HC week 1
• Stappenplan
• Derde landen
Stappenplan
1. Toegang tot vrijheden?
2. Discriminatie of belemmering van vrijheden?
3. Rechtvaardigingsgrond voor de belemmering?
4. Is nationale maatregel geschikt om zijn doel te bereiken? (geschiktheidstoets)
5. Gaat belemmerende maatregel verder dan nodig om zijn doel te bereiken?
(noodzakelijkheidstoets)
6. Is de belemmering van de vrijheden evenredig aan doel van de nationale maatregel?
(evenredigheid stricto sensu)
In het boek van Eijsbouts nog even doornemen van de basis van het EU-recht.
De invloed en voorwerking van het EU-recht in de nationale rechtsorde wordt bepaald door het EU-
recht zelf. Dat vloeit voort uit het Van Gend en Loos en Costa Enel arresten. Uit de overwegingen van
het HvJ in van Gend en Loos blijkt dat het Unierecht rechtstreeks toepasselijk is. Met de oprichting van
de gemeenschappen hebben de lidstaten een autonome rechtsorde in het leven geroepen en daarmee
een stuk van hun rechtscheppende soevereiniteit opgegeven, aldus het HvJ. In Costa Enel maakte het
HvJ duidelijk dat het Unierecht bovendien voorrang heeft boven het nationale recht van de lidstaten.
De Europese rechtsorde werkt supranationaal en het EU-recht gaat voor het nationale recht van de
lidstaten.
Rechtstreekse werking van het EU-recht: particulieren en vennootschappen kunnen rechten ontlenen
aan het Unierecht en zich beroepen op de aanspraken die daaruit voortvloeien als de betrokken
bepaling in het VWEU of de richtlijn onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is. Een bepaling is
onvoorwaardelijk indien de daarin opgelegde verplichting van de lidstaat niet afhankelijk is van een
handeling van de Unie of een lidstaat. Een bepaling is voldoende nauwkeurig indien de daarin
opgelegde verplichtingen in niet mis te verstane bewoordingen is gesteld. De EU-verdragsvrijheden en
de EU-richtlijnen op het gebied van de directe belastingen hebben rechtstreekse werking. Het is van
belang te zien dat het Unierecht niet in de plaats treedt van het nationale recht van de betrokken
staten. Zolang beide rechtsordes met elkaar in overeenstemming zijn, blijft het nationale recht
gewoon zijn rol spelen. Maar bij strijdigheid van het nationale recht met het EU-recht, zal de rechter
het nationale recht van de betrokken lidstaat voor dat gedeelte buiten toepassing moeten laten. Dit
wordt uitsluitende werking genoemd.
Wanneer is een regeling in strijd met de vrijheden? Het HvJ gebruikt hierbij een stappenplan van 6
stappen. Vrijheid van kapitaalverkeer geldt voor derde landen en dat is een uitzondering op de andere
vrijheden omdat de andere vrijheden alleen binnen de EU gelden en niet buiten de EU. Vrijheid van
kapitaalverkeer is dus eigenlijk een uitzondering op de regel dat de vrijheden alleen binnen de EU
gelden.
Het HvJ zet de eerste 5 stappen in haar arresten, maar stap 6 wordt niet altijd met zoveel woorden in
het arrest gezet. Maar als je een arrest wil snappen dan heb je stap 6 nodig.
Als we een nationale regeling willen toepassen aan de vrijheden, om te kijken of hij daar in
overeenstemming is, of we toegang hebben tot de vrijheden. Welke vrijheid is van toepassing en
voldoen we in principe aan de toepassingsvoorwaarden daarvan? Dan gaan we kijken of er sprake is
van discriminatie of van een belemmering van die vrijheden. Als we vaststellen dat dat het geval is,
dan gaan we vervolgens kijken in stap 3 of die belemmering gerechtvaardigd kan worden en dan
gaan we op zoek naar een rechtvaardigingsgrond en als er een rechtvaardigingsgrond is voor die
belemmering, dan kijken we vervolgens naar of die nationale regeling die in geschil is geschikt is om
zijn doel te bereiken en als dat het geval is en dat is vaak het geval want het hof gaat vrij soepel met
deze stap om. Vervolgens naar stap 5 de noodzakelijkheidstoets en dan gaan we kijken of de
nationale regel verdergaat dan nodig is om het doel te bereiken en tot slot de Douma-stap. In deze
1
,stap ga je na of die belemmering van de vrijheden evenredig is aan het doel van de nationale
maatregel en Douma noemt dat evenredigheid stricto sensu. De vorige 5 stappen zet het Hof ook en
kan je ook vrij simpel uit de jurisprudentie van het Hof halen maar als je gaat zoeken naar stap 6, dan
kan je lang zoeken want wordt niet met zoveel woorden benoemd. Maar toch zijn er bepaalde
arresten die je alleen kunt begrijpen als je die 6 e stap hanteert. Denk aan Marks en Spencer of N.
Hebben we toegang tot de vrijheden in een zaak? Welke vrijheid is van toepassing en voldoen we aan
de toepassingsvoorwaarden van die vrijheid? En dan moeten we een onderscheid maken tussen de
personele, materiële en de territoriale werkingssfeer.
Stap 1: Toegang tot vrijheden (2)
• Vb: Vrij verkeer van personen
– Vrij verkeer van werknemers: 45 [39] VWEU
– Vrijheid van vestiging: 49 [43] VWEU
– Personele werkingssfeer: onderdaan
– Natuurlijke personen: nationaliteit van een lidstaat
– Vennootschappen opgericht in overeenstemming met wetgeving van
een lidstaat die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun
hoofdvestiging binnen de Unie hebben: 54 [48] VWEU
De verdragsvrijheden gelden alleen maar voor EU-onderdanen indien er sprake is van natuurlijke
personen. Deze natuurlijke personen dienen de nationaliteit van een van de lidstaten te bezitten. De
verdragsvrijheden gelden ook voor vennootschappen als zij zijn opgericht in overeenstemming met de
wetgeving van een lidstaat die hun zetel, hoofdbestuur of hun hoofdvestiging in de EU hebben. Alleen
deze natuurlijke personen met een nationaliteit van een lidstaat en een vennootschap die volgens de
wetgeving van een lidstaat en in de EU is gevestigd, kunnen een beroep doen op de
verdragsvrijheden.
Voorbeeld: vrij verkeer van personen en valt in tweeën uiteen: het vrij verkeer van werknemers,
vrijheid van vestiging in 49 VWEU. Personele werkingssfeer: over het algemeen moet je gewoon
onderdaan zijn van een lidstaat om toegang te hebben tot een van de vrijheden en dat is zeker zo bij
vrij verkeer van personen of je nou werknemer bent of een beroep doet op vrijheid van vestiging,
hoe bepaal je dan of je onderdaan bent? Voor een natuurlijke persoon is dat je de nationaliteit hebt
van een lidstaat en van vennootschappen wordt er aangeknoopt bij de oprichting en je moet zijn
opgericht in overeenstemming met wetgeving van een lidstaat die hun statutaire zetel, hun
hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Unie hebben (54 VWEU). De personele werkingssfeer
is nog overzichtelijk. Nationaliteit en onderdaan is daar belangrijk.
Stap 1: Toegang tot vrijheden (3)
• Vrij verkeer van personen
– Materiële werkingssfeer: economische activiteit
– Territoriale werkingssfeer: grensoverschrijdend element
• Geen interne situatie
• Binnen EU
Bij economische activiteit kan je denken aan een werknemer of ondernemer, maar bij kapitaalverkeer
is dat niet. Daarnaast moet er een grensoverschrijdend element zijn. Zuiver interne situaties (ZIS) zijn
2
,niet grensoverschrijdend en kan je dus niet op een verdragsvrijheid beroepen. Daarnaast wordt met
grensoverschrijdend bedoeld dat er binnen de EU een grensoverschrijdend element is. Bijvoorbeeld
werknemer in lidstaat A gaat werken in lidstaat B binnen de EU. Stel dat er een geschil is binnen
België en een verschil in behandeling in Wallonië en Vlaanderen, dan is dat een ZIS en dus geen
grensoverschrijdend element te zien in deze situatie dus geen recht om een beroep te doen op een
verdragsvrijheid.
Materiële werkingssfeer: ook is dat vaak niet al te moeilijk in de sfeer van het vrije verkeer van
personen van werknemers en vestiging en dan moet het gaan om een economische activiteit
bijvoorbeeld als werknemer of als ondernemer. Er zijn ook vrijheden waarvoor dat niet nodig is, zoals
voor kapitaalverkeer hoef je geen economische activiteiten te verrichten. Territoriale werkingssfeer:
als je aan het toetsen bent, dan moet er een grensoverschrijdend element in zitten. Dus een casus
die zich geheel afspeelt binnen 1 lidstaat, die valt niet onder de vrijheden, dat zijn zuiver interne
situaties. Dus interne situaties, daarop kan je geen beroep doen op de vrijheden. Er moet een
grensoverschrijdend element in de casus zitten om de casus aan de vrijheden te kunnen toetsen. En
bij vrij verkeer van personen, werknemers en vrijheid van vestiging, en dat geldt ook voor het vrije
verkeer van diensten, geldt dat de casus zich moet bevinden binnen de EU want het
toepassingsbereik van het vrij verkeer van personen en het vrij verrichten van diensten is beperkt tot
de lidstaten van de EU. Voor het vrije verkeer van kapitaal ligt dat anders, dat strekt zich ook uit tot
derde landen.
Stap 1: Toegang tot vrijheden (4)
• BNB 2011/163 (gestileerd)
• Interne situatie
• r.o. 3.4.3: De vrijheid van vestiging is niet in geding indien een lidstaat bepalingen invoert en
handhaaft die een grotere belemmerende werking hebben voor ondernemers wier
activiteiten zich geheel binnen de eigen lidstaat afspelen dan voor ondernemers die
grensoverschrijdende activiteiten ontplooien, of in gelijke mate belemmerend werken voor
binnenlandse en grensoverschrijdende activiteiten.
Dit is een ZIS, dus je kunt geen beroep doen op een van de verdragsvrijheden. Bij een ZIS mag je dus
een vennootschap bijvoorbeeld zwaarder in de heffing betrekken dan bij een grensoverschrijdende
situatie. In een ZIS situatie mag je dus zwaarder belasten dan een grensoverschrijdende situatie
(omgekeerde discriminatie en dat mag wel). EU zegt dat is en intern geval dus die lidstaat moet dat
zelf weten.
Een NL vennootschap NL 2 waarvan de aandelen worden gehouden door natuurlijk persoon die
inwoner is van Nederland en een andere aandeelhouder is een vennootschap ook in Nederland
inwoner NL 1 en er is een lening verstrekt van NL 1 naar NL 2 en de rente wordt bij NL 2 niet in aftrek
gebracht door een regeling genoemd de onderkapitalisatie. En hieruit vloeide uit voort dat als je als
vennootschap te zwaar bent gefinancierd met leningen, dan boven een bepaalde grens was de rente
op de lening niet meer aftrekbaar. NL 2 werd geconfronteerd met de renteaftrekbeperking en die
3
, kijkt of hij daar niet aan kan ontkomen door een beroep te doen op een van de vrijheden, en in dit
geval de vrijheid van vestiging. Toen heeft de HR terecht gezegd nee jouw argument gaat niet op
want dit is een zuivere interne situatie. En dit betekent dus dat interne situaties je slechter mag
behandelen dan grensoverschrijdende situaties. Dus je kunt een binnenlands geval, puur
binnenlandse situaties als lidstaat, kun je zwaarder in de heffing betrekken dan een
grensoverschrijdende situatie en dan kan je dus niet klagen dat je als binnenlander zwaarder wordt
belast dan een buitenlander, ja dan kan je wel klagen, maar dan kan je niets met die klacht want het
is een interne situatie dus je kan dan niet beroepen op de vrijheden. Dit wordt ook wel de
omgekeerde discriminatie genoemd. Dus omgekeerd: binnenlands geval wordt slechter behandeld
dan grensoverschrijdende gevallen en dat mag. Vrij verkeer veronderstelt grensoverschrijdend
verkeer en als dat er niet is, dan zegt de EU daar bemoeien we ons dan niet mee want het is intern en
dan moet je maar zelf regelen. Het is intern dus gaan we ons als EU er niet mee bemoeien.
Stap 2: Discriminatie of belemmering van de vrijheden (1)
• Een maatregel is belemmerend wanneer één lidstaat gelijke gevallen verschillend of
ongelijke gevallen gelijk behandelt, waardoor de situatie waarin van het vrije verkeer gebruik
is gemaakt ongunstiger wordt behandeld dan de binnenlandse situatie
– Eén lidstaat
– Vergelijkbare gevallen
Voor alle vrijheden gelden dezelfde stappen en ga je ook bij elk verdragsvrijheid dezelfde stappen
langs. Voor een vrijheid heb je niet een ander stappenplan. Alle vrijheden kennen dezelfde stappen.
Hoofdregel is dat we kijken naar grensoverschrijdende situaties en die gaan we vergelijken met
binnenlandse situaties en als de grensoverschrijdende situatie anders wordt behandeld dan de
binnenlandse situatie, dan is dat een belemmering. Dus je kijkt naar één lidstaat en je kijkt naar de
vergelijkbaarheid van die binnenlandse en buitenlandse situatie.
In stap 2 gaan we dan na of een van de vrijheden, of de vrijheid die we hebben geïdentificeerd, nog
even opmerking: het maakt eigenlijk voor situaties die binnen de EU afspelen geen bal uit welke
vrijheid nou van toepassing is. Of het nou gaat om vrij verkeer van personen (werknemers of
vestiging) of vrij verrichten van diensten, of vrije kapitaalverkeer, dat stappenplan werkt precies
hetzelfde uit. Het is niet zo dat er per vrijheid een ander stappenplan is, nee voor elke vrijheid werkt
het stappenplan precies hetzelfde uit en we maken voor elke vrijheid ook dezelfde analyse. Dat
betekent dat een situatie binnen de EU afspeelt het niet zo heel erg relevant is als er meerdere
vrijheden van toepassing zijn zoals een situatie dat valt onder vrij verkeer van vestiging of kapitaal,
het niet uitmaakt welke vrijheid van toepassing is want je past het stappenplan toch hetzelfde toe. De
vraag of vrij verkeer van vestiging van toepassing is of kapitaalverkeer van toepassing is, is
interessant als er een derde land in het spel is omdat alleen vrij verkeer van kapitaalverkeer richting
derde landen van toepassing kan zijn.
Wanneer is dus sprake van een discriminatie of belemmering van een van die vrijheden? Als
hoofdregel kunnen we zeggen dat een maatregel en dat is in 95% van de gevallen zo en de analyse
die we ook steeds zullen gaan maken: Een maatregel is belemmerend wanneer één lidstaat gelijke
gevallen verschillend of ongelijke gevallen gelijk behandelt, waardoor de situatie waarin van het vrije
verkeer gebruik is gemaakt ongunstiger wordt behandeld dan de binnenlandse situatie. Dus wat we
vergelijken is de casus waar we naar kijken, dat is de grensoverschrijdende situatie (want er moet in
een casus wel een grensoverschrijdend element in zitten want anders kunnen we niet toetsen aan de
vrijheden) die gaan we dan vergelijken met een binnenlandse situatie die daar sterk op lijkt en dan als
de grensoverschrijdende situatie slechter wordt behandeld dan de binnenlandse situatie, dan zou er
sprake kunnen zijn van een belemmering. Wat is hier nou essentieel? Twee dingen zijn dan
essentieel: het eerste is dat die ongunstige behandeling het gevolg moet zijn van de regels van één
lidstaat. Het tweede punt is dat we dus gaan vergelijken: het grensoverschrijdend geval met een
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller johanloo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.