HOORCOLLEGE 1: Inleiding recht
Geschiedenis van het Nederlands recht: Romeins recht (Corpus Juris Civilis) - Germaans recht - Kerkelijk recht
(het Canonieke Recht) - Republiek (soevereine gewesten) - De Code Napoléon - Wetboeken van Nederland –
Jurisprudentie.
Hoge raad der Nederlanden: de hoogste rechtsprekende instantie in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba
op civielrechtelijk, strafrechtelijk en belastingrechtelijk gebied. De Hoge Raad zetelt in Den Haag en is belast met
het toezicht op de rechtseenheid en rechtsontwikkeling van het Nederlandse recht
Niet in hoger beroep, maar cassatie. "In cassatie gaan" betekent dat men beroep aantekent bij het hoogste
gerechtshof van het land tegen een uitspraak van een lagere rechter. Dit hoogste hof houdt dan enkel rekening met
de wijze waarop de lagere rechter de wet heeft toegepast. Een cassatierechter treedt dus niet in beoordeling van de
feiten zelf.
Geen besluiten, maar arrest (uitspraak van hogere rechter over de eerste uitspraak)
Legisme: al het recht uit de wet halen en niets anders doen dan de wetsteksten mechanisch toepassen.
Problemen van de wet (Paul Scholten): De wet is niet altijd duidelijk (rechter moet dan interpreteren) / De wet
vertoond leemtes / De betekenis van rechtsbeginselen (zijn fundamentele opvattingen die behoren tot het wezen van
een samenleving en die geacht worden van een dergelijk groot belang te zijn, dat zij juridisch afdwingbaar zijn).
Wat is recht: Geheel van regels of normen dat het maatschappelijke verkeer in banen leidt en een remedie
aandraagt voor de problemen die rijzen wanneer mensen zich niet gedragen overeenkomstig hetgeen men van
elkaar mag verwachten. (uitspraken over wat mensen moeten en mogen, en wat mensen van elkaar mogen en
moeten verwachten). 2 soorten uitspraken: Descriptieve uitspraken (verwijst naar feiten) en Normatieve uitspraken
(verwijst naar regels).
--Dwingend recht: regels waarvan belanghebbenden niet regels mogen afwijken. Regelend recht: aanvullend recht,
of regels die slechts gelden voor zover de belanghebbenden zelf niet een andere regeling hebben getroffen.
--Positief recht: het recht dat op een bepaalde tijd of op een bepaalde plaats geldt. Natuurrecht: het ideale recht, de
gedachte aan de eeuwige wetten van wat in de samenleving behoort
--Subjectief recht: de bevoegdheid die een bepaald persoon aan de norm ontleent (mijn recht, het recht van de
eigenaar, het recht van de uitkeringsgerechtigde). Objectief recht: het geheel van normen, dat verhoudingen tussen
personen regelt
--Formeel recht: procesrecht / materieel recht: inhoudelijk recht
Het bestuursrecht verschaft aan de overheid de bevoegdheid om zowel preventief als repressief bestuursrechterlijke
normen te handhaven. Daartoe worden verschillende instrumenten verschaft (1) instrumentele karakter (2)
waarborgkarakter\
,Waar vinden we het recht?
1) De wet
Codificatie: Het in wetboeken formaliseren van de rechtsstof (Corpus Juris Civilis, De Code Napoleon)
Wet in formele zin: een besluit tot stand gekomen in samenwerking tussen Kroon en Staten Staten-Generaal (art.
81 Gw)
Wet in materiële zin: een algemeen bindend voorschrift; avv (dus inclusief verordeningen van andere overheden)/
ieder naar buiten werkende ieder algemene de burgers bindende regeling, uitgaande van een overheidsorgaan, dat
zijn bevoegdheid daartoe direct ontleent aan de wet in formele zinformele zin
Grondwet: wet die de hoofdlijnen van de staatsinrichting inhoudt.
↓kroon en staten Staten Wet in materiële zin Geen wet in materiële zin
Generaal Avv
Wet in formele zin (echte AWB/GW/Schoolwet/ Crisiswet/ Benoemingsbesluit/
parlementsweg) Wro / Grondwet rijksbegroting
Geen wet in formele zin Gemeente/provincie/ ministeriële Beschikking/vergunning
(officiële regel) besluiten (individuele gevallen)
Hiërarchie in wetgeving
1. Een hogere wet gaat voor een lagere 2. Een latere wet gaat voor een eerdere 3. Een bijzondere wet gaat voor
een algemene Maar: de rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen
(artikel 120 van de Grondwet). Toetsingsrecht is het recht om wetten (formele zin) te toetsen aan een wet van een
hogere orde, zoals een Grondwet of een verdrag. In Nederland toetst de rechter wetten en verdragen niet aan de
Grondwet. Daarnaast de rechter, beter gezegd moet de rechter, de wet wel toetsen aan Verdragen. Hieronder de
hierarchie
1. Internationaal: verdragen, EU-verordeningen en richtlijnen
2. Nationaal: Grondwet
3. Nationaal: wetten in formele zin
4. Nationaal: Algemene Maatregelen van Bestuur
5. Nationaal: Ministeriele regelingen
6. Regionaal: Provincie, Waterschap
7. Lokaal: Gemeente
8. Pseudo-wetgeving: beleidsregels (ik ge het beleid op die en dat manier ga uitvoeren). Je kan je er niet
rechtstreeks op beroepen.
Belangrijkste vormen van interpreteren: zoeken naar de bedoeling van de wetgever
1. Grammaticale interpretatie:
Daarbij wordt de tekst van de wet zo letterlijk mogelijk genomen. (Strikt genomen is dit meer taalkundige
interpretatie dan werkelijk grammaticale interpretatie.)
2. Systematische interpretatie:
Wetten zijn meestal min of meer systematisch opgezet. De precieze betekenis van een bepaalde bepaling kan
daarom soms ook worden achterhaald door deze te bezien in de samenhang met andere bepalingen in dezelfde wet,
al was het maar door te kijken in welk hoofdstuk de bepaling staat
3. Historische interpretatie;
De rechter kijkt hoe een wet ooit is bedoeld, hierbij wordt vaak de parlementaire geschiedenis er op nageslagen
4. Teleologische interpretatie (sociologische):
De rechter kijkt naar het doel van de wet op zich zelf, dus los van de bedoeling van de wetgever op het moment van
het maken van de wet. Het verschil met een historische interpretatie is dat in dit geval niet wordt teruggegrepen op
de parlementaire stukken, en dat zo ook rekening kan worden gehouden met nieuwe omstandigheden waar de
wetgever van weleer niet aan gedacht heeft of zelfs maar weet van had. Deze vorm van interpretatie wordt vaak
gebruikt bij de toepassing van Europees recht door het Hof van Justitie.
Andere vormen van interpreteren
5. Extensieve en restrictieve interpretatie: Uitbreidende of beperkende uitleg en hantering van een rechtsregel
6. Analogie: Zaken die erg veel op elkaar lijken, worden gelijk (naar analogie) geïnterpreteerd
7. De redenering a contrario: Zaken die niet specifiek worden genoemd in de wet, worden uitgesloten. Stel dat
een wet alleen gaat over arbeidsovereenkomsten, dan worden bijvoorbeeld freelance overeenkomsten daarvan
uitgesloten.
8. Algemene beginselen van recht
, Wet gaat in werking op het moment dat de wet aangekondigd is in de staatsblad.
2) Het verdrag, traktaat
3) De gewoonte
Voorwaarden: Herhaling van gedragingen (1) en De overtuiging dat men zich zo behoort te gedragen als gevolg
van een rechtsplicht (2)
4) Transitoir recht (overgangsrecht)
5) De rechtspraak
Wetten : Algemene voorschriften / Regulering vooraf / AVV zijn verboden voor de rechter
Uitspraken: Concrete oordelen / Regulering achteraf / Vonnissen binden slechts partijen
-->Rechtspraak toch als bron van recht: Via de betekenis die aan de beslissing wordt gegeven in de rechtspraktijk
6) De wetenschap
7) Rechtsbeginselen
Kenmerken: Grote algemeenheid / Ethische dimensie / Organisch gegroeid. Voorbeelden: Geen straf zonder een
voorafgaande wet / geen aansprakelijkheid zonder schuld / hoor en wederhoor / het gelijkheidsbeginsel.
Het rechtsobject: Personen: mensen en sommige verenigingen en vermogens. Voorbeelden: de staat, de
gemeenten, de vereniging, de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
De stichting: een vermogen met rechtsbevoegdheid.
Natuurlijk persoon: De aanvang: wil er van persoonlijkheid sprake zijn, dan moet het kind levend ter wereld zijn
gekomen. De ademhaling wordt daarvoor als criterium genomen./ De wet begunstigt de nasciturus, hij wordt als ,
reeds geboren aangemerkt indien zijn belang dit met zich meebrengt.
Rechtsbevoegdheid, handelingsbekwaam: Handelingsonbekwaam: zij van wie de wet veronderstelt, dat zij niet
in staat zijn de betekenis van hun daden te beseffen en die de wet daarom tegen zichzelf beschermt.- Onbekwaam:
het algemene niet kunnen/ Onbevoegd: het incidentele niet kunnen.
Rechtsbronnen: grondwet (een rigide constitution= een grondwetsherziening is een moeilijke en langdurige
handeling. Ook staat er of naast de formele wetgever ook lagere wetgever regels mag vaststellen .’wet’ alleen
regering en staten generaal / ‘bij of krachtens de wet’, regels of regelen, ui kracht van een wet ook lagere
regelgever kunnen regelingsbevoegdheid krijgen.), gewoonterechterlijke regels (ook wel ongeschreven recht
genoemd) en geschreven regels.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MK12. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.