100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Levensloop LWEO H1 t/m 7 $8.08   Add to cart

Summary

Samenvatting Levensloop LWEO H1 t/m 7

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

Het document is een volledige samenvatting van het boekje Levensloop van LWEO. Het bevat alle belangrijke informatie.

Preview 3 out of 19  pages

  • Yes
  • July 13, 2021
  • 19
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Levensloop
H1 Kiezen
1.1 Elke generatie kiest opnieuw
Voor iedere keuze moet je goed nadenken over de voor- en nadelen.

1.2 Welke kosten tellen mee?
Mensen wegen voortduren alternatieven tegen elkaar af en maken keuzes.
Consumptie/ consumeren: Aanschaffen van producten door de
eindgebruiker.
Investeren: Het kopen van (kapitaal)goederen door een onderneming:
het kopen van goederen en diensten om er verder mee te produceren.
Schaars(te): Een product is schaars als er een offer of inspanning moet
worden geleverd om het te maken  economisch. Het kost geld, omdat er
inspanningen voor de productie moeten worden geleverd.
 Vrije goederen: goederen waarvoor je geen schaarse middelen
worden opgeofferd, bijvoorbeeld de lucht die je inademt.
Opofferingskosten: De waarde van datgene wat we opofferen om iets te
verkrijgen.
We kiezen het alternatief met de hoogste waarde. De opofferingskosten
bestaan uit de waarde van het op een na beste alternatief.
Kiezen wordt gemakkelijker als je de alternatieven volledig in geld kunt
uitdrukken.

1.3 Het budget, wat koop je ervoor?
Budgetvergelijking: De formule die de mogelijke combinaties laat zien
die je met een budget hebt.
Budgetlijn: Een budgetlijn geeft verschillende combinaties van twee
bestedings-mogelijkheden aan bij een bepaald budget.
Een dergelijke verandering in de behoefte leidt tot een verschuiving over
of langs de budgetlijn. Een veranderde voorkeur heeft echter geen invloed
op de ligging van de budgetlijn.

Nominaal: in geld uitgedrukt.
Koopkracht van het inkomen: De hoeveelheid goederen en diensten
die je met je inkomen kunt kopen.
Voor de bepaling van de verandering in koopkracht is niet alleen de
verandering van de nominale waarde, maar ook de verandering van de
prijzen van belang.

1.4 De invloed van andermans keuze
1.4.1 Een economisch spel
Speltheorie: Beslissingen waarvan de gevolgen mede worden bepaald
door de beslissingen van andere partijen.
1. Spelers (personen, clubs, bedrijven, overheden)  nemen de
beslissingen, handelen rationeel, streven naar een zo hoog
mogelijke uitbetaling.

, 2. Informatie  spelers weten evenveel van elkaar. Ze kunnen zich
coöperatief (samenwerken) en niet-coöperatief gedragen
(concurreren).

3. Strategie  als een speler voor elke denkbare situatie een keuze
heeft voorbereid, dan heeft hij een strategie ontwikkeld (gericht op
een zo hoog mogelijke uitbetaling).
4. Uitbetaling: De verwachte opbrengst van een strategie (geld, maar
andere vormen). De hoogte van de uitbetaling hangt ook af van de
andere speler.
Opbrengstmatrix/resultatenmatrix/uitbetalingsmatrix: een
dergelijke tabel, waarin de opbrengst van elke strategie is
weergegeven (in netto, dus na aftrek van de kosten). De matrix
bevat 4 cellen waarin de uitbetalingen staan.

5. Evenwicht: Een voorspelling van de uitkomst van het spel. Het
evenwicht in Dominante strategie: De strategie die het meest
oplevert, ongeacht de strategie van de ander.
Gedomineerde strategie: De strategie die in alle gevallen het minst
oplevert.

1.4.2 Het gevangenendilemma
Dilemma van de gevangenen. Er worden dan 2 criminelen verdacht van
een zware misdaad. Het resultaat is hier het aantal jaren gevangenisstraf.
Je kunt dan altijd coöperatief of niet-coöperatief opstellen.

1.4.3 Tit-for-tat
Tit-for-tatstrategie: Een strategie waarin de ene speler precies hetzelfde
doet als de andere speler.

1.4.4 Bindende afspraken
Bindende afspraak: Een afspraak waar je (juridisch) niet van af kunt/niet
onderuit kunt.
Vb. Twee gevangenen hebben met elkaar een afspraak gemaakt, maar als
de ene toch niet zal samenwerken zal de ene toch wraak nemen via het
criminele circuit.
Free-ridergedrag/meeliftersgedrag: Gratis profiteren van de
inspanningen van anderen.
Veelpersoonsdilemma: Er zijn meerdere mensen betrokken bij het
gevangenendilemma.

, H2 Jeugd
2.1 Inleiding  Naarmate je ouders wordt leer je je eigen keuzes te
maken.
2.2 Kinderjaren
Kinderen grootbrengen kost veel tijd en geld, zoals:
Zwangerschap (extra kleding), kinderkamer, kinderopvang (dit bedrag
hoeven ouders niet helemaal zelf te betalen, als ze in loosdienst zijn
ontvangen ze van de werkgever een financiële vergoeding), basisschool
(kosten zijn hier laag), voortgezet onderwijs.
Overheidsbijdrage is inkomensafhankelijk: De hoogte van een subsidie of
bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen.

Kinderbijslag: Bijdrage van de overheid voor ouders van kinderen tot 18
jaar, die elk kwartaal wordt betaald, niet inkomensafhankelijk.
 De hoogte, hangt af van de leeftijd van het kind.
 Kinderen die vanaf hun 16e naar een hbo of wo gaan, krijgen geen
kinderbijslag meer. Kinderen met mbo wel.

2.3 Je eerste eigen geld
Stroomgrootheid: Grootheid die over een bepaalde periode wordt
gemeten. Bijvoorbeeld inkomen.
Voorraadgrootheid: Grootheid die op een bepaald moment wordt
gemeten. Bijvoorbeeld vermogen.

Inkomensheffing  inkomstenbelasting en premies voor de
volksverzekeringen. De heffing is een jaarbedrag, de belastingdienst stelt
vast hoeveel dat bedrag is.
Brutoloon: Het loon voor aftrek van belastingen en premies.
Loonheffing: Het bedrag dat als voorheffing van de inkomstenbelasting
en de premie volksverzekering wordt ingehouden op het brutoloon.
Als je maar slechts enkele maanden werkt en niet een vaste baan, dan
heb je teveel afgedragen. Dit kun je terugkrijgen door het invullen van een
teruggavenbiljet (T-biljet).
Algemene heffingskorting: Een bedrag dat in mindering wordt gebracht
op de te betalen loonheffing. In 2016: 2.230.
nettoloon=brutoloon−loonheffing

2.4 De verdeling van de inkomens

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller julieklijn. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.08. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73918 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.08
  • (0)
  Add to cart