het leren van kinderen in de midden- en bovenbouw
ook kenmerken van spel kunnen vertonen).

Homo ludens De mens is een homo ludens, een spelende mens. De menselijke beschaving
ontplooit zich in spel en als spel. Spel heeft ook de functie van oefening van bepaalde handelingen en
speel een rol in het omgaan met emoties. Door het spel komt vernieuwing tot stand. Spel is in deze
opvatting dus niet alleen maar een natuurlijke neiging van de mens, maar ook en vooral een wijze
van cultureel gekleurde ontwikkeling en uiting.

Spel als kennisproductie Spel leidt evenals tot kennis en is dus een vorm van kennisproductie. Bij
het opnieuw definiëren van spel moet recht worden gedaan aan een drietal aspecten:
 De deelname op vrijwillige basis (intrinsiek gemotiveerd)
 Uitgesproken en niet uitgesproken regels spelen een belangrijke rol
 Er is tegelijkertijd ruimte voor vrijheid van handelen
Wat wel erg belangrijk is, is dat de leerkracht onderzoek initieert door bijvoorbeeld een uitdagende
opdracht voor de leggen. De leerkracht houdt hierbij rekening met de zone van de actuele en naaste
ontwikkeling van kinderen.

Natuurlijke leervorm  In de kleutergroepen van de basisschool staat het spel centraal omdat het de
natuurlijke leervorm is van het kind. De rol van de leerkracht is hier zeer complex bij: de intrinsieke
motivatie moet gekoesterd worden, kinderen die zelfstandig spelen moeten niet steeds gestoord
worden. Wanneer de leerkracht echter constateert dat er onvoldoende ontwikkeling is, het spel te
oppervlakkig en te weinig voortgang vertoont, zal hij moeten stimuleren, regels en eisen stellen.

In de theorie van Piaget is het spel kenmerkend voor jonge kinderen. Het spel is volgens hem
aanvankelijk vooral oefenspel waarbij handelingen geoefend worden die nodig zijn voor de omgang
met de dingen: de omgeving wordt opgenomen en verwerkt. Daarnaast is het rollenspel, waarin het
kind de sociale wereld imiteert, belangrijk.

Culturele betekenis van spel  Spel behoudt de functie om de gelegenheid te bieden tot oefening in
bepaalde handelingen en zelfdiscipline, maar daarmee is de culturele betekenis niet voldoende
aangegeven. In spel vindt verkenning plaats van activiteiten en door die verkenning vernieuwen
activiteiten zich ook. Uiteindelijk komt Huizinga tot de volgende definitie van spel:
Spel is een vrijwillige handeling of bezigheid, die binnen zeker vastgestelde grenzen van tijd en plaats
wordt verricht naar vrijwillig aanvaarde doch volstrekt bindende regels, met haar doel in zichzelf,
begeleid door een gevoel van spanning en vreugde, en door het besef van ‘anders zijn’ dan het
gewone leven.

Een van de belangrijkste dynamische kenmerken van spel is volgens Huizinga competentie, het willen
overtreffen van anderen en van zichzelf.

2

,Regelgeleid spel  Tijdens de basisschool vindt een overgang plaats van het rollenspel naar meer
regelgeleid spel. Hierbij gaat het leermotief een rol spelen. Regelgeleid spel wordt vooral ingezet
voor kennisverwerving en is als zodanig een leeractiviteit. Leeractiviteiten nemen vanaf zeven/acht
jaar een meer centrale positie in.

Kenmerken van spelen volgens Janssen-Vos:
1. Spelen is prettig. Het levert een positieve ervaring en betrokkenheid op en is op een bepaalde
manier spannend
2. Spelen betekent vrijheid van handelen, ze hoeven niet te voldoen aan allerlei eisen
3. Spelen kent ook regels. Wanneer je een rol speelt, horen dar allerlei afspraken of kenmerken bij.
4. Spelen is altijd vrijwillig
5. Spelen is een open of flexibele activiteit.
Het gaat bij spelen om het proces en minder om een vast omschreven product. Het spel kan zich
steeds herhalen, vernieuwen of een andere wending nemen.

§3.2.1.2. Spelvormen:

1. Oefenspel
Het oefenspel komt het meest voor in de eerste levensjaren, maar je ziet het ook later in de
ontwikkeling nog wel. Het kind speelt met zijn eigen lichaam, probeert een bepaalde beweging onder
de knie te krijgen of een vaardigheid te verwerven met een voorwerp.

Funktionslust: Een kind dat telkens maar opnieuw probeert om een bal in de basket te gooien. Bij
oudere kinderen gaat de prestatie ook een rol spelen. Het oefenspel wordt ook wel senso-motorisch
spel genoemd omdat het kind niet alleen zijn bewegingen, maar ook zijn zintuigen oefent. Een veel
gebruikte term is senso-pathisch spel. Het gaat om zintuiglijk beleven.
Wat leert een kind van oefenspel:
 Het eigen lichaam kennen
 Spieren ontwikkelen en beheersen
 Motoriek ontwikkelen en beheersen
 Vaardigheden verwerven
 Zintuigen oefenen
 Coördinaties ontwikkelen
 Ruimte en tijd ervaren

2. Experimentspel
Door het experimenteer spel, ervaart het kind de wereld. Dit spel is vaak niet te onderscheiden van
het oefenspel en andere spelvormen. Bij het oefenspel ligt het accent op het herhalend uitvoeren
van bewegingen. Terwijl bij het experimenteerspel het ontdekken van eigenschappen kenmerkend is.
Wat leert een kind van experimentspel:
 Ervaringen opdoen
 Mogelijkheden of eigenschappen van zichzelf ontdekken
 Mogelijkheden of eigenschappen van anderen ontdekken
 Mogelijkheden of eigenschappen van dingen ontdekken
 Ontwikkelen van motoriek en zintuigen
 Opdoen van ruimte-ervaringen
 Iets scheppen (creator zijn)
 Een oriëntatiebasis leggen


3. Constructiespel


3

, Wanneer een kind vervormend, samenvoegend en/of hergroeperend met materialen, ideeën en
dergelijke omgaat, spreek je van constructiespel. In de basisschoolleeftijd zul je het abstract
construeren met en van ideeën nog niet veel tegenkomen.

We gaan hier uit van het constructiespel met materialen:
 Vervormend constructiespel: klei.
 Samenvoegend constructiespel: spel met blokken.
 Hergroeperend constructiespel: ‘wereldspel’ waarbij het kind op kleine schaal een wereld
schept met huizen, bomen, mensen en dieren.

Globaal kun je in de omgang met allerlei materialen het volgende verloop zien:
 Een niet-specifieke omgang met materialen. (Een potlood wordt weggegooid).
 Het kind past zich aan de eigenschappen van het materiaal aan.
 Het toevallig ontstane resultaat wordt in de volgende fase achteraf benoemd : “Hè dat is een
garage”.
 Het kind maakt nu vooraf een plan en voort dit uit: echter terwijl het bezig is, komt het door
toevallige resultaten op andere ideeën, zodat het eindproduct kan afwijken van het
oorspronkelijke plan.
 Het kind maakt vooraf een plan en voert het uit,

We onderscheiden:
 Constructie in de ruimte (driedimensionaal)
 Constructie in het platte vlak (tweedimensionaal)

Het tweedimensionale constructie spel vraag meestal een extra activiteit. Het driedimensionale
constructiespel wordt in het algemeen sterker bepaald door de aard van het materiaal waarmee
gewerkt wordt. Wat leert een kind van constructiespel:
 Materialen en hun specifieke eigenschappen
 Ontwikkelen van gevoeligheid voor de wereld om zich heen
 Ruimtelijke verhoudingen
 Zelf plannen maken
 Problemen oplossen
 Begrippen als, lang, kort, dik, dun en dergelijken

4. Rollenspel
Piaget spreek van symbolisch spel. Hij bedoelt daarmee dat kinderen op een bepaald denkschema
toepassen of projecteren op nieuwe objecten: het doen alsof je drinkt. Het drinken is dan een
bepaald denkschema, het ‘doen alsof’ is het symbolische daarin. Als een kind een volwassene nadoet
die aan het stofzuigen is, spreekt Piaget van imitatiespel, een bepaald soort rollenspel.
Piaget spreekt over compensatoire combinaties als het kind in zijn spel angsten, problemen en
dergelijken compenseert. In het spel kan het probleem worden opgelost. In een liquidatie-
combinatie leert een kind de realiteit accepteren. Als een kind in zijn spel vooruitloopt op
gebeurtenissen, spreek je wel van anticiperende combinaties. Wat leert een kind van het rollenspel:
 Situaties herkennen
 Gedrag van mensen herkennen
 Denkschema’s toepassen
 Voelen hoe het is om iemand te zijn
 Voelen hoe het is om dingen te doen
 Compenseren van angsten
 Vooruitlopen op gebeurtenissen
 Zich sociaal gedragen

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Boekenkast14. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.50. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75632 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.50
  • (0)
  Add to cart