Inleiding
Het cytoskelet bestaat uit actine filamenten, deze breken af en bouwen
weer op om zo steeds te veranderen. Vb. mirotubuli die samenkomen in
het centrosoom.
ER scheid de eiwitten uit. Het RNA wordt afgelezen, terwijl deze op een
porine zit, waardoor het eiwit direct in het ER komt. Via een vesicle naar
het Golgi-apparaat dat via de microtubuli kruipt met behulp van een
motoreiwit.
HC 1 – zichtbaar maken van cellen en cel onderdelen
organisme – orgaan – weefsel – cellen – organellen
Cellen zijn de kleinste functionele eenheden van het leven.
Eencelligen: één cel is genoeg om een volledig levend wezen te maken;
alleen geen aanpassingsmogelijkheid.
Meercelligen: er is taakverdeling mogelijk en dus kan er specialisatie
plaatsvinden.
Alle ziekten komen eerst in cellen of beschadigingen van cellen. De cel
functie is noodzakelijk voor regeneratieprocessen.
Cellen bewegen en zijn niet statisch.
Microscopie
vergroting = grotere weergave
contrast = andere grijswaarden of kleurverschillen, zorgt voor onderscheid
resolutie = de afstand waarop je twee individuele objecten nog kunt
onderscheiden.
LM = 200nm EM = 1nm
Cel 20μm kern 10-20μm
organel 100-200nm ribosoom 20nm
mito 1-3μm
Lichtmicroscopie
Kan worden toegepast op levende cellen, door middel van kleuring.
- phase contrast: afgekaatst en niet afgekaatst licht
- differential interference contrast: twee lichtbundels
H&E-kleuring: Hematoxine (blauw/paars) – positief geladen en hecht aan
basische,
negatief geladen structuren (DNA, RNA en
glycoproteïnen)
Eosine (roze/rood) – negatief geladen en hecht aan zure,
positief geladen
structuren (eiwitten in secretie).
Coupe maken – fixeren (aldehyde) bind de eiwitten samen, waardoor
deze stil liggen en
gedood worden.
- inbedden in een matrix (gelatine of paraffine)
,CW Hoorcolleges
- coupe maken
- kleuren/contrasteren
Plasmamembraan is 10nm dik en LM alleen te zien bij schuine aansnede.
Fluorescentie microscopie: lokalisatie van specifieke cellulaire
moleculen (in kleine structuren). De fluorochromen kunnen direct of
indirect aan de moleculen koppelen. Tegelijkertijd verschillende
fluorochromen om verschillende structuren aan te tonen.
Dit is op levende cellen toepasbaar.
Hiervoor zijn fluorescerende eiwitten nodig (GFP uit de kwal).
Antigeen wordt gevormd tegen lichaamsvreemde ingespoten stof, deze
haal je eruit en incubeer je met de antilichamen die als markers gaan
dienen.
GFP is een groen fluorescent eiwit, dus het gen wordt geïsoleerd en
gekoppeld aan een gen dat codeert voor een eiwit dat van interesse is.
(rood – actine groen - tubuline)
Elektronen microcscoop
In vacuüm worden elektronen op een object gebombardeerd. Dit kan
alleen bij dode cellen.
- transmissie EM: flinterdun plakje waar de elektronen doorheen gaan,
minder elektronen
doorgelaten geeft een donkerdere kleur. Gekleurd met
elektronen
tegenhoudende kleurstoffen.
- scanning EM: een bundel elektronen wordt op één punt geplaatst, dit
punt gaat langzaam
over het oppervlak en scant. De elektronen worden
afgestote en komen op
de detector, meer elektronen geven lichtere vlekken. Het
oppervlak wordt
bedekt door zware metalen, omdat deze elektronen
verstoren.
Membraan (lipide bilaag) is 10nm, dus per halflaag 5nm. Hieraan binden
de zware metalen en dus ziet het eruit als twee losse lagen. (cytosol is
donker bij EM).
EM: de antilichamen worden ook weer opgekweekt en gekoppeld, alleen
nu niet gelabeld met fluorescentie maar met goudbolletjes.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------
HC 2 – Subcellulaire opbouw
Prokaryoten: eencellige, simpel en met circulair DNA. (ziekteverwekkers).
, CW Hoorcolleges
Eukaryoten: eencellig (gist) en meercellig, met lineair DNA en complex
door; organellen, cytoskelet en kern. (planten, dieren).
Symbiose: prokaryoten binnen andere prokaryoten en vormt een
eukaryoot. Het DNA krijgt een kern (nucleaire) enveloppe doordat het
membraan er omheen vormt (lipide bilaag) er zit een dubbel membraan
omheen (2 lipide bilagen) en
deze staat in contact met het ER
dat op dezelfde manier gevormd is.
Plasmamembraan
Plasmamembraan oppervlak = 700μm 2
Plasmamembraan oppervlak binnen de cel = 7000μm2
- reguleert het transport van nutriënten de cel in en afvalstoffen de cel uit;
- creëert het juiste chemische milieu in de cel;
- vormt een plek voor chemische reacties die niet in een waterige
omgeving kan gebeuren;
- detecteert signalen uit het extracellulaire milieu;
- gaat interacties aan met andere cellen of met de extracellulaire matrix
(meercelligen).
Cytoskelet zorgt voor stevigheid, communicatie en transport.
Vacuolaire systeem – kern, ER, Golgi-apparaat, endosomen en
lysosomen.
Deze staan in contact met elkaar en transporteren eiwitten via vesicles.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IrisZweers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.