Een uitgebreide samenvatting van alle verplichte literatuur, aangevuld met informatie uit de werkgroepen. Het bevat alle belangrijke termen. Inclusief plaatjes van o.a. hersenstructuren
Blok 2.1 Biologische Determinanten
Probleem 1: Naturally! Selection!
Probleem 2: This neuron has potential!
Probleem 3: Is it that simple?
Probleem 4: Prune it!
Probleem 5: Tell me and I forget. Teach me and I remember. Involve me and I
learn.
Probleem 6: Emotions
Probleem 7: Stress!
Probleem 8: Night, night
,Probleem 1: Naturally! Selection!
Leerdoelen
1. Wat is de evolutietheorie van Darwin?
2. Hoe werkt overerving?
3. Wat is good enough parenting?
Leerdoel 1: wat is de evolutietheorie van Darwin?
Evolutie = aanpassingen in de variatie en frequentie van genen in een populatie, met als doel
voortplanting. Het zijn veranderingen over de tijd.
Natuurlijke selectie = organismen met de gunstige eigenschappen hebben meer kans om te
overleven, dus produceren ze meer nakomelingen. Hierdoor wordt de groep met gunstige
eigenschappen steeds groter.
- Aanpassingen gedurende je leven geef je niet door omdat het niet in je genen zit
- Selectie op eigenschappen die voordeel in de overleving hebben
- Focus op veranderingen als consequentie van succesvolle overleving
- Selective advantages = mutaties die ervoor zorgen dat je langer leeft dan andere in je soort
en je dus meer nakomelingen kan krijgen
3 ingrediënten van natuurlijke selectie
1. Variatie → geeft de “raw materials” voor evolutie, door diversiteit aan eigenschappen
binnen verschillende soorten kan evolutie plaats vinden.
2. Overerving → maar bepaalde variaties worden doorgegeven naar volgende generaties,
alleen de variaties die in de genen vastliggen.
3. Selectie → sommige geërfde eigenschappen zorgen voor een betere overleving of
reproductie. Organismes met bepaalde erfelijke varianten krijgen meer nakomelingen omdat
ze met die variatie langer kunnen leven.
➔ = differential reproductive success: het bezit van bepaalde erfelijke eigenschappen vergroot
kansen op overleving en voortplanting (relatief tot anderen)
➔ Survival of the fittest = degenen die het best aangepast zijn aan de eisen van de omgeving,
zullen overleven en dus voort kunnen planten.
Seksuele selectie = de veranderingen als consequentie van succesvol paren, ze selecteren op
aantrekkelijkheid.
- Intra-seksuele competitie = competitie tussen leden van dezelfde sekse: de winnaar krijgt
het vrouwtje. De eigenschappen die leiden tot succes in deze competitie worden
overgegeven door paren (bv. kracht en grootte)
- Inter-seksuele competitie = als het mannetje kwaliteiten beschikt die vrouwtjes graag zien
zullen deze mannetjes eerder worden uitgekozen om mee te paren. Mannetjes die de
kwaliteiten niet hebben zullen zich niet voortplanten.
o Female choice = vrouwelijke sekse is kieskeurig over het kiezen van een partner
o Voorbeeld: een pauw met mooie veren
Andere oorzaken van evolutionaire verandering is genetic drift = random veranderingen in de
genetische samenstelling van een populatie, kan komen door
- Mutaties
, - Founder effect = als een klein deel van een populatie een kolonie sticht, de vinders van de
kolonie zijn niet exact genetisch representatief voor de hele bevolking
- Genetic bottlenecks = als een populatie verkleint door bv. een ramp
Bewijs voor de evolutietheorie van Darwin
1. Darwin bekeek verschillende geologische lagen en legde fossielen naast elkaar, hij keek naar
steeds recentere lagen. Hij liet hiermee de veranderingen door de tijd heen zien
2. Darwin beschreef opvallende structurele overeenkomsten tussen levende soorten, wat
suggereerde dat ze afstamden van dezelfde voorouders
a. Homologie = dezelfde structuur (dus dezelfde voorouders) maar een andere functie.
Bv. arm van een mens en een poot van een kat
b. Analogie = andere structuur, dus ander evolutionair begin maar dezelfde functie. Bv.
vleugels en poten van een honingbij en van een vleermuis
3. Directe observaties van snelle evolutie → hij keek naar veranderingen die waren
aangebracht door selectief fokken bij planten en dieren (natuurlijke selectie op de Galapagos
eilanden)
Misconcepties evolutionaire theorie
- Menselijk gedrag is enkel genetisch vastgesteld
o Geen genetisch determinisme = gedrag wordt bepaald door genen en er is geen
invloed van de omgeving
o Het is interactionisme
- Als het evolutionair is, kunnen we het niet veranderen
o Als de omgeving verandert kan je het gedrag veranderen (bv. eelt wordt niet
geproduceerd als de huid minder wordt blootgesteld aan frictie)
- Huidige mechanismen (mensen) zijn het eindproduct van evolutie en optimaal ontwikkelt
o Er is continu adaptie, waarom adaptie niet optimaal is:
▪ Evolutionaire tijdsvertraging = evolutie gaat traaf maar de omgeving
verandert snel, de evolutie loopt achter (we zijn ontwikkelt voor vroegere
omstandigheden)
▪ Elke verandering brengt kosten met zich mee, soms is het beter om een
adaptie niet te doen omdat de kosten te hoog zijn
- Evolutie heeft een doel, natuurlijke selectie is intentioneel
o Evolutie is geen bewust proces, het is gebaseerd op toeval (bv. giraffe met een lange
nek had meer overlevingskans)
- Als een bepaald lichaamsdeel niet gebruikt wordt, zal het in de genen van de volgende
generatie komen
o Ervaringen gaan niet in genen zitten
- Evolutie is een verbetering
3 producten van evolutie
1. Adaptaties = overgeërfde en ontwikkelde kenmerken die zijn ontstaan door natuurlijke
selectie omdat het hielp een overlevings- of reproductieprobleem op te lossen
a. Genetische basis
b. De vroegere omgeving heeft de genen die we nu hebben geselecteerd
c. Meeste adaptaties zijn soort specifiek
d. Meeste adaptaties ontwikkelen lang na de geboorte (bv. lopen)
, e. Environment of evolutionary adaptedness (EEA) = de aanpassingsproblemen die de
adaptaties vormen
f. Periode van evolutie = de tijd waarin de adaptatie gebouwd is
g. Primaire product
2. Bijproducten = kenmerken die niet een aanpassingsprobleem oplossen en ook niet
functioneel zijn, ze komen samen met functionele adaptaties (bv. navel, komt samen met de
navelstreng)
3. Ruis (noise/random effects) = willekeurige effecten die geproduceerd zijn door mutaties,
plotselinge veranderingen van de omgeving of ongeluk tijdens de ontwikkeling, het is niet
gelinkt aan het aanpassingsaspect (bv. oogkleur)
3 theorieën over de oorsprong van aanpassingen
1. Creationisme = idee dat god alle planten en dieren heeft gemaakt
a. Dit kan niet bewezen worden
b. Heeft niet geleid tot nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen
2. Seeding theory = oorsprong van het leven ligt niet op aarde, de zaadjes hiervoor kwamen
met een meteoriet of met wezens van andere planeten op aarde. Vanaf toen veranderden de
zaadjes door natuurlijke selectie
a. Geen bewijs en leidt niet tot nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen
b. Hoe ontstaan die andere wezens dan?
3. Natuurlijke selectie → wetenschappelijke theorie
Inclusive fitness theory Hamilton
- Fitness = potentie om succesvol te reproduceren
- Individuele reproductie succes (classical fitness) en het effect dat acties van het individu
heeft op het reproductiesucces van familie, de genen willen voortplanten, niet het individu
- Classical fitness = reproductiesucces in je genen doorgeven door het krijgen van kinderen
Kritiek op Darwin
- Het mist een samenhangende theorie van overerving, Darwin had een gemixte theorie = je
bent een mix van je ouders, dit is fout
- Religieuze kritiek: ze zagen soorten als onveranderlijk en gemaakt door god. Volgens Darwin
was het ontstaan van de mens toevallig
- Hoe kunnen vroegere stadia van selectie handig zijn voor een organisme, wetenschappers
konden dit zich niet inbeelden
Leerdoel 2: hoe werkt overerving?
Mendel
- Studeerde erfelijkheid in erwten planten (witte en bruine zaden)
- Hij kruiste nageslacht van raszuivere lijnen = kweeklijnen waarin leden onderling gekruist zijn
en ze nakomelingen met dezelfde trekken produceren
- Hij maakte gebruik van dichotome eigenschappen = trekken die of in de ene vorm of in de
andere vorm voorkomen, nooit een combinatie (dus witte of bruine zaden)
- Door zijn experiment kwam hij erachter dat sommige eigenschappen dominant en andere
recessief zijn, overerving is geen mix van eigenschappen maar beiden genen geven
informatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller susanvancappellen13. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.48. You're not tied to anything after your purchase.