Micro-economie gaat over de allocatie van schaarse bronnen. Hoe consumenten bijvoorbeeld hun
inkomens optimaal kunnen uitgeven. Micro-economie beschrijft de trade-offs waarmee
consumenten, werknemers en bedrijven te maken hebben en laat zien hoe deze het best gemaakt
kunnen worden.
In een planned economy worden prijzen door de overheid vastgesteld en in een market economy
ontstaan de prijzen op de markt.
Positive analysis: analyse die de oorzaak-gevolg relatie beschrijft.
Normative analysis: analyse die onderzoekt wat er zou moeten zijn/gebeuren.
1.2 What is a Market?
Markt: kopers en verkopers die door hun interactie de prijs van een product bepalen
Arbitrage: het kopen van goederen tegen een lage prijs op een bepaalde locatie en ergens anders
verkopen tegen een hogere prijs.
Perfect competitieve markt
Homogene producten
Veel kopers en verkopers (niemand heeft invloed op de prijs
Vrije toetreding
Geen informatieprobleem; gratis informatie over prijs en kwaliteit
Als er sprake is van een perfect competitieve markt, is er één marktprijs: Law of one price. Overal is
de prijs hetzelfde.
, 2.1 Supply and Demand
Vraag-aanbod analyse is een krachtig hulpmiddel om veranderingen te analyseren. Bijvoorbeeld:
Hoe de marktprijs en hoeveelheid worden beïnvloed door veranderende economische
omstandigheden
De invloed van overheidsingrepen in de markt zoals minimum of maximum toegestane
prijzen, minimumloon etc.
De gevolgen van belastingen, subsidies, importheffingen voor consumenten en producenten
De aanbodcurve
De relatie tussen de prijs van een goed en de hoeveelheid die
de producenten bereid zijn te verkopen.
QS= QS(P)
De aanbodcurve is stijgend: hoe hoger de prijs, hoe meer
producenten bereid zijn te produceren en te verkopen.
Als de productiekosten dalen, kunnen producenten dezelfde
hoeveelheid produceren voor een lagere prijs, of meer
produceren tegen dezelfde prijs (Figuur: verandering van S
naar S’).
De aangeboden hoeveelheid kan ook beïnvloed worden door andere factoren zoals bijvoorbeeld de
productiekosten. Een daling van de productiekosten leidt tot een verschuiving van de aanbodcurve
naar rechts. De hoeveelheid neemt toe (Q1 wordt Q2). Als productiekosten afnemen, neemt hoe dan
ook de output toe.
De vraagcurve
De relatie tussen de prijs van een goed en de
hoeveelheid die consumenten bereid zijn te kopen.
QD=QD(P)
De vraagcurve is dalend: consumenten zijn bereid
meer te kopen als de prijs lager is. Voor de meeste
goederen (normale goederen) veroorzaakt een hoger
inkomen voor een verplaatsing van de vraagcurve (van
D naar D’).
De vraagcurve verschuift wanneer er iets verandert
aan de vraagzijde. Bijvoorbeeld een inkomensstijging,
bevolkingsgroei, een substituut. Een inkomensstijging
zorgt ervoor dat de vraagcurve naar rechts verschuift.
Substituten: Twee goedereen waarij een prijsverhoging van het ene goed leidt tot een verschuiving
van de vraagcurve van het andere goed naar rechts (grotere vraag). koper/aliminium
Complementen: Twee goederen waarbij een prijsverhoging van het ene goed leidt tot een
verschuiving van de vraagcurve van het andere goed naar links (kleinere vraag). auto/benzine
, 2.2 The Market Mechanism
De markt ruimt bij een prijs van P0 en Q0, dit is het evenwicht.
Bij een hogere prijs P1 zouden producenten
meer produceren dan consumenten bereid zijn
te kopen; er zou een overschot zijn. Sommige
producenten zullen bereid zijn om tegen een
lagere prijs te leveren om hun product te
kunnen afzetten; dat zal de prijs drukken.
Bij een lagere prijs P2 zullen producenten
minder willen produceren dan consumenten
bereid zijn te kopen: er is een tekort.
Consumenten zullen tegen elkaar op bieden en
de prijs zal stijgen.
In het evenwicht heeft niemand er behoefte
aan om eenzijdig het gedrag te veranderen: als
de producent een hogere prijs vraagt verkoopt
hij niets en een consument zal het niet lukken om het goed voor een lagere prijs te vinden.
Tekort: Vraag > Aanbod Overschot: Aanbod > Vraag
Het vraag-aanbod model heeft alleen nut wanneer het een competitieve markt betreft. Dus zowel de
koper als de verkoper heeft een vorm van marktmacht, ofwel het vermogen om de marktprijs te
beïnvloeden.
2.3 Changes in Market Equilibrium
Wanneer de aanbodfunctie verschuift naar rechts zal een
nieuw marktevenwicht ontstaan met een lagere prijs P3 en een
grotere hoeveelheid Q3.
Bijvoorbeeld: grondstoffen worden goedkoper; dit verandert
de aanbodcurve. Hierdoor verandert uiteindelijk de prijs en
hoeveelheid. De vraagcurve verandert niet!
Wanneer de vraagcurve naar recht verschuift zal een nieuw
marktevenwicht ontstaan met een hogere prijs P3 en een
grotere hoeveelheid Q3.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bjulide61. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.