Marketingconcept Dit is de wijze waarop invulling gegeven kan worden aan de
marktbenadering van een organisatie en gaat ervan uit dat ruiltransacties (verkopen) het
best tot stand komen door de behoeften van de afnemer als uitgangspunt te nemen voor
alle managementbeslissingen.
Er zijn 4 marketinginstrumenten die worden aangeduid met de 4 P‟s, de marketingmix:
Product Alles wat in een behoefte kan voorzien. Een aantal dingen die hierbij
belangrijk zijn is de kwaliteit, het merk, de verpakking, de service, de vormgeving
en het assortiment.
Prijs Dit is het bedrag dat de afnemer betaalt aan de verkoper om het product
te verkrijgen. De prijs moet aanvaardbaar zijn voor de afnemer maar daarnaast
ook een voldoende winstmarge hebben voor de verkoper.
Plaats Dit betreft alle handelingen die erop gericht zijn de goederen op de
plaats te krijgen waar de afnemer deze goederen verwacht. Hierbij gaat het om
de kanaalkeuze, distributiespreiding en een optimale logistiek (= transport en
voorraadbeheer).
Promotie Dit dient om de verkoop te stimuleren. Dit wordt gedaan via reclame
(tijdschriften, tv, radio, internet).
De marketingmix is dus een combinatie van de marketinginstrumenten die gehanteerd
wordt om een bepaalde product-marktcombinatie (doelgroep) te bereiken.
1.2 Definities van marketing
Marketing Marketing omvat alle activiteiten tussen aanbieders en vragers, die erop
gericht zijn om ruiltransacties te bevorderen, te vergemakkelijken en te bespoedigen.
Marketing (volgens Kotler) Marketing omvat alle ondernemingsactiviteiten gericht op
het opsporen, aantrekken en behouden van klanten door de bevrediging van de
behoeften en verlangens van de afnemers met producten en diensten om zo de
doelstelling van de onderneming te realiseren.
1.3 Ontwikkeling van het marketingdenken
Vroeger waren er nog geen markten. De bevolking was dus wat levensbehoeften betrof
zelfvoorzienend. Iedereen verbouwde wat mogelijk was en hij behoefte aan had.
Langzamerhand ging men over tot arbeidsverdeling, waardoor een specialisatie in
bepaalde goederen en diensten plaatsvond. Er ontstond een overschot aan goederen
waar de gezinnen zich op hadden toegelegd. En een tekort aan de goederen die men niet
meer zelf produceerde. Het resultaat was een onderlinge goederenruil. In het begin was
hier nog sprake van directe ruil (goederen tegen goederen). Geleidelijk werden 2
hulpmiddelen, namelijk het geld en de tussenhandel, ingevoerd waardoor er indirecte ruil
ontstond (goederen tegen geld).
,Er zijn verschillende managementvisies:
Product- en productiegeoriënteerde visie Productiegeoriënteerd wil zeggen dat
ze zich laten leiden door doelstellingen gericht op het bereiken van een hoge mate
van efficiency bij de productie. Oftewel massaproductie tegen lage kosten. De
gedachte van de ondernemingen was dat de afnemers uitsluitend geïnteresseerd
waren in lage prijzen. Dit komt vaak voor in situaties waar de vraag groter is dan
het aanbod en de afnemers genoegen moeten nemen met een
standaarduitvoering. Er is sprake van een verkopersmarkt (sellers market). De
verkoper is degene die de macht in handen heeft, de afnemers wachten af wat ze
krijgen. Voorbeeld is Henry Ford.
Productgeoriënteerd houdt in dat men slechts geïnteresseerd is in het verbeteren
van de technische kwaliteit van het product. Consumenten zouden volgens deze
visie slechts verbeterde versies van het product willen kopen. Een voorbeeld is
Rolls-Royce.
Verkoopgeoriënteerde visie Wanneer de markt van een onderneming verzadigd
raakt, zal de afzet van de producten afnemen. De positie van de onderneming op
de markt wordt zwakker, doordat de verkoop stagneert. Nu wordt de koper de
dominante partij en kan men spreken van een kopersmarkt (buyers market). De
onderneming heeft onbezette productiecapaciteit die ze zo snel mogelijk weer wil
benutten. Om de afzet weer te stimuleren moeten de handel en de consument
bewerkt worden met persoonlijke verkoop en reclame. In deze situatie wordt niet
gekeken naar wat de klant nu echt wenst, maar hoe de onderneming het snelst
kan verkopen.
Marketinggeoriënteerde visie Hierbij probeert de onderneming in de wensen en
behoeften van de afnemers te voorzien. Een aantal factoren die de toepassing van
het marketingconcept stimuleren zijn:
o Stagnatie in de omzetgroei of zelfs een omzetdaling. Hierdoor moeten ze
wel naar nieuwe doelgroepen zoeken.
o Verhoogde concurrentie. Het bedrijf dat de afnemer het beste bedient zal
de concurrentiestrijd winnen.
o Verandering van koopgedrag van de consument aan wie de onderneming
zich moet aanpassen.
Marktsegmentatie Het verdelen van de markt in van elkaar te onderscheiden
(doel)groepen.
Maatschappelijk marketingconcept Dit is een wijze waarop invulling kan worden
gegeven aan de marktbenadering. Het is een aanvulling op het marketingconcept waarbij
tevens rekening wordt gehouden met ongewenste effecten van de ruilprocessen voor
derden.
Er wordt van een onderneming verwacht dat ze aandacht besteedt aan de 3 C‟s:
Consumentisme Hierbij gaat het om de rechten en de krachten van de kopers
tegenover de activiteiten van de aanbieders. Bijvoorbeeld het ruilen van een
product binnen 8 dagen met kassabon.
Conservering Dit is het streven naar het behoud van schaarse grondstoffen en
energievoorraden. Dit kwam bijvoorbeeld naar voren bij de acties tegen het
gebruik van tropisch hardhout.
Clean-up Dit heeft betrekking op de effecten van de productie en consumptie
op het milieu. Bijvoorbeeld milieuvriendelijke verpakkingen en de hoeveelheid
verpakkingsafval zoveel mogelijk te beperken.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) Er moet rekening worden gehouden
met de 3 P‟s (people, planet, profit). Elk bedrijf moet zich af vragen of het wel voldoende
bijdrage levert aan de duurzame economisch-sociale en milieutechnische groei van de
regio waarin het werkzaam is en of het voldoende respect heeft voor de rechten van de
mens en de lokale wetgeving, zonder inmening in de lokale politiek.
, Hoofdstuk 2 Marketingtoepassingen
2.1 Vormen, soorten en toepassingen
In eerste instantie werd het marketingconcept vooral toegepast door ondernemingen die
fast moving consumer goods (levenslmiddelen, wasmiddelen) produceerden en
verkochten. Later namen ook ondernemingen van duurzame consumptiegoederen (tv‟s,
radio‟s), diensverleners, producenten van industriële goederen en non-profit organisaties
het over.
2.2 Consumentenmarketing
Consumentenmarketing Dit omvat de marketingactiviteiten van een organisatie,
gericht op particulieren (= finale consumenten). (B2C, P2C, C2C).
Vragers zijn alle personen en huishoudens die goederen of diensten kopen voor
persoonlijk gebruik.
2.3 Trade- of handelsmarketing
Trademarketing Dit omvat de marketingactiviteiten van een producent gericht op
(potentiële) distribuanten (detailhandel, groothandel) van zijn producten. Hierbij richt de
fabrikant zich niet alleen op de consument maar ook op de tussenhandel.
Hierbij is het lange termijn karakter van de relatie belangrijk.
2.4 Retailmarketing of detailhandelsmarketing
Retailmarketing Dit omvat de marketingactiviteiten van een detaillist gericht op de
consument. Hierbij is er extra aandacht voor de vestigingsplaats, presentatie in de winkel
en personeel / bediening (7 P‟s). Om voldoende omzet te behalen moet hij een
marketingplan, ook wel de winkelformule genoemd, opstellen.
2.5 Industriële marketing
Industriële marketing Dit omvat alle marketingactiviteiten van een organisatie gericht
op andere organisaties. Dit betreft dus alle marketingactiviteiten die niet op particulieren
gericht zijn. (B2B, business to business).
Veel producten kunnen zowel een consumentenproduct als een industrieel product zijn.
Van belang is niet de aard van het product, maar het doel waarvoor het wordt gekocht.
Bloemen die worden gekocht door een echtgenoot maken deel uit van de consumptieve
vraag en vallen dus onder de consumentenmarkt. De bloemen, die een winkelier
aanschaft voor zijn etalage, zijn industriële goederen en maken deel uit van de
industriële markt.
Zie tabel 2.1 voor de verschillen tussen de consumentenmarkt en de industriële markt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maxine22. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.