Inhoud
1. Inleiding ........................................................................................................................................... 2
1.1. Waarom Neuropedagogiek? ................................................................................................... 2
2. Methoden en basisinzichten ........................................................................................................... 2
1.2. Methoden van onderzoek in de cognitieve neurowetenschappen ........................................ 2
1.3. Basisinzichten uit de cognitieve neurowetenschappen .......................................................... 3
A) Anatomische posities en sneden ............................................................................................. 3
B) De Hersenen ............................................................................................................................ 3
C) Ontwikkeling van de hersenen ................................................................................................ 4
3. Thema’s uit de neuropedagogiek .................................................................................................... 7
1.4. Het lezende brein .................................................................................................................... 8
1.5. Het rekenende brein ............................................................................................................. 11
1.6. Het lerende brein: executieve functies ................................................................................. 13
1.7. Het emotionele brein ............................................................................................................ 16
1.8. Het sociale brein .................................................................................................................... 18
1.9. Plasticiteit en de rol van omgevingsfactoren ........................................................................ 20
A) Neuroplasticiteit .................................................................................................................... 20
B) Kritische → Gevoelige periodes ............................................................................................ 20
C) Opgroeien in een ‘andere’ omgeving .................................................................................... 20
D) Invloed van omgevingsfactoren ............................................................................................ 21
4. Reflectie ......................................................................................................................................... 22
1.10. Neuropedagogiek: mogelijkheden en grenzen ................................................................. 22
A) Neuropedagogiek .................................................................................................................. 22
B) Mogelijkheden....................................................................................................................... 22
C) Grenzen ................................................................................................................................. 22
D) Aantrekkingskracht van het brein ......................................................................................... 23
1.11. Neuromythes ..................................................................................................................... 23
A) Wat zijn neuromythes? ......................................................................................................... 23
B) Onderzoek in Vlaanderen ...................................................................................................... 23
C) Enkele voorbeelden ............................................................................................................... 23
D) Waarom blijven ze bestaan? ................................................................................................. 25
E) Hoe herken je ze? .................................................................................................................. 25
1.12. Neuro-ethiek ..................................................................................................................... 25
A) Ethiek in neuropedagogisch onderzoek ................................................................................ 25
B) Ethisch gebruik van neurowetenschappelijke inzichten ....................................................... 26
C) Ethische kwesties .................................................................................................................. 26
1
, 1. Inleiding
1.1. Waarom Neuropedagogiek?
Niet essentieel
2. Methoden en basisinzichten
Doelstelling 1: Een basisinzicht hebben in de meest gebruikte methoden om hersenstructuur en -
functie in beeld te brengen. Ze moeten een inzicht hebben in de mogelijkheden en beperkingen van
deze methoden
1.2. Methoden van onderzoek in de cognitieve neurowetenschappen
Methode Specifiek Voordelen Nadelen
Postmortum Al veel geleerd hieruit Diffuus patroon
Voorgeschiedenis?
Volwassenen
Lokalisatie hersenen
Causaal
Dierenstudie Al veel geleerd hieruit
AWAKE BRAIN SURGERY Duidelijk lokaliseren Akelig voor patiënt
Geen pijnreceptoren
Hersensimulatie TMS Geen langdurige nadelige effecten Kortstondige hoofdpijn achteraf
DEEP BRAIN STIMULATION
tDCS Effect pas na aantal uur/ dagen
EEG Verandering in gedrag zichtbaar
Ritmisch patroon
Duidelijke frequentie
Diagnostische mogelijkheden
ERP Temporele resolutie Grove lokalisatie
Elektrische hersenactiviteit Niet- invasief Tijdsintensief, saai
Basale cognitieve processen Gevoelig voor oogbeweging
Vergelijken stimuli Beperkt in onderzoek (<1sec)
MEG Temporele resolutie Zeer duur (€)
Spatiale resolutie
SINGLE CEL RECORDING Duidelijke reactie-meting Niet mogelijk bij mensen
Interpretatief
CT 3D-beeld Schadelijke X-stralen (weefsel)
Klinische diagnostiek Geen onderscheid grijze – witte stof
MRI/ NMR Geen schadelijke stoffen Beweging nefast voor resultaat
Statische beeldvorming
Hoge spatiale resolutie Veel lawaai: kan angstaanjagend zijn
Onderzoek naar hersenstructuur mogelijk
DTI Zelfde als MRI Kan (functionele) netwerken analyseren
fMRI Spatiale resolutie Temporele resolutie
Beweging
Omgeving
Beperkt aantal (eenvoudige) taken mogelijk
Dynamische beeldvorming rs-fMRI In kaart brengen van delen van de hersenen
PET Verandering in verschillende chemische stoffen Radioactieve stof
NIRS Eenvoudig, kindvriendelijk Temporele resolutie
Spatiale resolutie
Enkel buitenzijde cortex
2
,1.3. Basisinzichten uit de cognitieve neurowetenschappen
A) Anatomische posities en sneden
B) De Hersenen
3
,1- Sub-cortex
- Limbisch system ‘krokodillenbrein’
o Amygdala
= emoties (angst)+ herkennen van emoties
o Hippocampus
= Spatiale navigatie, geheugen
- Basale ganglia (striatum)
= bewegingscontrole, procedural vaardigheden leren,
motivationele functie (adolescentie)
o Nucleus accumbens
= plezier en motivatie
2- Cerebrale cortex
Zie Foto anatomische posities en sneden
3- Witte stof banen
= verbindingen tussen hersendelen. De witte stof zorgt dat de informatie vlot van het ene
naar het andere deel overgebracht wordt. Wordt door DTI in beeld gebracht.
Er zijn 3 soorten:
C) Ontwikkeling van de hersenen
! Deel is genetisch, maar ook omgevingsfactoren! Deze kunnen uniek of universeel zijn.
3 perspectieven:
1- Ontwikkeling in hersenen → gedrag
= Wanneer een gebied ontwikkelt, kan een kind andere dingen
vb: visuele waarneming <-> impulscontrole
- Preformatie (vroeger: zit al in zaadcel: zware onderschatting rol van de vrouw)
- Macro: ontwikkeling hersenen: dynamisch proces
o 18 dagen: cellaag in embryo: neurale plaat
Groeve in neurale plaat= neurale buis (zal later sluiten):
ontwikkeling neuronen en zenuwcellen)
Uit neurale buis: hersenen en ruggenmerg
o 24 dagen: hersenstam (zal cortex worden)
o 6m: hersenhelften splitsen
o 8m: ontwikkeling hersenschors
4
,- Micro: ontwikkeling hersencellen (neuronen en glia)
o Stamcellen: zeer algemeen
o Blasten: 2 soorten
▪ Glioblast
▪ Neuroblast
o 9e week: Worden gemaakt in neurale buis en
migreren naar plaatsen. Ze krijgen daar hun
functie.
! Afhankelijk van omgevingsfactoren (roken,
drinken tijdens zwangerschap)
- Maturatie van neuronen
o Ontwikkeling van dendrieten: informatie van andere neuron ontvangen
o Ontwikkeling axionen: informatie sneller doorgeven naar andere cel
➔ Complexer worden van vertakkingen= “Arborisatie”
- Synaptogenese
o Belang van het uitbreiden
o Ook pruning: overtollige synapsen worden gesnoeid
o Omgevingsfactoren: heel breed (intern: genetisch of hormonaal, tot extern: alles wat
te maken heeft met opvoeding, onderwijs, omgeving waar iemand grootgebracht
wordt).
- Myelinisatie
o Grijze stof: afnemen vanaf globaal: puberteit (bij jongens hoger dan bij meisjes,
weten niet waarom+ puberteit begint eerder bij meisjes)
o Witte stof: blijft ontwikkelen in de volwassenheid: continue toename over de
leeftijd. Zorgt dat axonen beter geïsoleerd zijn waardoor informatie beter van ene
naar andere neuron gaat. Informatieverwerking blijft dus n-toenemen.
, 2. Ontwikkeling van neuronen al op geboorte voor groot deel voltooid, vandaar dat
prenatale periode zeer gevoelig is en omgevingsfactoren sterk effect hebben op
ontwikkeling van de hersenen.
3. .Aanmaak en afbraak (pruning) niet overal gelijk lopend: eerst somatosensorische
cortex, dan pariëtaal en temporaal associatie en vervolgens prefrontaal: van achter
naar voor!
4. Myelinisatie: loopt door tot in de volwassenheid.
Zie verder vanaf dia 23-38!
2- Ontwikkeling in gedrag → hersenen
= Wat verandert er als kinderen bepaald gedrag leren
vb: Motoriek- taal- redeneren
- Motorische: toenemende myelinisatie in motorische cortex bij ontwikkeling pincetgreep
- Taal: groeispurt in woordenschat: groter aantal dendrieten in spraakzones
3- Omgevingsfactoren → hersenen+ gedrag
= Wanneer ze leren rekenen en lezen….
MAAR: correlatie ≠ causaliteit!!
- Maturatie: vooral tot uiting in tekst ‘Cope en Wishaw?): neuro
= Een nieuwe vaardigheid gaat samen met groei in de hersenen: duidelijke link tussen
gebieden en vaardigheden (sommige modules ontwikkelen sneller en dus sommige
gedragingen sneller mogelijk) 1-1 relatie.
= Heel statisch perspectief!
- Interactieve specialisatie
= veel meer denken in termen van netwerken, minder lokatie.
Deze netwerken moeten geleidelijk aan ontstaan. Doorheen de ontwikkeling gaan
deze netwerken steeds specifieker worden. (geen 1-1 relatie tussen regio en
functie/vaardigheid)
= dynamisch perspectief: de functie wijzigt doorheen de ontwikkeling
Deze perspectieven sluiten elkaar niet uit. De primaire gebieden van de hersenen
horen meer bij maturatie, het tweede perspectief meer voor de associatiegebieden.
Vb= lezen: van heel breed naar heel specifiek network (2e perspectief).
6
,3. Thema’s uit de neuropedagogiek
Doelstelling 2: Een basisinzicht hebben in een aantal thema’s uit onderzoek op het domein van de
neuropedagogiek
7
,1.4. Het lezende brein
8
, a. Lezen= (late) culturele uitvinding, crutiaal in huidige maatschappij: niet
voorgeprogrammeerd, maar ‘neuronal recycling’ (herkennen spraakklanken (auditief) en
objectherkenning (visueel))→ omgevingsinvloed!
= verbinding 3 soorten representaties:
i.Semantisch: betekenis van het geheel van klanken en letters
ii.Orthografisch: letters die klanken voorstellen
iii.Fonologisch: klanken waaruit een woord bestaat
b. Leren lezen
i.Cognitieve ontwikkeling
1. 3 stadia: Logografische (visuele herkenning)
Alfabetische: woorden uit klanken+ klank-teken koppeling
Orthografische: directe herkenning
2. 2 strategieën Fonologische: opsplitsen (T-A-F-E-L/ wornepus)
Vb: ‘booter’: zo klinkt het
Orthografische (Tafel)
3. Bouwstenen Fonologisch bewustzijn
Vb: rijmtaak, foneemdeletie (stok -t), spoonerism (2 woorden geven,
begin wisselen vb: saai-hok= haai- sok)
Letterkennis
ii.Neurobiologische ontwikkeling
1. 3 clusters Inferior frontale gyrus
1. Herkennen en produceren van spraakklanken
2. Bijhouden van informatie in KGT
3. Fonologische strategie
Parieto-temporal gebied
1. T= begrijpen van woorden (tussen auditieve en Wernicke)
2. P= Fonologische strategie: koppeling van visuele en auditieve
info
Occipito-temporaal
4. Directe herkenning ‘Visual Word Form Area’
5. Specialisatie in letters en letterclusters
2. 2 netwerken Dorsale baan: Fonologische strategie
= hoe beter de kwaliteit in de witte stofbaan, hoe
beter de leesvaardigheid.
Ventrale baan: Directe herkenning van letterclusters/
woorden
3. Ontwikkeling Toenemende specialisatie linker hemisfeer
Dorsaal → ventraal
iii.Omgevingsinvloeden Taalstructuur: transparante gemakkelijker dan niet-transparante!
(link klank-letter)
Activiteit hersenen: zelfde over hele wereld, niet-alfabetische: meer
activiteit in visuele gebieden!
c. Dyslexie
= Neurodevelopmental disorder de oorzaak van de problemen ligt vermoedelijk op het
niveau vd hersenen.
i.Cognitieve oorzaken
1. Auditief probleem
2. Visueel probleem
3. Multifactorieel model: verschillende mogelijke oorzaken
ii.Neurobiologische oorzaken
1. Functionele afwijkingen (fMRI): uitvoeren van ‘fonologische taken’
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller KatrienDehaese. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.32. You're not tied to anything after your purchase.