100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting organisatiekunde Hoofdstuk evolutie, 1, 2, 10, 11 $5.06   Add to cart

Summary

Samenvatting organisatiekunde Hoofdstuk evolutie, 1, 2, 10, 11

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Hierbij de samenvatting Organisatiekunde. Zelf doe ik de studie bedrijfskunde op HBO. Dit tentamen had ik in jaar 1 en ik heb het vak afgerond met een 6,7

Preview 3 out of 16  pages

  • No
  • Hoofdstuk evolutie, 1, 2, 10, 11
  • August 1, 2021
  • 16
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting organisatiekunde

Evolutie
Een belangrijke man in de organisatiekunde volgens Eric Blaauboer = Mathieu Weggeman.
Mensen die goed zijn in het vak stimuleren en richten op output en mensen die er minder goed in
zijn moet je grondig aanspreken.

Organisatie: een samenwerkingsverband van mensen om met bepaalde middelen en bepaald
doel te bereiken.
Management: het besturen van een organisatie.
--
- Organisatiekunde: een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen
van gedrag van organisaties alsmede de factoren die dit gedrag bepalen en de wijze waarop
organisaties het meest doeltreffend bestuurd kunnen worden. !!
Heeft 2 aspecten ->
- Een descriptief aspect: beschrijving van gedrag van organisaties, met motieven/gevolgen.
- Een prescriptief aspect: een advies over te volgen handelwijze en organisatie-inrichtingen.

- Bedrijfskunde: tak in de wetenschap die zich bezighoudt met de organisaties en omgeving van
bedrijven. Bedrijfskunde kent een integrale, multi en interdisciplinaire benadering waarin op een
wetenschappelijke manier aandacht wordt besteed aan praktijkgerichte vraagstukken binnen
bedrijven !!
(Interdisciplinair: je hebt verschillende vakgebieden die een rol spelen)
(Multidisciplinair: alle bedragen uit verschillende vakgebieden die bijdragen)

Verschil: bedrijfskunde gaat het om bestuderen en bij organisatiekunde gaat het om het besturen.

Organisatie: een samenwerkingsverband van mensen om met bepaalde middelen een bepaald
doel te bereiken.
- Vereniging: een organisatie die leden kent en bepaalde doelen nastreeft. Leden betalen
contributie en kiezen zelf een bestuur.
- Stichting: kent geen leden. Een stichting streeft bepaalde doelen na, zoals het beheren van het
dorpshuis. Een stichting heeft een bestuur en de inkomsten bestaan uit schenkingen en
overheidssubsidies.

- Bedrijf: een organisatie die in producten/ diensten voorziet waaraan behoefte bestaat in de
maatschappij. Een bedrijf heeft dus afnemers/klanten. !!
- Onderneming: combinatie van de kenmerken van een organisatie en een bedrijf. Daarnaast is er
een bijzonder kenmerk van ondernemingen, namelijk het winststreven. !!


Belangrijkste personen uit de geschiedenis van
organisatiekunde

- Stroming
- Wat houdt de stroming in
- Kern wat de persoon te melden had




1

,400 v. Chr -> Socrates/ Plato. (400 BC - 1900 -> Industrial revolution)

1500 -> Niccolo Machiavelli. Boek naam, || Principe. Hij ging uit van macht en uitbreiding
daarvan.

1776 -> Adam Smith. Boek naam, An inquity into the nature and causes of the wealth of
nations. Houdt in dat de markt ervoor zorgt dat alles weer goedkomt. De markt deelt zichzelf in
en alleen de beste overleven.

±1900 -> Taylor. Theorie: Scientific management. Dit houdt in dat je de organisatie en productie
op elke wijze gaat organiseren en bestuderen en door ingrepen kom je uiteindelijk tot een
optimale productie. Een belangrijke ingreep waar Taylor voor stond was de arbeidsverdeling zodat
het personeel optimaal presteert. Dus zo effectief en efficiënt mogelijk.
Taylor had ook het achtbazenstelsel; 1 tijd en kosten, 2. werkinstructies, 3. bewerkingen en hun
volgorde, 4. werkvoorbereiding en uitgifte, 5. onderhoud, 6. kwaliteitscontrole, 7. technische
leiding, 8. personeels beheer. Invloed van Taylor was groot.

±1900 -> Fayol. Theorie: General mangement-theorie. Deze theorie kijkt veel breder dan die van
Taylor. Ze kijken hier naar de gehele organisatie. Heeft te maken met besturing en eenheid van
commando. Je onderscheidt 6 onafhankelijke management gebieden.
1. Technisch, 2. Commercieel, 3. Financieel, 4. Zelf beschermend, 5. Boekhouding, 6. Besturing.
Onder besturing (primaire functies) vallen 5 taken; (voorspellen), plannen, organiseren, bevel
voeren, coördineren, controleren.

± 1920 -> Weber. Theorie: Bureaucratie. Houdt in dat hij zich bezighoudt met
overheidsorganisatie en grote bedrijven. Grote organisaties hadden de volgende kenmerken;
sterke taakverdeling, bevelstructuur, vast routine regels, veel onpersoonlijke relaties. Als er sprake
is van deze kenmerken dan heb je een ideale bureaucratie. Deze theorie is erg doelmatig, efficiënt
voor grote organisaties. Iedereen weet dat die moet doen, je moet goed je taken opvolgen

± 1945 -> Mayo. Theorie: Human Relations theory. Dit is het tegenovergestelde van
management-theorie. Er is hier weer een controlegroep. Naast objectieve factoren zijn subjectieve
factoren erg bepalend voor het resultaat. (aandacht, zekerheid, bij een groep horen). Ze kijken
meer naar de werknemers in de organisatie en hoe ze zich voelen. Dus persoonlijke aandacht
zorgt voor betere prestaties.

±1950 -> Likert. Theorie: revisionisme. In deze tijd ontstonden kritieken op de theorie, human
relations. Het ging lijken op een club vrienden maar men wilde ook niet terug naar Scientific
management. Bennis zei, theorie van Taylor betreft de organisatie en theorie van Mayo betreft de
mensen. Hier ontstond Revisionisme.
- 1. Rensis Likert. Hij zorgde voor een linking pin-structuur. Leider van de groep is ook lid van
een hogere groep. Het zijn meer overlappende teams en geen duidelijke hiërarchie. Dus hij
moet leiden en communiceren.

- 2. Herzberg. Zijn theorie was geënt op de behoefte
hiërarchie van Maslow. Je onderscheid 5 behoeftes.

- 3. McGregor. Hij schreef een boek over 2 visies op de
mens in organisatie. Theorie X en Y. Theorie X lijkt op
Scientific management en theorie Y is zijn eigen visie.




±1955 -> Boulding. Theorie: Systeembenadering. Na 2e wereldoorlog ontwikkelden ze een
systeem waarbij organisaties worden gezien als systemen. Dus een samenhangend deel. Alles
hangt nauw met elkaar samen en je hebt een wisselwerking met de buitenwereld (stakeholders,
milieu, overheid enz). Als je iets wil veranderen aan een onderdeel kijk je gelijk wat dit voor invloed
heeft op de totale organisatie.
2

, ±1965 -> Paul Lawrence en Jay Lorsch. Theorie: Contingentiebenadering. Verschillende
omstandigheden zullen leiden tot andere inrichting van organisatie, taakstelling willen ze optimaal
presteren. Welke theorie of managementtechniek je wil toepassen hangt af van waarin de
organisatie zich bevindt. Het hangt af van de situatie.

±1980 -> Porter. In z’n eerste boek voor de wat en waarom strategie. In z’n tweede boek de hoe
strategie. Ondernemingen moeten opzoek naar hun concurrentievoordeel. Dus lagere kosten dan
de concurrent of toegevoegde waarde creëren.

±1982 -> Peters. Hij schreef een boek voor ondernemingen waarvan de winst al heel lang
constant was. De onderzoekers onderscheiden 8 gemeenschappelijke kenmerken.
1. Sterk actiegericht.
2. Onderhouden van relatie met klant
3. Creëren ondernemerschap en zelfstandigheid
4. Werknemers zijn belangrijkste bron
5. Gedreven door waarden en overtuigingen
6. Schoenmaker blijft bij je leest (niet bemoeien met dingen waar je geen verstand van hebt)
7. Eenvoudige structuur met ondersteunende afdelingen
8. Bestuur is centralistisch en decentralistisch.
Innovatie is heel belangrijk om winstgevend te blijven.

±1985 -> Crosby. Een belangrijke stroming is de kwaliteitszorg in organisaties. Crosby
ontwikkelde een totale kwaliteitsmanagementtheorie. Werken met het ‘zero defects’-concept
staat bij Crosby centraal. Dit houdt in dat organisaties er naar streven geen fouten in processen te
maken.

±1979 -> Mintzberg. The structuring of organizations is te zien als een theorie waarop
organisaties gestructureerd zouden moeten worden. Volgens Mintzberg is er niet 1 theorie wat de
beste is. Ook vind Mintzberg dat organisaties hun eigenschappen niet los moeten zien maar in
overeenstemming moeten brengen.
Mintzberg basisvormen: ondernemersorganisatie, machineorganisatie, professionele organisatie,
divisieorganisatie, innovatiereorganisatie, zendingsorganisatie, politieke organisatie.
Elke basisvorm heeft z’n sterke en zwakke kanten.

±1990 -> Hamel. Deze man wordt gezien als de invloedrijkste businessdenker. Hij beschreef in
een boek dat innovatie en niet efficiëntie het leidende principe in een bedrijfsvoering zou moeten
zijn. Altijd bezig met vernieuwen.
Het oude management is gebaseerd op: standaardisatie, specialisatie, planning, controle
Nieuw management: diversiteit, experimenten mogelijk maken, decentraal leiderschap,
depolitisering van besluitvorming.
Iedereen betrekken is van essentieel belang. Zo creëer je creativiteit, passie en initiatief.

±1939 -> Drucker. Volgens Drucker is kennis het belangrijkste, we zitten in een kennisrevolutie.

Hammer. Bedrijven waren gericht op; taken, eenvoudige taken voor laaggeschoolden mensen en
er is onderscheid tussen uitvoerder en manager. Dit werkt niet meer en er moet een revolutie
komen binnen ondernemingen. Ondernemingen moeten procesgericht werken

±1994 -> Prahlad. Hij vindt dat bedrijven te weinig gebruik maken van mogelijkheden van
globalisering. Je moet in deze tijd van internet goed naar de klant luisteren en met de klant
samenwerken.

±2001 -> Collins. Wat maakt een bedrijf razend succesvol?
- Leiderschap, juiste mensen, discipline, vliegwiel (ff op gang komen en daarna ga je snel)
±2004 -> Nordstrom en Ridderstrale. In organisaties een leukere omgeving. Waar ze talent en
creativiteit kunnen aanwenden.


3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleurjongsma. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.06. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.06
  • (0)
  Add to cart