100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting goederenrecht $3.80   Add to cart

Summary

Samenvatting goederenrecht

 206 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van 17 pagina's voor het vak P2 - Goederenrecht aan de JHS

Preview 3 out of 17  pages

  • December 12, 2014
  • 17
  • 2013/2014
  • Summary
avatar-seller
Literatuur week 1
Phillips; Hoofdstuk 1 en 2, Kloosterhuis; paragraaf 5.5
Goederen, zaken en vermogensrechten
# Art. 3:1 BW bepaalt dat goederen alle zaken en alle vermogensrechten zijn. Er bestaan 2 soorten
goederen: zaken (3:2 BW) en vermogensrechten (3:6 BW).
# Een zaak moet aan 2 criteria voldoen:
1. voormenselijke beheersing vatbaar (vastpakken)
2. Een stoffelijk object (bepaald materiaal)
Vb: auto, huis, boek
# Vermogensrecht is een recht met vermogenswaarde; een recht met bepaalde waarde dien in geld
is uit te drukken. Bestaat uit 3 onderdelen:
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn
Vb. eigendomsrecht of vorderingsrecht
2. Die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
Vb. smartengeld (materieel voordeel te verschaffen aan de rechthebbende van dat
recht)
3. Die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel
Vb. wekelijkse vergoeding voor het boodschappen van iemand die slecht ter been is

Roerende en onroerende zaken
# Onroerende zaken zijn niet verplaatsbaar (art. 3:3 lid 1 BW), de volgende categorieën:
 Grond
 Delfstoffen die nog niet zijn gewonnen (gesteenten en mineralen met een bepaalde
gebruikswaarde)
 Beplanting die met de grond zijn verenigd
 Gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd (kunstwerken, stellages)
 Gebouwen en werken die door vereniging met andere gebouwen of werken duurzaam met
de grond zijn verenigd (zitten aan andere gebouwen vast)
Kan wel te verplaatsen zijn, hoeft niet altijd onverplaatsbaar te zijn.
# Roerende zaken zijn alle zaken niet die onroerend zijn, deze zijn verplaatsbaar. Voorbeelden: auto,
fiets, pen.

Portacabin-arrest
# Keet die vaak gebruikt wordt als tijdelijke kantoorruimte op een bouwterrein of als noodgebouw
van bijvoorbeeld een school. De centrale vraag in de uitspraak is of de portacabin een roerende of
onroerende zaak is in de zin van 3:3 BW. De HR concludeert dat de portacabin een onroerende zaak
is en stelt de Rabobank in het gelijk. (blz. 17 Phillips)

Hoofdzaak en bestanddeel
# art. 3:4 BW; bestanddeel; alles wat volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een zaak. Met
‘verkeersopvatting’ wordt het maatschappelijk verkeer bedoeld, de omgang van mensen met elkaar
in de maatschappij.
# Een bestanddeel is dus iets waarvan wij als maatschappij vinden dat het deel uitmaakt van een
andere zaak. Die andere zaak wordt daarmee de hoofdzaak.

,# Tweede omschrijving; lid 2: een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij
daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht
aan een der zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak.
Vb. Als een ruit in een raamkozijn wordt gezet en deze wordt er uit verwijderd, dan is er
schade aan ofwel de ruit of het kozijn.
Vb. plant is een bestanddeel van de grond geworden als deze geplant is.

Registergoederen en niet-registergoederen
# Registergoederen (art. 3:10 BW); goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in
daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.
 Overdracht; het goed van de ene persoon overgaat op de andere. Soms ipv overdracht
vestiging.
 Openbare registers; registers die voor eenieder toegankelijk zijn; iedereen kan deze registers
raadplegen. Volgens art. 3:16 BW zin er openbare registers, waarin feiten die voor de
rechtstoestand van registergoederen van belang zijn worden opgenomen.
 Noodzakelijkheid; weten we doordat het in de wet is geregeld.
# Onroerende zaken zijn altijd registergoederen.
Vb. registergoederen: huis, bedrijfsgebouw, stuk grond, schepen, vliegtuigen;
gemeenschappelijk kenmerk is dat de overdracht moet worden ingeschreven in openbare
registers.
# Kadaster = de instantie die de openbare registers voor onroerende zaken bijhoudt en die ervoor
zorg draagt dat de gegevens van overdracht of vestiging worden ingeschreven.
# Niet-registergoederen; alle goederen die geen registergoed zijn.

Natuurlijke en burgerlijke vruchten, goede trouw
# Natuurlijke vruchten (art. 3:9 lid 1 BW); zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van
andere zaken worden aangemerkt. Twee vereisten:
1. Het zijn zaken
2. Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken aangemerkt
Vb. appel en puppy
# Natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op het moment dat deze wordt afgescheiden (art.
3:9 lid 4 BW). Vb: als de appel van de appelboom valt, dan is het een zelfstandige zaak geworden / als
de puppy wordt geboren is het een zelfstandige zaak.
# Burgerlijke vruchten (art. 3:9 lid 2 BW) zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van
goederen worden aangemerkt. Twee vereisten:
1. Het zijn rechten (op geld waardeerbaar en kunnen overgedragen worden)
2. Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen aangemerkt
Vb. rente over een geldbedrag dat op een spaarrekening staat.
Vb. De huuropbrengst van een woning. (recht op betaling vd huur en wordt volgens
verkeersopvatting als vrucht van een goed (woning) aangemerkt)
# Burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze opeisbaar wordt (art. 3:9 lid
4 BW). Vb: als de huuropbrengst opeisbaar is (aan het eind vh kalenderjaar)
# Goede Trouw (art. 3:11 BW) van een persoon ontbreekt als:
1. iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft kende

, 2. iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft behoorde te
kennen

Inleiding absolute en relatieve rechten
# Absolute rechten = rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan zowel een recht op
een zaak als een recht op een vermogensrecht zijn.
 Geldt ten opzichte van iedereen
 Geeft de rechthebbende de bevoegdheid om een bepaalde heerschappij over het
betreffende goed uit te oefenen.
# Relatieve rechten = persoonlijke rechten = rechten die slechts tegenover een bepaalde persoon
werken; gelden niet ten opzichte van eenieder.

Kenmerken absolute rechten
# Er zijn 8 absolute rechten:
 Boek 3 BW
Vruchtgebruik (art. 3:201 BW), Pand (art. 3:227 BW), Hypotheek (art. 3:227 BW)
 Boek 5 BW
Eigendom (art. 5:1 BW), Erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW), Erfpacht (art. 5:85 BW), Opstal (art. 5:101
BW), Appartement (art. 5:106 BW)
# Zaaksgevolg – droit de suite;het absolute recht volgt het goed waarop het rust, ongeacht waar dit
goed zich bevindt.
# Prioriteitsbeginsel – droit de priorité; indien er meer dan één absoluut recht op een goed rust, gaat
het eerder gevestigde absolute recht vóór een later gevestigd absoluut recht.
# Bevoorrechte positie – droit de préference; een bevoorrechte positie bij een faillissement van een
ander. Hij kan zijn goed buiten het faillissement houden.

Onderscheid volledige en beperkte rechten
# Volledig recht; eigendomsrecht (=enige): het meest omvattende recht dat een persoon op een
goed kan hebben (art. 5:1 BW). Kan alles doen met het goed waar het volledige recht op rust.
# Beperkt recht; een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte
recht is bezwaard. (art. 3:8 BW)

Beperkte rechten
# Vruchtgebruik; het recht om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken of de vruchten
van een goed van een ander in eigendom te verkrijgen. Dit wordt gevestigd of ontstaat door
verjaring. De duur van het vruchtgebruik wordt door partijen zelf bepaald.
 Wanneer de vruchtgebruiker een natuurlijk persoon is, beperkt de wet de duur van het
vruchtgebruik tot de duur van diens leven.
 Is de vruchtgebruiker een rechtspersoon, dan kan het recht van vruchtgebruik voor maximaal
30 jaar worden gevestigd. Op het moment dat de rechtspersoon ophoudt te bestaan, vervalt
daarmee het recht van vruchtgebruik.
# Vruchtgebruik is niet hetzelfde als bruikleen, want dat is een relatief recht en geldt dus niet ten
opzichte van eenieder, wat vruchtgebruik wel doet.
# Het recht van pand is een recht op een niet-registergoed dat bij het niet-voldoen van de
onderliggende geldvordering zekerheid biedt aan een schuldeiser.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Pebblesgrizzle. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62491 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.80  5x  sold
  • (0)
  Add to cart