Allesomvattende samenvatting van hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9 & 10 economische sociologie. Gebaseerd op de lessen en slides van professor Stef Adriaenssens.
Samenvatting economische sociologie Hoofdstuk 1
Sociologie = Het analyseren wat mensen doen en waarom ze dat doen.
1) Wat sociologie niet is
Sociologen worden anti-economisten genoemd, omdat ze kritiek uiten op de fundamenten van de
economische wetenschap. Maar dit is totaal niet de bestaansreden van sociologie, men gaat de
economie vanuit een andere invalshoek bekijken, wat nog niet maakt dat het anti-economisme is. Ze
hebben zelfs heel wat gemeen met elkaar -> ze bestuderen beide het handelen van de mens,
coördineren van handelingen, hoe je moet samenleven, ...
Sociologie is geen socialisme. De sociologie kent geen ideologische (politieke) voorkeur. Het is niet
dat er een conclusie wordt genomen dat socialisme het beste is ofzo. dit neemt niet weg dat
sociologen een ideologische voorkeur kunnen hebben, net zoals bakkers, ... dat hebben.
Sociologie is meer dan een verhaal. Een verhaal is een uitleg over hoe het ZOU kunnen gebeurd zijn.
Sociologie praat het verwerpelijke niet goed. De sociologie kan geen onderscheidt maken dus goed of
slecht. Het kan wel doorgronden wat in een samenleving als goed of slecht beschouwd wordt en
bestudeerd dan wat er gebeurd als er tegen het goede wordt ingegaan etc. bv. andere mensen
vermoorden is slecht. Dat concludeert de sociologie uit onderzoek naar onze samenleving. Het zegt
echter niet dat dit juist of fout is dat dit slecht is!
2) Sociologie bestudeert sociaal handelen
Wat is sociologie dan wel? Het is de wetenschap van het samenleven. Het object (=waar doet men
onderzoek naar?) vd sociologie = sociaal handelen. Sociaal handelen is een onderdeel van handelen,
handelen is een onderdeel van het menselijke gedrag. Gedrag = algemeen alles wat wij doen.
Handeling = een gedraging is een handeling als het intentioneel is. Er moet een reden zijn waarom je
een gedrag stelt. Als men vraagt: waarom doe je dit? En je kan niet antwoorden, dan is het geen
handeling. Bv. ademen is geen handeling, maar als je bij de dokter komt en die vraagt om diep in te
ademen, dan krijg je een handeling. Een handeling is nooit zinloos per definitie. Sociaal handelen =
elk handelen dat zinvol op anderen betrokken is. Als je thuis alleen bid, dan heb je geen sociale
handeling. Doe je dit in de kerk, dan bepaalt het ritme en de cadans van een voorganger jouw ritme,
dat is wel sociaal handelen. Wanneer het regent zie je dat alle mensen een paraplu opendoen, dat is
geen sociaal handelen omdat het niet op andere mensen betrokken is. Voorwaarden voor sociaal
handelen:
- Intentionaliteit = Je doet de handeling met een reden.
- Coördinatie = het heeft betrekking op anderen. Jouw handeling heeft een effect op/voor
anderen.
Economie bestudeert eveneens sociaal handelen. Elke beslissing in een economie is gebouwd op
interactie (exceptie Robinson Crusoë).
Verschillende types van handelen, er zijn 4 grondcategorieën:
1) Doelrationeel => Je gaat bewust je middelen die gebruikt worden voor een doel te bereiken
afwegen. Bv. je gaat om van plaats A naar plaats B te gaan de kortste weg proberen te
vinden. Je gaat dus proberen je nut te maximaliseren gegeven de middelen die je hebt. Je
gaat hardlopen om kilo’s te verliezen (=middelen (lopen) gebruiken als middel van je doel
(afvallen).
, 2) Waarderationeel => je doet iets om de handeling op zich. Je gaat hardlopen omdat je
hardlopen op zichzelf leuk vindt. Doel en waarderationaliteit kunnen perfect samenvallen: Ik
loop omdat ik het leuk vindt en ik val er ook nog eens mee af! win-win situatie. Als je iemand
niet slaat omdat je vindt dat dit niet gepast is = waarderationeel. Als je iemand niet slaat
omdat je anders in de gevangenis vliegt = doelrationeel. Dit lijkt op intrinsieke motivatie.
3) Affectief handelen => Het handelen wordt bepaald door de gevoelsmatige toestand. Je gaat
iemand omhelsen nadat je ruzie hebt bijgelegd. Als je uit woede het servies kapotslaagt, dat
doe je niet omdat je dat leuk vindt (waarde) of omdat je graaf nieuw servies wilt (doel) maar
omwille van de gevoelsmatige toestand van dat moment.
4) Traditioneel handelen => ingewortelde gewoontes bepalen ons gedrag. Bij onze dagelijkse
inkopen of een random ochtendritueel is vaak traditioneel. Ooit had deze handeling een
intentie, je deed dit omdat het toen het beste was. Maar na een tijd verliest het zijn intentie
en wordt het puur traditioneel. Bv. heel vaak als we danku, zeggen denken we er amper over
na, het is gewoon een traditionele handeling.
De eerste 2 types zijn rationele vormen van gedragingen. Bij rationele handelingen is er een
expliciete deliberatie vooraleer je de handeling stelt. Deze deliberatie is zwakker bij affectief omdat
je je daar laat leiden door emoties en bij traditioneel omdat je het doet zonder erover na te denken
(=zonder te delibereren).
We concluderen dat handelingen nooit zinloos kunnen zijn. Als we spreken over “zinloos geweld”
dan is er eigenlijk vaak sprake van een emotionele handeling. Het verschil tussen economen &
sociologen zit hem misschien wel in het feit dat “rationeel handelen” een assumptie is in de
economie. Economen gaan er dus vanuit dat bij elke daad van een persoon is nagedacht en
gedelibereerd. Maar volgens sociologen bestaat er zinvol gedrag dat ook niet rationeel is. Passionele
misdaden en altijd maar danku zeggen zijn niet rationeel meer wel zinvol.
Economie gaat er ook vanuit dat rationeel handelen altijd doelrationeel handelen is. Maar ook
waarderationele handelingen zijn rationeel. Een terrorist die zichzelf opblaast is rationeel maar niet
doelrationeel. Er is bij deze terrorist geen bewuste afweging tussen ingezette middelen (tijd/geld) en
het beoogde doel maar het is wel gebaseerd op beredeneerde overleg (=deliberatie). Een socioloog
zegt dat dit wel rationeel is, een economist zegt van niet.
3) Sociologie bestudeert sociale feiten
Wat is nu “het sociale”? Daarjuist spraken we over het sociaal handelen. Je gaat dus handelingen
treffen met gevolgen voor anderen en je houdt ook rekening met anderen in je beslissingen. Maar er
is nog iets, er zijn bovennatuurlijke fenomenen nl. “de samenleving”. Aan sommige sociale dingen
kunnen we ons niet onttrekken omdat ze ons als het ware worden opgelegd. Dit zijn sociale feiten:
- VB: We spreken allemaal een moedertaal, dat is een sociaal feit omdat het ons wordt
opgelegd. We hebben deze niet te kiezen is en we kunnen ons er niet aan onttrekken. Het
Nederlands bestond al nog vooraleer we geboren waren, en het zal ook nog verderbestaan
wanneer we sterven. Een taal is niet VAN ons maar wel IN ons, het is deel van onze identiteit.
Economisch zien we ook dat taal een collectief goed is dat meer waard wordt des te meer
gebruikers er zijn, dat is een hypercollectief goed, facebook is ook een hypercollectief goed.
Sociale feiten hebben als kenmerk dat ze objectief zijn, ze bevinden zich namelijk buiten ons. Wie
deze feiten niet accepteert wordt gesanctioneerd, op die manier zijn ze dwingend. Als je gebrekkig
Nederlands spreekt kan je frustratie oproepen bij andere mensen of kan je geen examen nederlands
slagen. Het feit dat ze sanctioneerbaar zijn maakt niet automatisch dat iedereen altijd proper binnen
,de lijntjes kleurt. Durkheim gaf hiervan een voorbeeld omtrent zelfdoding. De cijfers van zelfdoding
zijn doorheen de jaren vrij constant. Zelfdoding wordt veroorzaakt door de samenleving.
Er zijn wel verschillende oorzaken: je bent sterk geïntegreerd in de samenleving (opoffering voor je
makkers in het leger, harakiri in Japan, ...) dit noemt hij altruïstische zelfdoding. Anderzijds heb je
mensen die zelfmoord plegen omdat ze zich niet weten te integreren, in tijden van maatschappelijke
crisis. Dit is anomische zelfdoding.
Ten slotte heb je nog andere bovenindividuele opvattingen -> sociale structuur: alle groeperingen en
organisaties in de samenleving en hoe ze met elkaar in contact staan (bedrijven, vriendenkringen, ...).
Deze zijn met een bepaald doel in het achterhoofd ontstaan. Sociale systemen: deze zijn spontaan
ontstaan, via het coördineren van talloze handelingen. Je hebt de onderwijswereld, de
bedrijfswereld, ...
4) Sociologie is een product van sociologen in de samenleving
Sociologen bestuderen eigenlijk altijd de samenleving waarvan ze zelf ook deel uitmaken. Ik
bestudeer de samenleving in Itegem, niet die in Zuid-Afrika als ik een socioloog zou zijn. De Rus
Sorokin bijvoorbeeld, hij bestudeerde het effect van massale hongersnood op een samenleving in zijn
eigen land tijdens de eerste wereldoorlog omdat hij er middenin zat. Zijn laboratorium was gewoon
gans Rusland. Norbert Elias (duitser) ging op zoek naar de drijfveer van rijke industriëlen. Hij vond dat
ze het niet deden voor geld (ze waren immers al rijk) maar gewoon omdat de machtsstrijd een kick
gaf.
Dit leert ons dat je enkel kan bestuderen wat zich rondom jouw bevindt. Een onderzoek over rijkdom
is moeilijk in Afrika bijvoorbeeld. Een socioloog kan onmogelijk niet deel uitmaken van de groep die
hij bestudeert. Dit heeft als voordeel dat je participeert en dat je dus echt wel weet waarover je
spreekt. Het nadeel is dat velen dezelfde blinde vlekken hebben. Antropologen zijn observators die
“vreemde” samenlevingen bestuderen. Ze hebben meer tijd nodig om alles op te merken maar
hebben vaak een scherper oog voor bepaalde zaken.
1) Cultuur en tijdsgeest hebben een grote invloed op wat bestudeerd wordt. Bepaalde zaken
worden op een bepaald moment misschien totaal onbelangrijk geacht om te bestuderen, 20
jaar later zijn ze misschien van levensbelang. In sommige culturen worden bepaalde zaken
meer bestudeert dan in andere culturen... De samenleving bepaald wat de moeite waard is
om te bestuderen. Lombroso zei dat je criminelen zou kunnen herkennen aan de diepe
groeve in hun achterhoofd eind 19 de eeuw. Als je dit begin 19 de eeuw zei, dan kreeg je
gigantisch veel kritiek vd katholieke kerk, die zeiden natuurlijke dat God alles te zeggen had.
Maar sinds de evolutietheorie en de bezorgdheid over de degeneralisatie (=achteruitgang)
van de mens schonk men hier plots meer aandacht aan.
2) Macht en machtsuitoefening bepaald mee wat sociologie doet, ziet en verklaart. De
sociologie bestuderen is op zichzelf ook iets sociaal. Binnen de sociologie is er dus ook
ongelijkheid, machtsuitoefening, ... hetgene wat ze eigenlijk zelf bestuderen. Groepen met
macht durven wel eens wegen op een bepaald wetenschappelijk onderzoek. VB: de spelers
uit de tabaksindustrie gingen veel investeren in zelf wetenschappelijke experimenten om zo
onduidelijkheid te zaaien over het feit of roken slecht is voor de gezondheid. Ook in de
suikerindustrie deed men hetzelfde toen aan het licht kwam dat het schadelijk is voor de
tanden. Men ging de aandacht vestigen op hoe men de tanden sterker maakt. Het was niet
succesvol, maar het had wel de aandacht weerlegd. De personen die bovenaan de ladder
staan van iets bepalen wat de moeite waard is om te onderzoeken.
, Sociologie wordt dus altijd beïnvloedt door waarden. Dit kan aanzien worden als een probleem, men
wilt namelijk zo objectief mogelijk onderzoek doen. bv. een dokter die op zoek gaat naar een
medicijn tegen kanker omdat hij iemand verloren heeft aan die ziekte is subjectief, maar er zal
natuurlijk niemand dit afkeuren. Het is op zich niet verkeerd om een waarde te hebben tov iets, maar
het mag geen invloed hebben op je resultaat. Er zijn doorheen de geschiedenis 3 soorten
antwoorden geweest op de uitdaging van waarden en wetenschap:
- Positivistische ideologie ze negeren het bestaan van waarden in de wetenschap. Zij beweren
dus dat er totaal geen selectie gemaakt wordt van wat nu wel en wat nu niet bestudeerd
wordt. Dit is totaal onrealistisch want natuurlijk selecteer je wat je wel en niet gaan
bestuderen, anders kom je terecht in een oneindige verzameling van feiten. Een
wetenschapper zou dus niet meer interesse kunnen hebben in het onderzoeken van X dan in
het onderzoeken van Y.... Dit is niet realistisch en niet haalbaar.
- Waardevrijheid Waardebetrokkenheid is toegestaan dwz dat het probleem dat je aanpakt en
de kandidaat oorzaken die je op voorhand opsomt mogen beïnvloedt zijn door jouw
waarden. Maw daar mag jij je interesses een invloed onrechtstreeks laten hebben.
Maar het onderzoek op zich moet vrij zjn van waardeoordelen! Het empirisch onderzoek
moet maw gescheiden worden van belangen, appreciaties, waarden, ... Als je het onderzoek
op zichzelf belangeloos doet, dan wordt het reproduceerbaar en controleerbaar!
- Reflexieve sociologie een puur objectief onderzoek is onmogelijk. Er is altijd een relatie met
het wereldbeeld en de belangen vd wetenschapper. Bv. het inkomen van de wetenschapper
wordt mee bepaald met wat hij vindt uit een onderzoek. Maar ook status, plezier in het
werk, ... worden mee beïnvloedt door wat hij vindt als resultaat van een onderzoek. Er moet
steeds een zelfanalyse zijn -> je analyseert de relatie tss jou en het onderzoeksobject.
5) Sociologie is een wetenschap die mythes jaagt
Sociologie bestudeert “het sociale”, hier gaan wij mensen dagelijks heel actief mee om waardoor
sociologen op gespannen voet staan met de dagelijkse kennis en oordelen omdat sociologie een
wetenschap is die de maatschappelijke consensus in vraag durft te stellen.
Wetenschap= kennisverwerving gebaseerd op een systematische en weloverwogen confrontatie van
theorie en empirische waarnemingen.
Theorie -> deductie -> empirie -> inductie -> theorie -> .... Deze voortdurende confrontatie is de
wetenschappelijke cyclus. Er is een voortdurende wisselwerking tss deductie en inductie.
Theorie= logisch opgebouwd, geen contradicties, ... Wanneer de voorspelling ongeacht de uitkomst
altijd blijkt te kloppen, dan is het geen wetenschap.
Empirie= representatie van de werkelijkheid. Dit wordt gebruikt om bestaande theorieën te toetsen
(deductie) of om nieuwe theorieën te vormen (inductie).
Elke mens is een soort van alledaagse socioloog. Wij maken constant interpretaties, verklaringen,
analyses, ... anders zouden we sociaal niet functioneren. De sociologie gaat nog iets verder dan dat.
Zij gaat op gesystematiseerde en controleerbare wijze ideeën en verwachtingen construeren en
confronteren met empirische waarnemingen. Ze baseert zich op dagelijkse observaties en gaat er de
interne contradicties uithalen, ze systematiseren en confronteren met eerder gevonden
wetenschappelijke kennis.
Sociologen en andere wetenschappers zijn mythejagers onbewijsbare en onbewezen stellingen
worden toetsbare en getoetste theorieën.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller robbesols22. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.