Samenvatting Aardrijkskunde Geowijzer 12-02-14
2. Weer en klimaat
2.1 Planeet aarde
Waarom is er op de aarde leven mogelijk?
Door de samenstelling van de atmosfeer (voldoende zuurstof)
Aanwezigheid van de ozonlaag (stratosfeer) die tegen schadelijke ultraviolette straling
beschermt.
De aarde is één van de acht planeten die rond de zon draaien. Daarnaast draaien er nog
tientallen manen, vele kometen en kleine planeten om de zon = zonnestelsel.
Een planeet is een grote bol van gas of steen. Planeten zijn voor hun verlichting en
verwarming afhankelijk van de zon. De zon is ook een ster.
4 rotsachtige planeten die het dichtst bij de zon draaien:
o Mercurius
o Venus
o Aarde
o Mars
4 buitenste gasplaneten (bestaan voornamelijk uit waterstof:
o Jupiter
o Saturnus
o Uranus
o Neptunus
De atmosfeer of de dampkring is de lucht om de aarde. Deze luchtlaag is meer dan 1000 km
dik en opgebouwd uit een aantal lagen: troposfeer – stratosfeer – mesosfeer –thermosfeer-
exosfeer.
Figuur 2.1 De opbouw van de dampkring
In de onderste 10 km, de troposfeer speelt zich het weer af, lucht bestaat uit 78% stikstof,
21% zuurstof en 3% andere gassen.
Mensen hebben zuurstof nodig om te leven, planten koolstofdioxide.
Weer: de toestand van de atmosfeer op een bepaalde plaats op een bepaald moment. Het gaat
om de elementen temperatuur, neerslag en wind.
Klimaat: de gemiddelde toestand van het weer over langere tijd (min. 30 jaar) in een groot
gebied.
De aardas is de denkbeeldige lijn van de noordpool naar de zuidpool. De aarde draait in 24
uur om zijn as, tegen de wijzers van de klok in. De aarde draait in 1 jaar om de zon.
Figuur 2.2 De draaiing van de aarde om de zon
Middernachtzon of pooldag: 24 uur licht
Poolnacht: 24 uur donker
Hoe ontstaan seizoenen?
o Door de baan die de aarde om e zon draait
o De schuine stand van de aardas
21 maart: de zon schijnt loodrecht op de evenaar → begin van de lente
Noordelijke keerkring: Kreeftskeerkring
Zuidelijke keerkring: Steenbokskeerkring
Figuur 2.3 Start van de seizoenen
,2.2 Temperatuurfactoren
De temperatuur wordt beïnvloedt door:
o De breedteligging
o De hoogteligging
o De gesteldheid van het aardoppervlak
o De land-zee verdeling
o De zeestromen
o De ligging van gebergten
Breedteligging: de afstand tot de evenaar.
Op lage breedte, dus dicht bij de evenaar, is de temperatuur hoog.
Figuur 2.4 De zoninvalshoek bepaalt mede de temperatuur
Hoogteligging: de afstand tot de evenaar.
Elke 1000 meter ↑temperatuur 6⁰ C ↓.
Hoe hoger je komt, hoe dunner de lucht wordt en hoe kouder het wordt. Minder
koolstofdioxide!
De gesteldheid van het aardoppervlak en de land-zee verdeling:
Land wordt veel sneller warm dan water, maar koelt ook veel sneller af. Water wordt
langzaam warm, maar koelt ook langzaam af.
Aanlandige wind: wind die van zee naar land waait.
Aflandige wind: wind die van land naar zee waait.
Figuur 2.5
De zeestromen:
De zeestromen exporteren zowel warmte als kou. Oceaanwater is het warmst bij de evenaar
en het koudst bij de polen. De stromingen worden aangedreven door de wind en de zon.
Zuidelijkhalfrond: stromingen hebben een afwijking naar links
Noordelijkhalfrond: stromingen hebben een afwijking naar rechts
Ligging van gebergten:
Klimaatscheiding: de ene kant van de berg heeft een andere temperatuur en
neerslaghoeveelheid dan de andere kant.
2.3 Neerslag
Gemiddeld valt er 800 mm neerslag per jaar.
Korte waterkringloop: water verdampt uit de zeeën en oceanen. Dat proces wordt versneld
onder invloed van de zon. De waterdamp wordt door de luchtmassa waar het in zit verplaatst.
Tijdens deze verplaatsing worden er wolken gevormd. De waterdamp condenseert tot
waterdruppels. Heel veel waterdruppels bij elkaar vormen een wolk. Deze wolken kunnen al
boven de zee of oceaan uitregenen.
Lange waterkringloop: bladzijde 40
Figuur 2.7 Water verandert van vorm
Motregen bestaat uit zeer kleine waterdruppels en valt meestal uit stratuswolken.
, Dauw ontstaat als volledig met waterdamp verzadigde lucht in aanraking komt met koude
opp.
Nevel/mist is de verzadigde lucht die rond fijne deeltjes in de atmosfeer condenseert
(laaghangende wolken). Zicht beperkt tot 1 à 2 kilometer: nevel. Zicht minder als 1 kilometer:
mist.
Ijsregen is de regen die tijdens zijn val naar beneden is bevroren.
Ijzel is regen die bevroren is op de grond of op voorwerpen bij het aardoppervlak.
Rijp ontstaat als het helder weer is en de aarde door uitstraling sterk afkoelt: Figuur 2.8
Hoe ontstaat neerslag?
→ waterdamp koelt af en condenseert tot waterdruppels die een wolk vormen.
Waardoor kan de lucht afkoelen?
De lucht kan stijgen als gevolg van gebergten
Als gevolg van sterke verwarming van de aarde
Door de botsing van twee soorten lucht.
Loefzijde: windkant van de berg.
Lijzijde: hier is weinig wind, ook wel regenschaduw genoemd. Waarom? De lucht daalt en
wordt weer opgewarmd, hierdoor valt er nauwelijks of geen neerslag.
Stuwingsregen : er ontstaat neerslag doordat de lucht stijgt tegen een berg.
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060209_regen01
stijgingsregen: De zon verwarmt de grond en het oppervlaktewater verdampt snel. Warme
lucht met waterdamp zet uit en stijgt op. Maar door die stijging koelt de lucht af. Daardoor
condenseert de waterdamp en ontstaan er kleine druppeltjes die samen een grote stapelwolk
vormen. Doordat er steeds meer lucht opstijgt en afkoelt, groeien deze stapelwolken uit tot
enorme buien.
Depressies ontstaan door botsing van warme lucht uit het zuiden en koude lucht uit het
noorden. Op het punt waar de warme en koude lucht elkaar raken, ligt het front.
In Nederland zijn vier typen wolken vaak zichtbaar:
1. Cumuluswolken (koufront)
2. Stratuswolken/golfwolken (warmtefront) onderkoeld water
3. Schaapjeswolken (warmtefront) voorbode voor neerslag
4. Cirrus (veegwolken) bestaan uit ijskristallen
Figuur 2.10 verschillende soorten wolken
Moessons: winden die bij de evenaar voorkomen en elk halfjaar van richting veranderen.
2.4 Luchtbewegingen
Wind: de verplaatsing van lucht over het aardoppervlak. Dit wordt veroorzaakt over
verschillen in luchtdruk. De windkracht wordt bepaald door de afstand van het hoge- en
lagedrukgebied tot elkaar. De windrichting wordt bepaald door de ligging van het hoge- en
lagedrukgebied t.o.v. elkaar, maar ook door de draaiing van de aarde. Ook lokale
omstandigheden (grote gebouwen) bepalen de windrichting.
De schaal van Beaufort: geeft de windkracht weer door de windsnelheid in km/u te meten.
Bij de evenaar is het altijd warm, waardoor de lucht stijgt en in de troposfeer naar het noorden
en het zuiden in de richting van de polen stroomt. Dus ontstaat er een lagedrukgebied, het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 321946. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.24. You're not tied to anything after your purchase.