1 Leeftijd & Mediagebruik: Kinderen
1.1 Inleiding
Opdracht: Welke evoluties waren er? Welke factoren zouden deze verschuivingen in het
mediagebruik kunnen verklaren?
- Opkomst van het internet, familie invloed is groter als je ouder bent, je kan meer je zin
doen dan voordien het geval was, opkomst van smartphones
Opdracht: Zullen kinderen van nu dezelfde evolutie doorlopen?
- iPads,.. Hangt nauw samen met wat er beschikbaar is op dat moment. Media zijn meer
doordrongen in het leven nu dan vroeger, de sociale normen die daarrond ontstaan zijn
hier ook verantwoordelijk voor. De interesses blijven hetzelfde maar kinderen passen
het met andere middelen toe, ze worden anders ingevuld met wat er op dat moment
beschikbaar is (dus in een andere context)
Conclusie
- Leeftijd is een sterk structurerende factor van het mediagebruik, als je iemands leeftijd
kent kan je goede voorspellingen doen over hoe het mediagebruik eruit zal zien
- Leeftijd is een gemakkelijke indicator voor ontwikkelingen die mensen doorlopen tijdens
hun leven: Cognitieve/psychologische, sociale, fysieke, seksuele ontwikkelingen.
o Cognitief: bv. kind gaat minder bewustzijn of cognitieve vaardigheden hebben
dan een adolescent. Het cognitieve aspect heeft een sterke invloed op het
mediagebruik.
o Sociaal: Bij oudere mensen is het sociale aspect belangrijk, ze hebben behoefte
aan een soort invulling van hun leven en dat maakt dat ze veel televisie kijken om
dat isolement te doorbreken.
o Seksueel: Adolescenten die voor het eerst een relatie aangaan
- Ontwikkelingen gebeuren binnen een specifieke historische/maatschappelijke context
(cfr. Fixkes – kvraagetaan, identiteit van een bepaalde generatie/cohorte)
- Mediagebruik kan vanuit ontwikkelingsperspectief verklaard worden door 3 factoren
1. Behoeften & eisen
2. Mogelijkheden & toegankelijkheid van medium
3. Capaciteit om een medium te ‘lezen’
1
,1.2 Leeftijd en mediagebruik: Jongeren
1.2.1 Kinderen (tot 12 jaar)
- Sterk bestudeerde groep (samen met adolescenten)
- Men veronderstelt dat zij een ‘kwetsbare’ groep vormen (voor negatieve media-effecten)
- Cognitieve ontwikkeling heeft grote invloed op mediagebruik
1.2.2 Adolescentie
Turbulente levensperiode gekenmerkt door diverse veranderingen: Cognitieve/sociale en
fysieke veranderingen
- Identiteitsvorming
- Interactie met leeftijdsgenoten die met dezelfde ‘struggels’ zitten
- Streven naar onafhankelijkheid van ouders
- Toename belang van ‘peer’-groep
- ‘Imaginary audience’
o Ingebeeld publiek, adolescenten denken dat ze centraal staat in de wereld. Ze
denken dat ze constant in de gaten worden gehouden & dat heeft een sterke
invloed op hun gedrag
- Experimenteren
o Krijgen meer zelfstandigheid & willen dingen proberen
- Verhoogde interesse voor seksualiteit
o Ze ondergaan een aantal fysieke veranderingen & dat leidt tot een interesse
voor alles wat met seksualiteit heeft te maken
- Sterke emoties
o Soort van ontwikkeling die mensen doormaken, adolescenten maken heel veel
emoties mee (zowel positieve & negatieve). Ze hebben vaak moeilijkheden om
die emoties te reguleren zodat ze aangepast gedrag kunnen stellen. Dat maakt
dat ze ook emotie gedreven dingen op het internet kunnen plaatsen zonder dat
ze erbij nagedacht hebben
- Abstractievermogen
1.3 Cognitieve ontwikkeling
4 fasen in ontwikkeling jongeren
- Vaak vermelde wetenschapper: Piaget (Zwitser)
1.3.1 Sensori-motorische fase: 0-2 jaar
- Nadruk op ontwikkeling motorische vaardigheden
- Aanleren idee van objectpermanentie (rond 8 maanden): Weten dat iets er nog is ook al
kan je het niet meer waarnemen. Bv. als er een vork valt gaan kinderen leren kijken waar
die is, of als hun mama of papa de deur uit is leren ze dat die nog bestaan en niet
voorgoed weg zijn, ze leren dat iets valt als je je handen open doet
1.3.2 Pre-operationele fase: 2-7 jaar
1.3.2.1 Perceptuele gebondenheid
- Jonge kinderen: Veel aandacht voor hoe iets eruitziet of klinkt (concrete)
- Oudere kinderen (vanaf 7 jaar = concreet-operationele fase): Capaciteit om verder te
kijken, oog voor betekenis/relaties/concepten (abstractievermogen groeit)
- Voorbeeld 1 met 2 oma’s & kat:
a) Jonge kinderen gaan zich baseren op hoe de oma eruitziet & kiezen ze de oma die
er het liefst uitziet, ze kijken niet naar wat de oma doet
b) Oudere kinderen gaan vooral kijken naar hoe de oma met de kat omgaat
- Voorbeeld 2 classificeren o.b.v. kleur of vorm (vs. conceptuele eigenschappen)
2
, a) Jonge kinderen kunnen heel makkelijk de objecten met dezelfde kleuren &
vormen selecteren
b) Oudere kinderen kunnen bv. hamer & zaag selecteren, ze zien een inhoudelijke
samenhang (werktuigen)
1.3.2.2 Centratie
- Jonge kinderen: Aandacht toegespitst op één opvallend kenmerk (bv. hart met
glinstertjes)
- Oudere kinderen: Kunnen decentreren – rekening houden met verschillende perceptuele
cues
- Voorbeeld 1: Experiment met glazen
o 2 brede glazen, 1 glas wordt overgegoten in een hoger, smaller glas, als je dan
vraagt of de inhoud van beide glazen nog steeds dezelfde is zeggen jonge
kinderen neen
- Voorbeeld 2: Ketting
o Langere ketting bevat meer muntjes zeggen jonge kinderen
1.3.2.3 Egocentrisme: Dingen alleen vanuit eigen perspectief zien
- Experiment met auto’s: Ruimtelijk inzicht wordt verkeerd ingeschat
- Experiment landschap
1.3.3 Concreet-operationele fase: 7-11 jaar
- Abstractievermogen is gegroeid
o Denken nog steeds gebonden aan concrete situaties (bv. rekenen a.d.h.v. blokjes)
o Kind kan nog niet generaliseren, denken in verhoudingen is moeilijk
- Decentratie: Rekening houden met verschillende soorten elementen
- Vermogen om perspectief van anderen aan te nemen ≠ Egocentrisme
1.3.4 Formeel operationele fase: vanaf 12 jaar
- Vermogen om te denken vanuit hypothesen, overweg kunnen met situaties waarin
verschillende variabelen tegelijkertijd spelen = Verdere toename van abstract denken
- Voorbeeld: Experiment met staven – wat zijn factoren die invloed kunnen hebben op de
buigzaamheid van een staaf?
1.4 Algemene cognitieve evoluties
- Concreet naar abstract
- Centratie naar decentratie
- Uitbreiding van domeinspecifieke kennis
o Ervaringen worden opgeslagen & dienen als ‘kapstokjes’ voor nieuwe ervaringen
- Uitbreiding verwerkingscapaciteit
- (!) Opgelet: Cognitieve ontwikkeling verloopt niet voor alle kinderen op dezelfde
snelheid
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Julievcalster. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.89. You're not tied to anything after your purchase.