Deel 3: Posities van het subject. Differentiaaldiagnostische
verhoudingen ten opzichte van (a) en A
- situering subject (S): continuüm tussen de actuaalpathologische (AP) en de
psychopathologische positie (PP)
- AP: rechtstreeks, niet bemiddelende confrontatie met (a), met de traumatische
angst als belangrijkste effect t.h.v. het S
- PP: bewerking binnen de betekenaar en de constructie van symptomen, als
defensieve bewerkingspogingen van het Reële
daardoorheen kunnen we 3 verschillende verhoudingen aantreffen tss het S en
de A
11. De actuaal pathologische positie: paniekstoornissen en somatisering
- positie van het S t.o.v. (a) en de A: waarbij de secundaire defensie en psychische
elaboratie niet plaatsgrijpen
- uitgangsprobleem blijft gefocaliseerd op het lichaam= het appèl dat uitgaat van
het reële lichaam, en op het onvermogen van de Ander om een antwoord te
formuleren
- consequenties:
1) er zijn geen symptomen aanwezig, geen betekenisvolle constructies in het
symbolico-imaginaire
accent blijft liggen op het uitgangspunt van de ontwikkeling: op bep
lichamelijke fenomenen en op de bijhorende (on)lust en angst
2) de normale psychotherapeutische behandelmethoden zullen niet of
nauwelijks werkzaam zijn
11.1. Freuds aktuaalneurosen: een vergeten categorie
- afweerneuropsychosen: defensie tegen een innerlijk conflict op het vlak van
seksualiteit en verlangen. Symptomen zijn betekenisvol.
- aktuaalneurosen: (seksuele) oorzaak ligt in het actuele leven van de pt en niet in
het verleden. Symptomen: beperken zich tot somatische fenomenen, zonder
betekenis. Accent ligt op de angst en angstequivalenten.
A) Angstneurose: algemene irriteerbaarheid, angstige verwachting,
angstaanvallen, continuüm van eenvoudige angstaanvallen tot somatische
angstequivalenten, nachtelijke angstaanval, vertigo (wankelende stap), twee
soorten fobieën oa. agorafobie
Etiologische grond actuaalneurose/ ruimer aktuaalproblematiek: somatisch-
seksuele factor die als endogene excitatiebron optreedt en de mislukking om
deze excitatie psychisch te verwerken en af te reageren (cf. rol seksuele
abstinentie)
B) Neurasthenie: karakteristieke fysieke vermoeidheid, begeleidende
somatische fenomenen (hoofdpijn, dyspepsie, constipatie, spinale
paresthesie), daling in de seksuele activiteit (angst ontbreekt hier!)
1
, Etiologische grond: onmogelijkheid om een interne seksueel-somatische
excitatiebron psychisch te bewerken.
Oorzaak: uitputting t.g.v. een conflict tussen S en de eigen aandrift cf.
mastrubatieproblematiek (toenmalige medische-morele vertoog)
C) hypochondrie
postfreudiaans raakte dit stuk kliniek en theorie werd nagenoeg vergeten
Redenen?
- de veronderstelde specifieke etiologie: seksuele abstinetie en masturbatie
hebben vandaag niet meer de betekenis die ze rond 1900 hadden
- dergelijke pt’en komen steeds meer terecht in het medische circuit
11.2. Paniekstoornissen: oude wijn in nieuwe vaten
DSM beschrijving paniekaanval: geïsoleerde, acuut-angstige ervaring waarbij de pt
minstens 4 van de onderstaande symptomen vertoont die binnen een korte tijdspanne
een piek bereiken:
Een begrensde periode van intense angst of gevoel van onbehagen, waarbij vier (of
meer) van de volgende symptomen plotseling ontstaan, die binnen tien minuten een
maximum bereiken: 1) hartkloppingen, bonzend hart of versnelde hartactie, 2)
transpireren, 3) trillen of beven, 4) gevoel van ademnood of verstikking, 5) naar adem
snakken, 6) pijn of onaangenaam gevoel op de borst, 7) misselijkheid of buikklachten,
8)gevoel van duizeligheid, onvastheid, licht in het hoofd of flauwte, 9) derealisatie of
depersonalisatie, 10) angst de zelfbeheersing te verliezen of gek te worden, 11) angst
dood te gaan, 11) paresthesieën, 12) opvliegers of koude rillingen
- Tekort in de DSM: somatische angstequivalenten kunnen in de plaats komen van
de angst, met als gevolg dat de pt nog nauwelijks angst ervaart
Non-Fearful Panic Disorder (NFPD) cf. koppeling aan de zgn. Alexithymie
- Kenmerk 9: reactie op een mislukte confrontatie met het Reële van het lichaam
(dissociatief karakter van de fenomenen)
- Kenmerken 10 en 11: uitdrukking van de angst voor de verdwijning van het
subject zelf, in het woordeloze van het Reële (enige psychische kenmerken)
- Onderscheid tussen paniekstoornis zonder of met agorafobie (p247)
Agorafobie: “angst op een plaats of in een situatie te zijn van waaruit ontsnappen
moeilijk kan zijn of waar geen hulp beschikbaar zou kunnen zijn in het geval dat
men een onverwachte of situationeel gepredisponeerde paniekaanval of
paniekachtige verschijnselen krijgt.”
- Agorafobie is een gevolg van een vooraf opgetreden paniekaanval: het spontaan
optreden van de eerste paniekaanvallen wordt gevolgd door hulpzoekend
gedrag, waarna chronische verwachtingsangst ontstaat, gevolgd door de
uiteindelijke ontwikkeling van het vermijdingsgedrag
- Interpretatie paniekaanval vanuit de achtergrondstheorie: reactie op een interne,
niet-bewerkte excitatie (a), waarbij het S quasi-onmiddellijk een appèl gaat doen
aan de Ander. De interventie van die ander is nooit voldoende, wat niet
wegneemt dat het appèl blijft.
2
, - Agorafobie/claustrofobie: is een uitdrukking van de nood aan de ander, en het
vermijden van alle situaties waar die ander zou kunnen ontbreken
- Paniekstoornissen vertonen een hoge comorbiditeit met andere
angststoornissen, met stemmingsstoornissen en met toxicomanie.
- Depressie is hier de AP-positie v/h S dat vanaf het begin niet kan voldoen aan het
verlangen van de Ander
11.2.1. Etiologie van paniekstoornissen/angstneurose
Wat is de grond van de AP, kunnen de hedendaagse studies daar een antwoord op
bieden, en wat is de relevantie van dit antwoord voor de behandeling?
Etiologische vraag: uitdaging: angst wordt steeds beschreven als ‘spontaan optredend’
1) Biologische verklaringsgronden (farmacologische sfeer): de hypothese dat
paniekaanvallen veroorzaakt zouden worden door één bepaald lichaamssysteem
of –functie, moet bijgevolg verworpen worden
2) Psychologische studies, nadruk op een leerpsychologische en cognitieve
benadering: hierbij wordt de catastrofale foutieve interpretatie (CFI) van
lichamelijke gewaarwordingen beschouwd als de oorzaak
accent ligt op de foutieve en daardoor angstuitlokkende interpretatie aan de
kant van de pt (ontstaan van vicieuze cirkel, die steeds sterker wordt). De CFI
ontwikkelen zich pas na de eerste paniekaanval, en kn deze bijgevolg niet
verklaren. De spiraal die na de eerste aanval in gang wordt gezet en aanleiding
geeft tot agorafobie en tal van andere vermijdingsgedragingen wordt wel
afdoende verklaard.
3) Freuds hypothese: het vertrekpunt van de eerste angstaanval ligt in het
lichaam, meer bepaald in een toenemende excitatie. De spanningsstijging is op
zich niet de oorzaak van de angst, wél het feit dat deze stijging niet afdoende
psychisch bewerkt kan worden. Het is precies dit ontbreken vd secundaire
elaboratie dat voor het ontstaan vd angst/of somatische angstequivalenten zorgt.
a) Stelling: het ontbreken van een psychische vormgeving aan de endogene
excitatie veroorzaakt de aktuaalneurose
- aanvulling (eerste hoek): stressoren (voorafgaandelijke aan de
paniekstoornis) hebben bijna altijd te maken met de fysieke of emotionele
scheiding van significante personen of met fantasieën in dit
verband/onmogelijkheid van deze pt’en om conflictsituaties uit te drukken of
om dergelijke situaties psychisch te ervaren
- tweede invalshoek: correlatie tussen separatieangst en paniekstoornis. Het
is niet zozeer het feitelijke weggaan van deze persoon die angst uitlokt, dan
wel het verlies van het subjectieve gevoel van verbondenheid met hem/haar.
b) Besluit: de causale factor van de AP en in het bijzonder vd angstneurose/
paniekstoornis ligt in het feit dat de interne, driftmatige excitatiebron bij het
subject niet of niet voldoende beantwoord werd door de Ander.
De overgang van (a) naar A, waarbij de Ander een antwoord geeft en de
secundaire elaboratie in gang zet, werd niet doorgevoerd.
Resultaat: de aanvankelijke onlust wordt angst, met daarin de aanwezigheid
van een separatieangst
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dries1984. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.