100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Infectieziekten $4.31   Add to cart

Summary

Samenvatting Infectieziekten

 438 views  8 purchases
  • Course
  • Institution

In deze samenvatting wordt ingegaan op de soorten micro-organismen, antibiotica en verschillenden soorten infectieziekten + hun behandelingen, waaronder zoönosen, malaria, urine-, luchtweg- en intestinaleinfecties, kinderziekten, HIV en nog veel meer

Last document update: 9 year ago

Preview 6 out of 46  pages

  • December 27, 2014
  • October 8, 2015
  • 46
  • 2014/2015
  • Summary
avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 19 Flashcards
Free 1 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Rabiës verwekker

Answer: Rabiesvirus

2.

Rabiës reservoir

Answer: Vos/vleermuis

3.

Rabiës route

Answer: Penetratie huid (beet)

4.

Q-koorts verwekker

Answer: Coxiella burnetii

5.

Q-koorts reservoir

Answer: Vee

Flashcards 16 Flashcards
Free 1 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Erysipelas

Answer: Wondroos

2.

Furunkel

Answer: Steunpuist

3.

Herpes labialis

Answer: Koortslip

4.

Herpes zoster

Answer: Gordelroos

5.

Mononucleosis infectiosa

Answer: Ziekte van Pfeiffer

Flashcards 49 Flashcards
$3.23 1 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Erysipelas (wondroos)

Answer: Groep-A streptokokken

2.

Furunkel (steenpuist)

Answer: Stafylokokken aureus

3.

Herpes labialis (koortslip)

Answer: Reactivatie Herpessimplexvirus-1 (HSV-1)

4.

Herpes zoster (gordelroos)

Answer: Reactivatie Varicellazostervirus (VZV)

5.

Mononucleosis infectiosa (Ziekte van Pfeiffer)

Answer: 90% Epstein-Barrvirus (EBV), 5 - 10% Cytomegalovirus (CMV) en heel soms HIV

Begrippenlijst 5OMZ4 Infectieziekten
1. Kennismaking met infectieziekten
Infectieziekten: ziekten die het gevolg zijn van interactie tussen mens en micro-organisme, waarbij er
schade of veranderde fysiologie optreedt bij de mens; meest prevalente aandoeningen van de mens;
vier fasen zijn besmetting/kolonisatie, lokale invasie, ontstekingsreactie en resolutie/herstel
Infectie: ontsteking veroorzaakt door micro-organismen als afweerreactie
Superinfectie: infectie die optreedt bovenop of naast een ander ziekteproces
Microbiologie: wetenschap van micro-organismen en virussen
Micro-organisme/microbe: organisme dat te klein is om met blote oog te zien; onder te verdelen in
bacteriën, fungi en (sommige) parasieten; virussen behoren niet tot micro-organisme doordat ze niet
als levend worden beschouwd
Tropisme: cellen, weefsels en organen waar een micro-organisme vooral affiniteit voor heeft; bijv.
slijmvliesepitheel luchtwegen voor influenzavirus en CD4+ cellen voor HIV
Porte d’entrée: plaats waar micro-organismen oorspronkelijk het lichaam is binnengedrongen
Eukaryoot: organisme waarvan de cellen een celkern bevatten; bijv. fungi en parasiet
Prokaryoot: organisme waarvan de cellen geen celkern bevatten, waardoor het DNA vrij ligt in het
cytoplasma; bijv. virus en bacterie
Pathogeen: elk organisme dat potentieel een ziekte kan veroorzaken; onder te verdelen in bacteriën,
virussen, schimmels en parasieten
Primaire pathogeen: pathogeen die regelmatig bij besmetting ziekteverschijnselen veroorzaken bij
ten minste een deel van de gevoelige maar overigens gezonde populatie gastheren
Opportunistische pathogeen: pathogeen dat slechts ziekte veroorzaakt wanneer het
immuunsysteem verzwakt is ; bijv. bij AIDS of gebruik immunosuppressiva
Kenmerk Virus Bacterie Fungi Parasiet
Grootte 20 – 100 nm 1 – 10 m 10 m – 100 m Eencellig: 10 – 100 m
Ecto-: 600m – 40 mm
Wormen: 5 mm – 5 m
Nucleïnezuur DNA óf RNA DNA en RNA DNA en RNA DNA en RNA
Genoom 10 – 200 800 – 6000 ± 30.000 ± 30.000
(kilobasen)
Kernmembraan Nee, prokaryoot Nee, prokaryoot Ja, eukaryoot Ja, eukaryoot
Ribosoom Nee Ja, 70S Ja, 80S Ja, 80S
Celwand om cyto- Nee Ja, van Ja, van chitine Nee
plasmamembraan peptidoglycaan
Antibiotica Nee Ja Nee Nee (sommige wel)
gevoeligheid
Replicatie Alleen in In en buiten In en buiten In en buiten gastheercel,
gastheercel gastheercel, binaire gastheercel, binaire binaire deling en/of
deling deling en/of seksuele seksuele cyclus
cyclus
Postulaten van Koch: criteria opgesteld door Robert Koch waaraan moest worden voldaan om te
kunnen spreken van een causale rol van een micro-organisme t.o.v. een bepaalde ziekte; niet iedere
infectieziekten voldoet aan deze criteria;
- Verwekker wordt gevonden bij alle patiënten die aan de ziekte lijden, maar niet bij gezonden
- Verwekker moet geïsoleerd en buiten het lichaam in reinkweek gekweekt kunnen worden
- De gekweekte verwekker moet bij enting in een dier dezelfde ziekte veroorzaken en weer uit
het proefdier kunnen worden geïsoleerd
Virulentie: mate van ziekmakend vermogen; factoren die hierbij rol spelen zijn vermogen om tussen
andere micro-organismen te overleven en de gastheer binnen te dringen en het vermogen om de
verdedigingsmechanismen van gastheer te weerstaan en weefsel te beschadigen; kan kwantitatief



Samenvatting 5OMZ4 – Floor Wilting

,worden uitgedrukt in aantal micro-organismen dat nodig is om in proefdiermodel de helft van de
dieren ziek te maken (id-5) resp. te laten overlijden (ld-50)
Transmissie: overdracht van micro-organismen van mens/dier/omgeving naar mens
Horizontale transmissie: transmissie van een infectieziekten van mens tot mens via direct contact
maar ook via aerosolen, water of voedsel
Verticale transmissie: transmissie van een infectieziekten door overdracht moeder naar haar kind in
utero (transplacentair), tijdens de baring (perinataal) of door borstvoeding
Aerosool: kleine vaste en vloeibare deeltjes die door de atmosfeer zweven
Vector: organisme, meestal geleedpotige, dat agens van een betrokken ziekte kan overdragen en
verspreiden; vorm van besmettelijkheid met tussenkomst van een ander dier; bijv. malaria door mug
Reservoir: ecologische niche waar pathogeen leeft en zich vermenigvuldigt
Invasie: binnendringen van micro-organismen in het weefsel; wijst op infectie
Kolonisatie: aanwezigheid van micro-organismen op het oppervlak; handhaving en vermenigvuldigen
van micro-organismen op of in een gastheer en daardoor tijdelijk of permanent behoren tot intieme
biosfeer van het lichaam, in de vorm van commensale flora; fasen van kolonisatie onder te verdelen
in transport (d.m.v. diffusie of chemotaxis), initiële (reversibele) hechting, adherentie en kolonisatie
Biofilm: laag van micro-organismen die omgeven zijn door hen zelf geproduceerde laag van slim, de
extracellulaire matrix
Adherentie: irreversibele binding van micro-organismen aan oppervlak in gastheer door specifieke
ligand-receptorverbindingen, waarna het kan koloniseren
Adhesinen: structuren op micro-organismen die specifieke adherentie kunnen verzorgen




Commensale flora: flora aanwezig in en op Commensale flora
het lichaam, dat het lichaam beschermt tegen Huid Staphylococcus epidermidis
pathogenen doordat ze verantwoordelijk zijn Mondholte Vergroenende streptokokken
voor kolonisatieresistentie van pathogenen,
Nasopharynx Vergroenende streptokokken
doordat zij het voor nieuwkomers moeilijk
Streptococcus pneumoniae
maakt zich te vestigen
Dikke darm Veel anaeroben, bijv. Bacteroides
Kolonisatieresistentie: mate waarin de
(Veel minder) aeroben, bijv. Escherichia coli
commensale flora weerstand biedt tegen
Vagina Lactobacillus
nieuwe koloniserende micro-organismen
Congenitale infectie: infectie die tijdens de zwangerschap is overgedragen met als belangrijkste
verwekkers:
T = Toxoplasmose
O = other (o.a. humaan parvovirus B19)
R = rubella
C = cytomegalovirus (CMV)
H = herpes simplex virus
E = enterovirus
S = syphilus




Samenvatting 5OMZ4 – Floor Wilting

,Diagnostiek
Anamnese: anamnese van patiënten die worden verdacht op infectieziekten, bestaande uit:
- Voorgeschiedenis: onderliggende ziekte die gepaard kan gaan met daling weerstand (diabetes,
COPD, immuundeficiëntie)? Recent behandeld met weerstandsverminderde of antimicrobiële
middelen? Em Vaccinatiestatus?
- Ziektegeschiedenis: ontstekingsklachten? Gelokaliseerde/gegeneraliseerde klachten en
tekenen? Huiduitslag? Acuut of juist geleidelijk, slepend en chronisch? en Zijn er patronen in
klachten/tekenen te herkennen?
- Contact met bronnen: ziekte geweest in de buurt? Recente reizen naar gebieden met
specifieke infectieproblemen? Recent contact met dieren, tekenbeet of oppervlaktewater? en
Potentiële exposities in kader van beroep?




Empirisch antibiotica beleid: antibiotica behandeling alvorens het specifieke micro-organismen is
vastgesteld gebaseerd op Gram-kleuring bij bloedkweek; vaak gebaseerd op meest voorkomende
verwekkers passend bij klinisch beeld
Stroomlijnen: het omzetten van een empirische therapie naar een definitieve therapie; het
versmallen van het spectrum zodra de verwekker en diens gevoeligheid bekend zijn om resistentie te
voorkomen
Directe detecteren in patiëntenmateriaal: vorm van diagnostiek gericht op direct in
patiëntenmateriaal opsporen en identificeren van pathogene micro-organismen en terugrapporteren
van de bevindingen op de dag van inzending; sensitiviteit vergeleken met andere benaderingen is
veel lager, waardoor diagnostiek niet kan volstaan met alleen directe test; gebruik van licht- en
fluorescentiemicroscopie
Gram-kleuring: direct detecteren van bacteriën m.b.v. lichtmicroscoop; bacteriën op objectglas
worden gefixeerd en eerst met kristalviolet behandeld, daarna lugoloplossing, waardoor in de
bacteriën een paars, onoplosbaar kristal-violet-lugolcomplex ontstaat; volgende stap wordt
preparaat overgoten met alcohol en wordt gekeken of de bacteriën de paarse kleur vasthouden
(Gram-positief) of kleurloos worden (Gram-negatief); laatste stap wordt preparaat gekleurd met
fuchsine, waardoor de ontkleurde gramnegatieve bacteriën een rozerode kleur krijgen
Giemsakleuring: direct detecteren van parasieten in bloed m.b.v. lichtmicroscoop
Ziehl-Neelsen (ZN) kleuring: direct detecteren van mycobacteriën m.b.v. lichtmicroscoop;
mycobacteriën ontkleuren niet door zuurbehandeling (zuurvast), waardoor deze zichtbaar worden
Immunofluorescentie: direct detecteren met meer specifieke herkenning; een met een
fluorescerende verbinding geladen antistof tegen een pathogeen wordt geïncubeerd met het
patiëntenmaterieel en bij microscopisch onderzoek met UV-licht kan vervolgens aanwezigheid van
specifieke pathogeen in materiaal direct worden aangetoond
Kweek: isolatie van ziekteverwekker en vervolgens vaststellen van identiteit van het isolaat op basis
van aantal biologische eigenschappen; isolatie meeste bacteriën, fungi en enkele parasieten kan op



Samenvatting 5OMZ4 – Floor Wilting

,niet-levende voedingsbodems en virussen is kweek op gastheercellijn (afgeleid van goed of
kwaadaardige tumorccel) nodig waarbij CPE (cytopathologisch effect) is af te lezen; om overgroei
door contaminanten vanuit commensale flora te voorkomen, wordt media gebruikt die selectief
groei van pathogene micro-organismen bevorderen + herkenbaar maken tussen niet-pathogene flora
Klassieke kweek: kweek waarbij men tracht eerst de verwekker in zuivere vorm in handen te krijgen,
oftewel zonder bijkomende microflora
Reinkweek: kweek dat ontstaat na een losse kolonie van de klassieke kweek door te enten, waardoor
men grote hoeveelheden van een soort verkrijgt; bacteriële isolaten worden hierin onderzocht op
hun morfologie, gramreactie of andere kleuring, groeibehoefte en getest op aantal biochemische
eigenschappen en vermogen om bepaalde substraten om te zetten
Antibiogram: methode waarbij bacteriën worden getest op gevoeligheid voor antimicrobiële
middelen, waarbij bacteriesoort bepaalt voor welke serie antibiotica het isolaat wordt onderzocht;
suspensie van bacterie wordt aangebracht op voedingsbodem, waarbij disks worden gelegd die
geïmpregneerd zijn met diverse antibiotica, waarbij als bacterie gevoelig is, na incubatie een zone
van groeiremming ontstaat, waarvan diameter een maat is voor de gevoeligheid; uitslag is gevoelig
(sensitive, S of +), verminderd gevoelig (intermediate, I, of +/-) of ongevoelig (resistant, R of -)
PCR: DNA-technologie die microbieel DNA of RNA in patiëntenmateriaal aan kunnen tonen door een
specifieke probe toe te voegen aan patiëntenmateriaal en microbieel nucleïnezuur waar primer aan
bindt in monster eerst te vermenigvuldigen via pulmerasekettingreactie (PCR), waardoor er na een
cycli zo veel DNA is aangemaakt dat dit zichtbaar kan worden gemaakt met gelektroforese; geeft zeer
snel resultaat (binnen 1 dag) en is zeer gevoelig; sensitiviteit wordt in praktijk beperkt door stoffen in
patiëntenmonsters die amplifcatiereactie kunnen remmen; nadeel is dat onverwacht pathogenen
niet worden opgespoord (specifiek) en dat contaminaties ook worden herkend, waardoor soms
klinisch niet-relevante, lage aantallen micro-organismen mee worden opgespoord
Probe: kort stukje enkelstrengs DNA of RNA dat complementair is met nucleotidensequenties in
genoom van het op te sporen micro-organisme; als het PCR start is het een primer
Primer: kort stukje enkelstrengs DNA of RNA dat complementair is met nucleotidensequenties in
genoom van het op te sporen micro-organisme dat gebruikt wordt als startpunt van de PCR
DNA-extractie: techniek waarbij DNA wordt gezuiverd van allerlei celmateriaal voordat het kan
worden onderzocht met PCR
Virale load: aantal virusdeeltjes in de circulatie uitgedrukt in aantal nucleïnezuur kopieën per ml,
bepaald met kwantitatieve PCR
Malditof (matrix assisted laser desorption/ionisation time-of flight analyzer): ionisatietechniek dat
wordt gebruikt voor identificatie van micro-organismen; kolonie wordt direct op plaatje uitgestreken
en behandeld met matrix, waarbij het massa-spectra dat gegenereerd wordt door het apparaat
wordt geanalyseerd en vergeleken met groot aantal bestaande profielen; identificatie van naam
gebeurt veel sneller, preciezer en goedkoper dan met biochemie en serologie
Genotypering: kloon van micro-organismen nagaan, door PCR en restrictie-enzymen, die DNA-
moleculen op specifieke plaatsen kunnen knippen, waar na gelelektroforese microbiële fingerprints
ontstaan; maakt het mogelijk om bij een uitbraak na te gaan of verschillende patiënten tot dezelfde
kloon behoren, d.w.z. dat de patiënten elkaar besmet hebben
Restrictie-enzymen: van nature in micro-organismen voorkomende enzymen die vreemd DNA
afbreken
Fingerprints: unieke bandenpatronen die ontstaan door verkregen DNA-fragmenten na genotypering
in elektrisch veld op grootte van elkaar te scheiden
Serologie: methode waarbij micro-organisme niet wordt aangetoond, maar de immuunreactie van
de gastheer tegen een pathogeen; specifieke antistoffen van IgM, IgG en IgA klassen zijn m.b.v.
gezuiverd microbieel antigeen technisch vrij eenvoudig en goedkoop aan te tonen in serum door
Elise, complementbinding, immunofluorescentie, precipitatie en agglutinatiereacties
Titer: grootste verdunning van een reagens die nog positief reageert (dus dat antistoffen
aantoonbaar zijn in serum); bij aantonen van antilichamen wordt titer bepaald door serum van



Samenvatting 5OMZ4 – Floor Wilting

,patiënt in stappen steeds 2x verder te verdunnen, waardoor een hoge titer betekent dat er veel
antistoffen aanwezig zijn; meestal weergegeven in een breuk, bijv. 1:256 (8x verdund)
IgM-respons: antistofrespons dat het eerste wordt gestart na een primaire infectie en daarna
verdwijnt; komt niet op gang bij een secundaire respons
IgG-respons: antistofrespons dat geleidelijk op gang wordt gebracht na het IgM-respons tijdens een
primaire infectie na isotype switching; komt ook op gang bij secundaire respons i.t.t. IgM-respons,
maar kan ook aanwezig blijven wanneer infectie voorbij is (serologisch litteken) of na vaccinatie
Seroconversie: antistofrespons bij een primaire infectie die van negatief naar positief gaat, waarbij
een positieve IgM wordt gevolgd door het verschijnen van IgG
Serologisch litteken: specifieke IgG-antistoffen die soms jaren of zelfs levenslang positief blijven na
een doorgemaakte infectie; positief IgG hoeft dus niet te betekenen dat huidige klachten op infectie
berusten, maar kunnen ook aanwezig zijn door eerdere infectie óf door vaccinatie
Sensitiviteit: het percentage van de zieken met een afwijkende (positieve) test
Formule:
Specificiteit: het percentage van niet-zieken met een niet-afwijkende (negatieve) test
Formule:
Positief voorspellende waarde (PPV)/achterafkans: kans dat een patiënt een ziekte heeft als de test
positief is
Formule:
Negatief voorspellende waarde(NPV): kans dat een patiënt géén ziekte heeft als de test negatief is
Formule:
Contaminatie: aanwezigheid van andere micro-organismen in het afgenomen materiaal, bijv doordat
de plaats van afname niet steriel is maar commensale flora bevat (leidend tot huidflora bij afname
van oppervlakkige wondkweek); probleem doordat alle aanwezige micro-organismen zullen
uitgroeien in de kweek en de gekweekte contaminanten dan niet meer te onderscheiden zijn van de
verwekker van infectie
Logistieke aspecten: bij lang transport kunnen micro-organismen intussen uitgroeien en dus
schijnbaar in grote hoeveelheden aanwezig zijn; sommige micro-organismen kunnen juist bij
afkoeling of uitdroging tijdens transport verloren gaan en later niet meer detecteerbaar zijn

2. De bacterie versus gastheer
Bacterie: eencellige prokaryote micro-
organismen, waarvan genetische
informatie opgeslagen ligt op circulair
gesloten, dubbelstrengs DNA-molecuul, dat
strak opgewonden in kluwen (nucleoïd) ligt;
bevat naast nucleoïd slechts ribosomen, maar
geen andere organellen; naamgeving door
geslacht (Streptococcus) en soort
(pneumoniae); indeling op
celwandsamenstelling, vorm en ligging
Gram-positief: bacteriën met een dikke celwand
van peptidoglycaan, die meestal geen extra
buitenmembraan hebben; kleurt paars bij een
Gram-kleuring
Gram-negatief: bacteriën met een dunne
celwand van peptidoglycaan, die
gewoonlijk een extra buitenmembraan hebben bestaande uit lipopolysaccharide; buitenmembraan
maakt bacterie vaak ziekteverwekkend; kleurt roodroze op een Gram-kleuring



Samenvatting 5OMZ4 – Floor Wilting

, Bacterie Gram-kleuring Kokken/staven Ligging
Streptococcus pyogenes Positief Kokken Ketens
Streptococcus pneumoniae Positief Kokken Duplo
Staphylococcus aureus Positief Kokken Trosjes
Staphylococcus epidermidis Positief Kokken Trosjes
Neisseria meningitidis Negatief Kokken Duplo
Neisseria gonorrhoeae Negatief Kokken Duplo
Escherichia coli Negatief Staven -
Salmonella typhi Negatief Staven -
Streptokok: Gram-positieve bacteriën die in ketens ligt (behalve pneumoniae)
Stafylokok: Gram-positieve bacteriën die in trosjes ligt
Enterokok: Gram-positieve bacteriën die los liggen
Mycobacterie: bacterie die binnen in cellen leeft; zijn zuurvast, betekende dat ze niet ontkleuren na
blootstelling aan zuur, waar gebruik van wordt gemaakt bij de Ziehl-Neelsen kleuring

Streptokokken
Streptokokken: bacterie die behoort tot normale microflora van slijmvliezen van de mens; kunnen
worden ingedeeld in verschillende groepen op basis van antigene en biochemische variaties van
celwand; cytoplasma wordt omgeven door membraan bestaande uit lipoproteïnen en groot aantal
eiwitten, waaronder PBP’s, die aangrijpingspunt zijn voor bètalactamantibiotica
Vergroenende/viridans streptokokken: groep streptokokken die bij kweek op bloedagar een groene
verkleuring laten zien (alfahemolyse)
Bètahemolytische streptokokken: groep streptokokken die bij kweek op bloedagar een heldere of
gele verkleuring laten zien (bètahemolyse); kunnen worden ingedeeld volgens Lancefield-classificatie
Alfahemolyse: groene verkleuring van agarplaat door partiële hemolyse
Bètahemolyse: heldere/gele verkleuring van agarplaat door volledige hemolyse
Lancefield-classificatie: indeling van bètahemolytische streptokokken op basis van kapselantigenen
in groepen aangeduid met letter (bijv. S. pyogenes in groep A)
Erysipelas (wondroos): ernstige bacteriële infectie met Streptokokken groep A van lederhuid en
onderhuidse vetweefsel; kenmerkt zich door scherp begrensde vuurrode en gezwollen huid, hoge
koorts, koude rillingen, vermoeidheid, duizeligheid, hoofdpijn en soms overgeven




Samenvatting 5OMZ4 – Floor Wilting

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller floorwilting. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.31  8x  sold
  • (0)
  Add to cart