theoretische en historische grondslagen van de psychologie
Written for
Vrije Universiteit Brussel (VUB)
Klinische Psychologie
Theoretische En Historische Grondslagen Van De Psychologie (1002876AER)
All documents for this subject (4)
Seller
Follow
pandoravandamme
Content preview
Samenvatting: Theoretische en Historische Grondslagen van de psychologie
Hoofdstuk 1: kenmerken vd moderne wetenschap
1.1 Inleiding
Plato: verwondering = basis vd filosofie
~~ -> wetenschap = verwondering over werking vd natuur
alle wetenschappen -> oorspronkelijk uit filosofie
Psychologie = 1 vd laatste losgekomen, onafhankelijke wetenschappen (19e eeuw)
-> grondleggers = filosoof + wetenschapper
→ wetenschappelijke antwoorden formuleren op filosofische vragen
Psychologie: psyche-logos = studie vd ziel (17e eeuw bedacht, 19e eeuw gebruikt)
→ aard van de ziel ?
- bestaat ?
- functies ?
- ziel – lichaam ?
→ voorkeur term geest (minder religieus)
→ sommige voorkeur studie van gedrag ipv geest MAAR: nog steeds ‘=’ bovenstaande vragen
Belangrijkste vraag sinds Griekse filosofen: hoe mensen wereld kennen ??
→ domein v Epistemologie
(tak van de filosofie die de aard, oorsprong, voorwaarden voor en reikwijdte van kennis en het weten
onderzoekt)
→ gewaarwordingen, perceptie, geheugen en denken (cognitieve psychologie)
Ethiek = ook gemeenschappelijk filosofen & psychologen
→ in essentie hoe mensen zich zouden moeten gedragen
→ praktische ethische vragen -> sterk afh visie menselijke aard
- van nature uit goed ?
- motieven/drijfveren ?
- welke motieven = heilzaam of beter onderdrukken ?
- sociaal v aard ?
- bestaat gem ideaal v ‘goed’ leven ?
→ deels beantwoord worden door psychologisch onderzoek
Ethische bekommernissen in alle domeinen psychologie
→ wetenschappelijke psychologie: vooral in studies over -> motivatie, emotie, sociaal en seksueel
gedrag
→ toegepaste psychologie: ethische kwesties -> in bedrijven, overheid, klinische psychologie
-> klinische: meer gelukkig, meer productief ? -> kennis v motivatie, emotie, leerprocessen en
. geheugen → gedrag/gevoelens in gewenste richting veranderen
. MAAR: geen dienstmaagd -> soms ingaan tegen wensen en verwachtingen cliënt
→ hanteert deontologische principes
Wetenschap = waarde-neutraal MAAR kennis = macht (Francis Bacon) -> inzetten voor juiste/goede
doelen
1
,Psychologie:
- conceptuele grondslagen = filosofie
- inspiratie onafhankelijke wetenschap = biologie
→ idee functies menselijke geest afhankelijk v onderliggende hersenprocessen (al v Grieken) =
speculatief
→ idee -> overtuiging: biologie (19e eeuw)
→ grondleggers hoopten via fysiologie -> status van echte natuurwetenschap
- evolutieleer (jonge tak biologie) mede grondslag: functie geest voor natuurlijke selectie?? (UK,US)
-> waarom mens bewust??
Vroeger geen toegang tot moderne technieken -> fysiologie de rug toe keren (20ste eeuw)
-> Opgang cognitieve neurowetenschap, technieken brein bestuderen -> teruggekeerd (21ste eeuw)
-> OOK: naar evolutionaire psychologie terugkeren: ultieme vragen menselijke natuur?
1.2 Beeld vd moderne wetenschap
1. De newtoniaanse stijl
Isaac Newton= 1ste bijdroeg moderne stijl wetenschappelijke verklaring
→ wetmatigheid = korte samenvatting werkelijkheid
→ wetenschappelijke benadering = het onderzoek naar een beperkt aantal wetten waarvan
geobserveerde regelmatigheden id natuur kunnen afgeleid worden
→ vooral uitkomsten v observaties en experimenten = doorslaggevend
→ GEEN waarom-vragen -> ‘hypotheses non fingo’ = geen hypotheses opstelde
-> geen onderliggende mechanismen ‘verzinnen’ voor zwaartekracht = te theologisch en metafysisch
→ wet = instrument om werkelijkheid te begrijpen
→ positivisme
→ stick to the facts (geen speculaties/verzinsels)
2. Positivisme
August Comte (socioloog) ~ denkstijl Newton
→ wetenschap = enige bron geldige kennis
→ observeerbare feiten, NIET hypothetische verklaringen
→ ENKEL descriptie, GEEN verklaring
→ afwijzing filosofie, theologie, alle normatieve kennis, ethiek
= van alle kennis die NIET zintuigelijk controleerbaar is
-> toepassen op samenleving = social engineering
→ wetten = samenvattingen van observaties, GEEN essentie vd natuur:
-> wetten ontstaan NA observaties (niet er al zijn en dan pas ontdekken id observatie)
→ predictie: adhv bepaalde wetten/theorieën toekomstige gebeurtenissen voorspellen
controle: kennis vd wetmatigheden maakt dan controle vd natuur mogelijk (kennis=macht Bacon)
2
,1.3 Soorten verklaringen
Kort overzicht:
1. Deductief nomologische verklaring
→ afleiding uit wetmatigheden (nomos=wet) over objectief en rigoureus (streng) testen van
wetmatigheden
2. Hermeneutisch begrijpen
→ verstehen: begrijpen, kunnen inbeelden,
→ vanuit culturele, sociale, morele achtergrond
→ bv. typisch humane wetenschap (psychologen; therapie)
3. Functionele en teleologische verklaringen
→ functies en doelen
→ het doel (teleos) wordt gezien als een verklaring voor een fenomeen
→ ook complexe organismen (mensen, dieren, computers..) ifv doelen
→ bv. adaptatie heeft een doel, voeten en benen hebben een doel
4. Causale benadering
→ achterliggende mechanismen
→ veroorzaker X en veroorzaakte Y
1. Deductief nomologische verklaring (DN-model)
Wiener Kreis = sterke bepleiter nomologische benadering
= groep v wetenschapsfilosofen (Wenen) basis legden voor logisch positivisme
→ behaviorisme ~ logisch positivisme
→ demarcatie (afbakening) tss wetenschap en non-wetenschap
-> aantal strikte voorwaarden voor theorieën en verklaringen
Het hempel-oppenheim model (1948) = opvolging wiener kreis
→ wetenschappelijke verklaringen = logische argumenten
→ gebeurtenis verklaren = gebeurtenis onderbrengen onder algemene wet
→ explanans = verklaringsgrond, wetmatigheid, wet
explanandum = wat verklaard moet worden, fenomeen
!! mag NIET geïmpliceerd zijn in explanans = Circulariteit
syllogisme = redenering in stapjes
bv: jan leest slecht omdat hij dyslectisch is. = CIRKELREDENERING
explanandum (fenomeen) | explanans (wet)
→ waarom is hij dyslectisch ? -> omdat hij slecht leest
→ jan leest slecht omdat hij slecht leest
→ circulariteit = groot probleem psychologie
→ verklaringen = deducties van wetenschappelijke wetten of theorieën
= HET deductief nomologisch model
→ verklaren = voorspellen
-> verklaring = tonen dat het kon voorspeld worden
3
, Besluit: nomologische benadering → hoogstens een beschrijving vd werkelijkheid
dieperliggende vraag -> 4. causale benadering
DN-model sluit aan bij instrumentalisme → elk theoretisch begrip moet kunnen aangegeven
worden en gemeten worden
Paul Bridgman: instrumentalisme + operationalisme bv. intelligentie = wat een IQ-test meet
Problemen met het DN-model:
1) Hoe algemene wetten vinden ? inductie ?
→ niet gekeken naar HOE de wetmatigheden er komen
→ inductieprobleem niet opgelost: via verschillende geobserveerde zwarte kraaien -> wordt afgeleid
dat voor alle zo is (alle kraaien zijn zwart)
MAAR: 1 falsificatie voldoende theorie onderuit halen
2) geen onderscheid tss wetmatigheden en accidentele veralgemeningen
→ alle munten in mijn zak zijn koper -> kan toeval
→ missen noodzakelijkheid, veroorzaking
3) observaties = NIET theorieneutraal
→theorie creëert eigen fenomenen
→ observaties nooit los van theorie
→ feiten bestaan nooit alleen op zichzelf
→ ALTIJD wisselwerking tss theorie en observatie
4) eis verifieerbaarheid
→ oorspronkelijk Wiener Kreis: eis v volledige verifieerbaarheid
-> probleem bij dispositionele termen (breekbaar, oplosbaar, intelligent…): hoe weten iets
breekbaar is? Ook breekbaar voor getest wordt
→ vervangen door eis van confirmatie: uitspraken moeten empirische consequenties hebben
5) deductie is een puur formele relatie
→ niet elke deductie = een verklaring (geen onderscheid tss de 2)
→ verklaren = voorspellen ih DN model
→ bv. de stand vd zon en lengte stok -> verklaren schaduw
MAAR: NIET omgekeerd; lengte stok en schaduw -> verklaren niet stand vd zon
Conclusie: DN probeert algemene wetmatigheden te werken -> problemen
→ andere benaderingen zich opdringen
→ Causale termen zijn vereist
→ wetenschappen werken met probalistische termen (kansuitspraken)
-> fenomenen niet precies kan berekenen
→ zekerheid v DN-model = een ideaal
→ moderne wetenschap eisen vooral causale en modale termen
-> noodzakelijkheid, empirie overstijgen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pandoravandamme. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.55. You're not tied to anything after your purchase.