100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting cursus + ppt's sociale psychologie $5.88
Add to cart

Summary

Samenvatting cursus + ppt's sociale psychologie

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Volledige cursus + alles ppt's samengevat Geslaagd in eerste zit met 15/20

Preview 4 out of 36  pages

  • August 10, 2021
  • 36
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Sociale cognities
= niet alleen over denken over zichzelf en anderen, ook over hoe reflecteer ik over wat ik zelf denk en
over hoe ik denk dat anderen over mensen denken

= persoonlijke en sociale gegevens over mensen verzamelen, invoeren, verwerken en uitvoeren,
integreren, interpreteren, … . niet alleen over anderen (= sociale perceptie), maar ook over onszelf
(zelfperceptie)

Schema’s
= cognitieve structuur waarin eerder verworven kennis over een stimulus of concept is
gerepresenteerd
= structuur of samenvatting in ons hoofd, zelf gemaakt

Sociale cognitie steunt op (sociale) schema’s

Omschrijving

Sociale schema’s = wat we denken over onszelf en wat we denken dat anderen over ons denken
 sociale cognitie heeft invloed op ons zelfbeeld
 sociale context heeft invloed op ons handelen

Prototype = soort gemiddelde van specifieke groep mensen
= meest typische van een groep mensen
Bv: student  rond 20 jaar, gaat uit, is slim, …

Scripts = schema’s voor verloop van gebeurtenissen in bepaalde situaties
= opeenvolging van acties
Bv: online les  inloggen, in helft van les pauze, micro moet uit, …

! Gedrag conform aan script = nauwelijks informatief!
! Gedrag niet conform aan script = grotere diagnostische waarde of meer info!
 iedereen heeft script over bepaalde gebeurtenis, volgt script, ander kan niet gedrag zien omdat je
handelt zoals script wilt

Kenmerken

 Gestalt = geheel is meer als de som van de delen = totaalbeeld

 Theory-driven = komt vanuit theorie
Top-down = komt vanuit hersenen, handig als we op zoek zijn naar patronen in onze omgeving
 schema maken van wat we meemaken = sociaal schema

 Bottom-up of data-driven processing = vertrekken vanuit ruwe feiten
 zonder vooroordelen denken, daarmee schema maken

 Zodra schema’s geactiveerd zijn  sturen persoonsperceptie
= vooral aandacht voor wat past binnen geactiveerd schema
Vb: net les gehad over kenmerken van ruzie maken, daarna ga je bij je vriendin en zal je daar
kenmerken van herkennen (is niet altijd zo)

, Schema’s beïnvloeden herinnering  wat we ons kunnen herinneren wordt ook beïnvloedt door
ons denken
Exp: 2 groepen kregen verhaal te horen over vrouw. Ene groep moest oordelen als vrouw als
bibliothecaris kon werken, andere als huismakelaar (=sociaal schema). Groep van bibliothecaris
kon zicht alle introverte kenmerken herinneren, groep van huismakelaar alle extraverte
kenmerken

 Schema’s zijn prescriptief = bieden beeld van hoe iets kan/moet zijn en stuurt gedrag
 wat daarvan afwijkt, wordt negatief beoordeeld
 attributies zoeken om schema in stand te houden (verklaringen voor gedrag)
o Need for cognition = nood om na te denken, op zoek naar info die niet past binnen schema
o Need for certainty = zekerheid, vasthouden aan schema die ze hebben, niet afwijken

 Toegankelijkheid van schema bepaald door 2 factoren
o Hoe vaak opgeroepen = schema sneller actief als vaak gebruikt
o Hoe toegankelijker het is/wordt

 Schema zorgt ervoor dat info makkelijk en vlug verwerkt wordt
 zo ruimte vrij voor andere gedachten
Exp: Personen kregen 2 taken (toets over Indonesië en persoon beoordelen). Ene groep
moesten 2 taken doen zonder schema (kregen geen info), andere wisten dat persoon skinhead
was (schema)  groep met schema scoorde beter op toets dan andere, ze konden info beter
verwerken

Configureren
Schema’s door bepaalde stimuli geactiveerd en vertonen coherente samenhang
 effecten zijn soms niet juist en kan zorgen voor vertekening, klopt niet met werkelijkheid

Opvallende kenmerken

= hoe meer opvalt, gemakkelijker schema geactiveerd (naam, geslacht, huidskleur)
 wordt bepaald door context (vrouw met kind  moederschema)

Primacy eff ect

= eerste informatie die wij over iets/iemand krijgen, beïnvloedt globale oordeel meer dan info daarna
 je kan maar 1 keer eerste indruk maken  vooral door lichaamstaal
 je kan je ertegen wapenen door voldoende gemotiveerd en alert te blijven

Experiment van Asch:

 Intelligent, ijverig, kritisch, koppig, jaloers  positief
 Jaloers, koppig, kritisch, ijverig, intelligent  negatief

Verklaringen:

 Aan later verkregen info, besteed je minder aandacht
 Latere info geïnterpreteerd in licht van vroegere info
 Behoefte aan afsluiten, zodra men ongeveer beeld heeft
 aandacht verzwakt naarmate meer info

Confi gurati emodel

,= Asch

Persoonsbeeld = Gestalt
 over persoon een intern consistent beeld van die persoon als geheel vormen
 betekenis van element wordt mee bepaald door betekenis die men aan andere elementen geeft
en omgekeerd
 beeld kan bepaald worden door enkele dominante eigenschappen

Experiment:
Lijst van kenmerken, lijst met woord ‘warm’ of ‘koud’. Proefpersonen die ‘warm’ kregen, zagen
persoon als positief en proefpersonen met ‘koud’, zagen meer negatief. Hoewel de woorden in de 2
lijsten hetzelfde zijn  ‘warm’ en ‘koud’ zijn centrale kenmerken/dominante eigenschappen in
persoonsperceptie

Impliciete persoonlijkheid

= 1 karaktertrek volstaat om volledige persoonlijkheid aan te vullen
= neiging om van iemand compleet persoonlijkheidsprofiel uit te werken obv intuïtieve
veronderstellingen
= beeld van persoon vervolledigen door informatie/conclusies toe te voegen
Vb: sociaal iemand is altijd ook avontuurlijk en chaotisch, zal nooit netjes zijn

 Halo-effect = alleen positieve eigenschappen samen zetten
 Horn-effect = omgekeerd van Halo = alle negatieve eigenschappen samen zetten
 negativiteitseffect
 Astrologie = horoscoop theorieën, niet wetenschappelijk onderbouwt
 watermannen zijn altijd aardig, dus ook sociaal
 Barnum effect/forer-effect = neiging om vage & algemeen geldende uitspraken over persoon te
accepteren als rake en typerende omschrijving. Zonder te realiseren dat diezelfde omschrijving
voor bijna iedereen opgaat

Persoonsperceptie
= uiterlijke kenmerken en gedragingen spelen rol bij indruksvorming
 non-verbaal gedrag meer invloed dan verbaal

Uiterlijke factoren rol bij 1e ontmoetingen:

 Weinig andere info beschikbaar
 Opvallende kenmerken
 Babyface = lief en vriendelijk
 Controle over kleding en haar
 Emoties
 Context  kinderen aanschouwen glimlach van vrouw als vriendelijk, van man als serieus
 Aanraking  primaire vorm van non-verbaal gedrag, drukt genegenheid, zorg en seksuele
interesse uit, ook uiting van dominantie en controle
 Gedrag

Priming
= schema recent gebruikt  gemakkelijk geactiveerd, vooral als
- nieuwe situatie ambigu is (dubbelzinnig)

, - enige gelijkenis vertoont met vorige
= manifestatie van impliciete/niet-declaratieve geheugen (onbewust)

Onderzoeksresultaten?

 Chinese vrouw: stereotype vrouw of chinees werd geactiveerd
 als men Chinese vrouw laat zijn, zal stereotype geactiveerd worden van schema
 Geel & banaan: ‘geel’ zal sneller aanzetten tot herkennen van ‘banaan’
 Trager lopen na woorden ‘rimpelig, rollator en grijs’

2 vormen van priming:

 Semantische priming (=betekenis)
= invloed van conceptuele eigenschappen van woord
= recent schema heeft te maken met hetzelfde concept
Vb: ervoor schema ‘peer’, dus sneller reageren op ‘appel’ dan ‘stoel’
 Repetitiepriming
= voorafgaande presentatie van prikkel zal manier beïnvloeden waarop persoon zal reageren als
prikkel opnieuw aangeboden wordt
= herhaling van bepaald schema
 doet minder beroep op neutrale activiteit in corticale hersengebieden
Vb: sneller letterreeksen herkennen die meermaals getoond werden

Referenti e-index

= referentie of suggestie bepaalt verdere interpretatie en uitkomst

Experiment:
2 vragen gesteld aan proefpersonen: “was Ghandi ouder of jonger dan 144 toen hij stierf?” en “Hoe
oud was Ghandi toen hij stierf?”
 iedereen schatte meer als 100 bij de 2 e vraag, doordat er in de 1e vraag een hoog cijfer staat




Cognitieve dissonantie
= tegengestelde cognities/attitudes/gedragingen wekken psychologische spanning op die men wil
reduceren

Reduceren/verminderen door:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yentlgoeminne. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$5.88
  • (0)
Add to cart
Added