Leisure Regie
Leisure! Inleiding in de vrije tijd.
Hoofdstuk 1: Het begrip vrije tijd
Objectieve definitie Subjectieve definitie Contextuele definitie
(residuele definitie)
Vrije tijd = alle tijd – arbeid – De tijd de persoon zelf als vrije De tijd dat iemand niet ter
onderwijs – zorgtake – tijd ervaart verantwoording kan worden
persoonlijke verzorging geroepen in termen van de
morele regels en de legitieme
orde die behoren bij zijn of
haar verzorgingspositie
Hij perspectief Ik perspectief Ik/hen perspectief
Economische discipline Psychologische discipline Sociologische discipline (in
relatie tot groepen/situatie)
Voor kwantitatief onderzoek Voor kwalitatief onderzoek
Free time Leisure
Hoofdstuk 2: Een korte geschiedenis van de vrije tijd
2.1 Vrijetijdsloze tijdperk:
Tot 1850 - Standenmaatschappij (adel, werkers, geestelijken)
- Besef van vrije tijd zoals we het nu hebben, was er niet
- Wat we nu zien als vrije tijd, was toen alleen voor de elite samenleving
. - sport was gekoppeld aan strijd
2.2 Uitvinding van de vrije tijd:
1850 - 1920 - Industriële revolutie (zorgde voor meer vrije tijd)
- Klassenmaatschappij (Boeren, burgers, adel, geestelijkheid werd kleiner)
- vrije tijd was vooral: herstellen van het werk, en naar de kerk gaan
- (1919) 8-urige werkdag
2.3 Van volksopvoeding naar een leisure-industrie
1920 - 1990 - Verzuilde samenleving (katholieken, protestanten, socialisten, liberalen)
- Arbeiders toonden alcoholisme en ander zedeloos gedrag
- (1960) vrije zaterdag (5 daagse werk week van 8 uur per dag)
- stijging van lonen, opkomst van personenauto, introductie van tv
- ontzuiling in 1970/80
2.4 Van vrijetijdsutopie naar ‘The labour of leisure’
1990 – heden - vrijetijdsgedrag en vrijetijdsaanbod is veranderd
- vrijetijd was vooral residueel (voor 1990), nu vooral subjectief
- vrijetijd heeft een centrale positie in ons dagelijks leven.
2.5 De opkomst van de studie naar de vrije tijd
Eerste bekende studie over vrije tijd: The theory of the leisure class (Thorsthein Veblen, 1899). Voor
de industriële revolutie was er al een leisure klas. De hogere klasse (conspicuous consumption,
duurdoenerij) wilde vooral laten zien hoeveel macht en welstand de leisure class had.
Eind jaren ’80 kwam de opleiding ‘Multidisciplinaire opleiding vrijetijdswetenschappen’, opgezet
vanuit meerdere disciplines: sociologie, psychologie en economie.
‘Vrijetijdsmanagement’, het fenomeen wordt niet bestudeerd vanuit sociaal-cultureel perspectief,
maar vanuit commercieel en economisch perspectief.
De vrijetijdssector is een van de belangrijkste economisch sectoren.
Juul Beijers, VTM 1, Leisure Regie: Leisure! Inleiding in de Vrije tijd.
,Hoofdstuk 3. De vrijetijdsvraag
3.1 Maatschappij, structuur en cultuur
Iedereen leeft samen, maar wel op een verschillende manier.
Het begrip maatschappij wordt vaak afgebakend door landsgrenzen: er wordt vaak gesproken over
de Nederlandse maatschappij. Maatschappij: een geheel van met elkaar levende mensen die met
elkaar verbonden zijn en geordend worden door een staat (overheid)
Sociologie: De wetenschap die bestudeert hoe verschillende groepen mensen met elkaar samenleven
en hoe verschillen(sociaal-culturele / culturele factoren) te verklaren zijn.
Sociale structuur is niets anders dan een netwerk van mensen die met elkaar verbonden zijn. Het
omvat alle sociale relaties die een persoon heeft en de positie die een persoon inneemt binnen een
bepaald netwerk.
Hiërarchie= Sociale rang wie heeft de middelen om macht uit te oefenen over een ander.
3.1.2 Sociale cultuur
De cultuur van een maatschappij kan worden gezien als de invulling van de sociale netwerken of
structuur. Cultuur: ‘alles wat de mens heeft voortgebracht’. Daarbij kan er onderscheid gemaakt
worden tussen materiële (tastbare) en immateriële (niet-tastbare) cultuurelementen.
- architectuur - geloof
- literatuur - waarden en normen
- kleding - gewoonten
- gebruiksvoorwerpen - rituelen
- werktuigen - communicatie
Maatschappelijke cultuur: alle materiële en immateriële elementen die door de mensen binnen die
samenleving voortgebracht zijn en overgedragen worden op volgende generaties.
Materiële cultuurelementen: Het totaal aan tastbare cultuurelementen, met een maatschappelijk
nut of doel dat door de mens is voortgebracht.
Immateriële cultuurelementen: het totaal aan uitingen, gewoonten, overtuigingen, instellingen,
waarden en normen waarin het leven van een samenleving tot uitdrukking komt.
Cultuur kan ook zijn: de kunstzinnige uitingen van de mens.
Cultuur= het geheel aan waarden, normen, opvattingen, instituties en tradities dat een samenleving
of groep mensen kenmerkt.
Cultuur in brede zin: Alles wat de mens heeft voortgebracht binnen een samenleving.
Cultuur in enge zin: Alle kunstzinnige uitingen van een mens zoals wat te zien is in een museum,
bioscoop, theater etc.
Cultuur in enge zin kan je verdelen in:
Hoge cultuur: alle elitaire cultuur gerekend, kunstzinnige uitingen die voor de beperkte bovenlaag
van de maatschappij bedoelt is. Zij hebbende intelligentie, tijd en geld om deze kunst te waarderen.
Lage cultuur: ook wel populaire cultuur genoemd, alle kunstzinnige uitingen die volksvermaak als
doel hebben.
Waarden: zijn zaken die algemeen als goed of belangrijk wordt gezien ( eerlijkheid, vrijheid van
meningsuiting etc.)
Normen: zijn concrete gedragsregels die voortkomen uit bepaalden waarden. (iemand de hand
schudden, achter in de rij aansluiten etc.)
Juul Beijers, VTM 1, Leisure Regie: Leisure! Inleiding in de Vrije tijd.
, Opvattingen: zijn gedeelde ideeën over bepaalde onderwerpen. ( vrouwen hebben net zoveel recht
als mannen etc.) Instituties: zijn alle organisaties en instellingen die een samenleving vormgeven. (
wetgevende instanties, politieke partijen, onderwijsinstellingen etc.)
Tradities: gewoonten handelingen die typerend zijn voor de Nederlander en die we veelal hebben
meegekregen van oudere generaties. ( verstoppen van eieren tijdens Pasen, manier van eten van een
haring met uitjes etc.)
Sociale structuur en cultuur waarin wij leven zijn van invloed op ons vrijetijdsgedrag. Het bepaalt
hoeveel vrije dagen wij hebben, maar ook wat wij belangrijk vinden, wat wij wel en niet mogen doen
en met wie we omgaan.
3.1.3 Structuur, cultuur en vrijetijdsgedrag
Sociale structuur en cultuur hebben invloed op ons vrijetijdsgedrag. Ze bepalen hoeveel vrije dagen
we hebben, en ook wat we belangrijk vinden, wat we kunnen en mogen doen en met wie we
omgaan.
3.2 Subculturen en sociale groeperingen
Iedere Nederlander is onderdeel van de Nederlandse cultuur. Sommige vertonen deviant (afwijkend)
gedrag, dit lijdt tot subculturen.
Subcultuur: een cultuur die in bepaalde opzichten afwijkt van, maar in andere opzichten overeen
komt met, het grote culturele geheel waarbinnen de subcultuur van een bepaalde groepering in de
samenleving voorkomt.
-Geografische subculturen: (Limburgers, Friezen, Amsterdammers enz.)
-Demografische subculturen: (Pubers, Jongvolwassenen, bejaarden enz.)
-Psychografische subculturen: (Onderscheid in manier waarop een groep denkt/handelt)
- Al deze subculturen kennen eigen gewoonten, normen, waarden en opvattingen maar leven ook
grotendeels de algemene Nederlandse cultuurkenmerken na.
Kinderen zijn tot aan de pubertijd nauwelijks gevoelig voor subculturen. In de eerste levensfase (voor
de pubertijd) vind de primaire socialisatie plaats.
- dus de basis cultuurelementen worden door ouders/leraren aangeleerd.
In de tweede levensfase (in de pubertijd) komt de secundaire socialisatie
- Beïnvloeding komt door leeftijdsgenoten, ze zoeken aansluiting bij een subcultuur die hen
het meest aanspreekt.
- Soms loopt dit uit de hand, en ontstaat er een contracultuur (hele groepen zetten zich af
tegen de algemene normen en waarden, opvattingen en gewoonten.
Referentiekader: ‘geheel van kennis, verklaringen en oordelen met betrekking tot de sociale
omgeving’. Vaak in de puberteit zoeken mensen rolmodellen tegen wie ze op kunnen kijken of op
wie zij willen lijken.
Elke subcultuur heeft zijn eigen: codes, uitingen, symbolen, specifieke manieren van begroeten,
andere lichaamstaal, uiterlijke kenmerken (piercings enz.)
Lifestylekenmerken: Het geheel aan codes, symbolen en uitingen van een specifieke groep vormt de
lifestyle van die subcultuur (Beunders & Boers, 2007)
3.2.2 Subcultuur en vrijetijdsgedrag
De invloed van subculturen op ons vrijetijdsgedrag blijft groot. Mensen zijn geneigd ergens bij te
willen horen en die drijfveer bepaalt het gedrag in grote mate. Ze kopiëren het gedrag, symbolen, de
uitingen van een bepaalde groep.
Juul Beijers, VTM 1, Leisure Regie: Leisure! Inleiding in de Vrije tijd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juul2103. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.