College 1 – Hoofdstuk 2
Aan intuïtie alleen heb je meestal niet niet genoeg om menselijk gedrag te verklaren, te voorspellen,
of te beinvloeden
Om communicatie doelgericht in te zetten, moet je weten hoe mensen werken (denken en reageren
op bepaalde signalen)
Reclame/verbodsbordjes/campanges van de overheid duidelijk doel
To persuade: overtuigen (overhalen, overreden)
Dus beinvloeden = overtuigen?
Pakken sap in de winkel/naam van het drankje heeft zelfde letters als eigen naam/merken in films
onbewuste beinvloeding door inspelen op onbewuste processen
Dus wat is communicatie? Moeilijk te beantwoorden
Leerdoelen
- Je hebt kennis van theorieën en onderzoek over de totstandkoming van gedrag. Je
begrijpt de theorie, je kunt hem beschrijven en de onderdelen ervan (en hun onderlinge
relatie) herkennen, begrijpen, en reproduceren.
- Je kunt deze kennis toepassen op vraagstukken en casussen uit de communicatie. Je kunt
een gefundeerde keuze maken bij het ontwerpen van overtuigende communicatie. Op basis
van een theorie kan je een selectie maken van factoren waar je op in wilt spelen, en een
manier waarop je dat gaat doen.
- Je bent in staat om communicatie-uitingen te verklaren en te interpreteren vanuit het
perspectief van de persuasieve communicatie. Je kunt aanwijzen welke elementen uit een
theorie er gebruikt worden in een casus, en je kunt een proces verklaren aan de hand van de
juiste theorie / het juiste model.
Vaak is het doel van overtuiging om iemands mening of intentie te beinvloeden, ook als het
uiteindelijke doel is om gedrag te veranderen.
Hoe meet je wat iemand vindt, denkt, of van plan is? Hoofdstuk 2: het meten van attitudes
- Om (enigzins) te voorspellen wat mensen gaan doen
- Om te bepalen of er iets is veranderd
,Attitude: evaluatie (positief/negatief) van ‘iets’, houding met evaluatief aspect!
- Iets simpels: chocolade, puppies, DWDD, Beatrix
- Of complex: homohuwelijk, sociaal leenstelsel, trainen voor een marathon
De manier waarop je iets vraagt, heeft al effect op het antwoord dat je krijgt
- Het verschil in het kiezen van het woord goed of slecht is dit goed? Of is dit slecht? Heeft
al invloed zorg voor neutrale vragen zodat je de mensen niet te veel stuurt
De antwoordopties hebben invloed op het antwoord
- Hoger gemiddelde bij een hoger schaaltuiteinde
- Ook bij attitude
Een non-attitude zorgt voor grote vertekening, dus neutrale optie is altijd aan te raden
Naast expliciet vragen, kun je attitudes soms ook ‘stiekem’ meten
- Positief/negatief
- Sterkte
- Functie van attitude
- Etc.
College 2 – Maio & Haddock (H2)
Wat een attitude niet is! Je houding tov het leven, hoe je in het leven staat (levenswijsheden)
Het is wel een houding, maar niet tegenover het leven, maar tegenover ‘iets’
- “a psychological tendency that is expressed by evaluating a particular entity with some de-
gree of favor or disfavor.” (Eagly & Chaiken, 1993)
- “an association in memory between a given object and a given summary evaluation of the
object.” (Fazio, 1995)
- “a general and enduring positive or negative feeling about some person, object, or issue.”
(Petty & Cacioppo, 1981)
- “the categorization of a stimulus object along an evaluative dimension.” (Zanna & Rempel,
1988)
Waarom is dat begrip iets waar je onderzoek over moet doen?
Attitudes bepalen grotendeels ons gedrag, maar het is veel complexer. Gat tussen wat we zeggen
wat we doen en wat we werkelijk doen we staan goed tegenover ‘iets’ maar als het erop aan
komt, is je gedrag anders
Propaganda (van bijvoorbeeld de nazis) heeft een groot effect gehad voor het onderzoek naar
attitudes en publieke propaganda doordat mensen hierdoor overtuigd werden waardoor de
maatschappij (het gedrag van de mensen) veranderde.
, Dat was de tijd van de persuasion, daarna kwam het behaviorisme (dat mensen maar labratten zijn
en dat we niet naar die attitudes moeten kijken). Vervolgens kwam het social cognition mensen
zijn sociale lerende wezens.
1970: Wicker geen verband tussen attitude en gedrag.
Mensen dachten te stoppen met attitudes en het onderzoek daarna. Maar dat was niet het idee.
Want het is juist ingewikkelder dan gedacht werd, dus moet er nog meer en beter naar gekeken
worden en beter uitgepluisd worden.
‘Hoe verder men keek, hoe groter het leek’ (hoe meer je kijkt, hoe ingewikkelder het lijkt en hoe
meer er onder blijkt te vallen)
3 heksen (McBeth) van attitude inhoud, structuur en functie. Deze heksen maken een sterk
brouwsel (maken het begrip compleet en sterk)
Inhoud
Niet zomaar negatief en positief, maar: CAB (drie componenten die samen de attitude maken)
- Cognitieve informatie (cognitive) meningen en feiten die je van tevoren weet
- Affectieve informatie (affective) je gevoel in brede zin
- Gedragsmatige informatie (behavioral) je gedrag uit het verleden. We kijken terug hoe we
ons gedragen hebben om daaruit af te leiden wat we ervan vinden
Welke zwaarder meeweegt, hangt af van vele factoren. Zowel van de gene van wie de attitude is, als
van waar de attitude over gaat. Meestal worden positieve attitudes over attitude objecten meer
gestuurd door de affectieve informatie (je voelt je er goed bij) en worden negatieve meer gestuurd
door cognitieve informatie (je weet iets slechts van iemand/iets).
Vaak gaan de drie componenten dezelfde richting op (gecorreleerd). Maar dat hoeft niet altijd zo te
zijn!
Het maakt uit hoe je de componenten vraagt op een vragenlijst met gesloten vragen. Als je ze door
elkaar vraagt, kan het moeilijke antwoorden opleveren. Want is iets goed of slecht? Maar op welke
basis? Hierdoor kun je zo beter apart vragen. Wat is het (cognitief) en hoe voel je je erover (affectief).
Gedragscomponent is lastiger te meten met een vragenlijst (wordt vaak weggelaten).
Beter is nog om open vragen te stellen. Hierdoor geef je de participant veel meer vrijheid. Hier zou je
de drie componenten ieder voor zich vragen. Dan zit je niet vast aan bepaalde woorden zoals
waardevol-waardeloos of zinvol-zinloos enzovoorts. Wel zit hier het nadeel aan dat hier zowel voor
de participant als voor de onderzoeker veel tijd in gaat zitten.
Structuur
Denken dat het 1 dimensie is (van positief naar negatief zoals warm-koud en licht-donker). Maar dat
doet niet echt recht aan de hele attitude (midden betekent niet altijd hetzelfde).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Princesss94. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.10. You're not tied to anything after your purchase.