Acute manie of mixes episode en geen long-term behandeling
Ernstig
Answer: Antipsychotica (bv. Olanzapine, quetiapine of risperidone) of valproïne
2.
Acute manie of mixed episode en geen long-term behandeling
Minder ernstig
Answer: Overweeg lithium of carbamazepine. Als stemmings-incongruente psychotische symptomen aanwezig zijn, gebruikt een antipsychoticum. Stop antidepressiva abrupt of geleidelijk, afhankelijk van de klinische context.
3.
Acute manie of mixed episode en geen long-term behandeling
symptomen onvoldoende onder controle door behandeling voor ernstig of minder ernstig
Answer: Als de symptomen onvoldoende onder controle zijn ondanks het bovenstaande, overweeg combinatie therapie (bv. Lithium of valproïne met een antipsychoticum ) of overweeg clozapine in een vast doorzettende ziekte.
4.
Acute manie of mixed episode terwijl patient long-term behandeling volgt
Answer: Optimaliseer de huidige behandeling, controleer plasma levels en verhoog de dosis wanneer nodig. Als dit niet werkt, overweeg een antipsychoticum toe te schrijven naast lithium of valproïne of andersom als dat het geval is
5.
Acute bipolaire depressie en geen long term behandeling
ernstig
Answer: Antidepressiva (SSRI) en een anti-manie agent (lithium, valproïne of antipsychotica; de laatste in het bijzonder als de patiënt psychotische symptomen heeft)
6.
Acutre bipolaire depressie en geen long-term behandeling
minder ernstig
Answer: overweeg lithium, lamotrigine of valproïne
Flashcards taak 6 blok stemmingsstoornissen
Flashcards33 Flashcards
$3.210 sales
Flashcards33 Flashcards
$3.210 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is Pfeiffer's definitie van suïcidaal gedrag?
Answer: gedachten en / of acties, die wanneer ze volledig ten uitvoer gebracht zouden worden, kunnen leiden tot zware verminking of de dood
2.
Wat is het verschil tussen suïcidaal gedrag en suïcidale ideatie?
Answer: Onder suïcidaal gedrag verstaan we zowel de gedachten over suïcide als suïcidale acties. Suïcide ideatie is alleen het denken aan en overwegen van een suïcide poging. Suïcide ideatie is dus een deel van het suïcidaal gedrag
3.
Waar staat wet BOPZ voor?
Answer: Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
4.
Wat is een rechterlijke machtiging?
Answer: De mogelijkheid om iemand op te nemen en te laten verblijven tegen zijn wil
5.
Welke verschillende vormen van rechterlijke machtigingen zijn er?
Answer: -Voorlopige machtiging
-Voorwaardelijke machtiging
-machtiging tot voortgezet verblijf
6.
Wanneer is er de mogelijkheid van de inbewaringsstelling?
Answer: Als de mogelijkheden van de rechterlijke machtigingen niet toereikend zijn, om in gevallen van spoed op korte termijn op te kunnen treden tegen de wil van de betrokkene
7.
Wat houdt een voorlopige machtiging in?
Answer: de toestemming van de rechter om iemand tegen zijn wil, dus onvrijwillig, op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis en hem daar te houden.
De term duidt erop dat deze rechterlijke toestemming alleen een tijdelijk karakter kan hebben en dat deze toestemming vooruitloopt op een eventuele toestemming om de betrokkene voor langere tijd tegen zijn wil in een psychiatrisch ziekenhuis op te nemen. Toch is de voorlopige machtiging één van de belangrijkste pijlers van de wet naast de inbewaringstelling is het de basismaatregel om iemand tegen zijn wil te plaatsen en te laten verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis.
8.
Hoelang duurt een voorlopige machtiging?
Answer: De duur van de machtiging is maximaal 6 maanden, beginnend op de dag dat de rechter de machtiging afgeeft
9.
Welke vereisten zijn er voor een voorlopige machtiging?
Answer: - lijden aan een geestesstoornis
- de stoornis moet gevaar voor zichzelf, anderen of voor algemene veiligheid van personen of goederen veroozaken dat niet op een andere manier verholpen kan worden
- de betrokkene wil zich niet vrijwillig laten opnemen
- nlijk geven van verzet
- 12 jaar of ouder
- geneeskundige verklaring (door psychiater)
10.
Wat houdt een voorwaardelijke machtiging in?
Answer: Een voorwaardelijke machtihing is bedoeld om te voorkomen dat een betrokkene wordt opgenomen, Het doel van de voorwaardelijke machtiging is het gevaar door het naleven van voorwaarden zo te verkleinen dat een opneming en verblijf in het ziekehuis niet nodig is
Content preview
Samenvatting alle
literatuur
Stemmingsstoornissen
Samenvatting artikelen taak 1
Bron 2:
Boer, den J. A., Ormel, J., Praag van, H. M., Westenberg, H. G. M., & D’haenen, H. (1999).
Handboek stemmingstoornissen. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom. (SL WM 171).
Hoofdstuk 3: epidemiologische aspecten van stemmingsstoornissen
Depressie en dysthyme stoornis (blz 57)
Incidentie en prevalentie:
De tabel laat zien dat unipolaire depressie een meer episodisch karakter heeft dan dysthymie en de
bipolaire stoornis. Als de puntprevalentie/incidentieratio laag is, onderstreept dit het episodische
karakter van een stoornis. Het omgekeerde (puntprevalentie is gelijk aan of hoger dan de incidentie)
duidt op de relatieve chroniciteit van een stoornis.
De incidentie van mannen (recidiverende) depressie varieerde aanzienlijk met sekse en leeftijd. Bij
mannen nam de waarschijnlijkheid van het ontstaan van een depressie monotoon af met de leeftijd.
,Bij vrouwen was er een toename met de leeftijd, met een piek tussen het veertigste en vijftigste
levensjaar en daarna een afname.
Depressie
De puntprevalentie van de depressie in de bevolking variëren van 4.8 – 7.4% volgens ICD-studies en
van 2.2 – 2.7% volgens DSM-studies.
De jaarprevalentie bedraagt 3.0% in ECA-studies en 5.8% in NEMESIS studie en 10.3% in NCS-studies..
De lifetime-prevalentie varieert tussen de 4.6 en 12.6%.
Dysthymie
De lifetime-prevalentie varieert van 3.3 tot 7.0%. Dysthymie gaat vaak samen met een depressie in
engere zin (dubbele depressie) 42% van de mensen met een dysthyme stoornis heeft ook een
lifetime-geschiedenis van depressie.
In de eerstelijn
Maandprevalentie van depressie onder de spreekuurpopulatie van huisartsen is ongeveer 2 keer zo
hoog als die in de bevolking 13.5% volgens ICD en 11.1% volgens DSM. Ofwel 10 per 100
spreekuurconsulten. Ook de jaar- en lifetime-prevalenties zijn aanzienlijk hoger.
50 tot 77% van de depressies in spreekuurpopulaties worden door de huisarts herkend.
In de GGZ
Een kwart van de herkende depressies van 16 tot 65 jaar wordt doorverwezen naar de GGZ. Dus dan
verwachten we op het vierde niveau (totale GGZ) een jaarprevalentie van 8-10 per 1000 personen
van 16-65.
Het filtermodel voor unipolaire depressie
Niveau Filter Prevalentie
Gemeenschap Ziektegedrag ↓ 58-90
Eerste lijn (totaal) Herkenning ↓ 50-75
Eerste lijn (herkend) Verwijzing ↓ 40-50
GGZ-instellingen (totaal) Opname ↓ 6.4
Opgenomen 1.5
Kenmerken
Geslacht
o Unipolaire depressie komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen (2:1).
o Dysthymie meer bij vrouwen dan bij mannen (2 tot 3 keer zo vaak).
o Verklaring:
Een artefact, doordat vrouwen wellicht op een andere wijze symptomen
rapporteren dan mannen.
Bij mannen andere kunnen stoornissen, zoals antisociaal gedrag of
alcohol/drugsmisbruik de depressie maskeren.
Biologische kwetsbaarheid, afhankelijkheid en aangeleerde hulpeloosheid,
stress en psychologische gevolgen van sociale achterstelling,
Premenstruele klachten en het gebruik van contraceptiva hebben een klein
effect op de prevalentie
Postnatale periode hangt samen met een toegenomen risico op depressieve
klachten.
Hoge prevalentie bij vrouwen lijkt grotendeels het gevolg van een hogere
incidentie van een eerste episode bij vrouwen.
, Burgerlijke staat: vaker alleenstaanden en gescheiden mensen
meer gescheiden mannen dan gescheiden vrouwen
SES: bij afnemende opleiding en inkomen een toenemende prevalentie. Hoogste prevalentie
bij werklozen, arbeidsongeschikten en huisvrouwen zonder een betaalde baan. Niet ontdekt
wat oorzaak of gevolg is.
Manische en bipolaire affectieve stoornissen (blz 68)
Incidentie en prevalentie
Alleen de zeer grote studies met steekproeven van meer dan 10.000 leveren redelijk betrouwbare
schattingen op bij de niet-geïnstitutionaliseerde populatie. Toch blijft hypomanie moeilijk met
zekerheid vast te stellen in de bevolkingspopulatie, omdat lijders hun (hypo)manie vaak niet als
abnormaal ervaren, waardoor minder ernstige gevallen moeilijk te onderscheiden zijn van normale
vrolijkheid.
lifetime-prevalentie:
Wanneer je enkel afgaat op manische episoden: 0.5 – 0.7% (DIS-studie) en 1.6% door de
NCS-studie (2 keer zoveel!!).
Wanneer uitgegaan wordt van de bipolaire stoornissen:
o Type 1: 0.3 – 1.0%
o Type 2: 0.6 – 1.4%
Hoofdstuk 7 Depressie, angst en agressie
Comorbiditeit
- Bij dysthymie bij 22% van de gevallen ook een gegeneraliseerde angststoornis
vastgesteld.
- Bij depressieve stoornis bij 14% ook een paniekstoornis vastgesteld.
- Bij 18% van de patiënten met paniekstoornis en bij 17% van de patiënten met een
gegeneraliseerde angststoornis wordt een comorbide depressie gediagnosticeerd.
- Comorbide paniekstoornis komt voor bij 36,8% van de bipolaire depressies, bij 31,4%
van de unipolaire depressies en 13% van de dysthyme depressies.
- Gegeneraliseerde angststoornis komt voor bij 65,2% van de patiënten met
dysthymie, bij 31,6% van de patiënten met bipolaire depressies en 37,1% van de
patiënten met unipolaire depressies.
- Uit onderzoek van Dobson en Cheung(1990) bleek dat in 42-100% van de gevallen
met depressies een angststoornis bestaat of is voorgekomen, en bij 17-65% van de
gevallen met een angststoornis een depressie.
Relatie tussen depressie en angst is niet duidelijk er bestaan 2 mogelijkheden:
1. Angststoornis wordt veroorzaakt door stemmingsstoornis of omgekeerd
2. Beide stoornissen komen voort uit een zelfde diathese (=vatbaarheidsfactor). Dat wil
zeggen dat angst en depressie 2 verschillende fenotype uitingen zijn van hetzelfde
onderliggende genotype.
tegenargument: als dit zo zou zijn zouden familieleden van patiënten met depressie
een verhoogde kans hebben op angststoornissen en andersom en hier is geen
overtuigend bewijs van gevonden.
Hoofdstuk 3 epidemiologische aspecten van stemmingsstoornissen
Comorbiditeit depressie en dysthymie
- Bij 18% v/d angststoornissen ook een depressie aanwezig, life time prevalence 20%
- Bij vrouwen comorbiditeit angststoornis en depressie 2x zo groot als bij mannen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentGW. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.