Probleem 1: De geschiedenis van HIV en aids. 05-01-2021
Probleemstelling:
Wat is de empirische cyclus en hoe kun je deze gebeurtenissen eraan koppelen?
Brainstorm:
- Wat betekent empiri? Waarnemen, Elementen?
- Concreet model? Ja of nee?
- Systematisch en niet systematisch waarnemingen: vind je terug
- systematisch: resultaten
-niet- systematisch: theorie naar vraagstelling, reden tot nader onderzoek.
- Deductie en inductie
- 1986 hele empirische cyclus (AZT)
Leerdoelen:
1.Wat is de empirische cyclus? (grote en kleine)
Theorie: de onderzoeker gaat uit van een bepaalde theorie: een uitspraak of een
samenhangede reeks van uitspraken met een algemeen geldend karakter. Zo’n theorie is
gebaseerd op waarnemingen, deze hoeven niet systematisch (stelselmatig, doelgericht,
ordelijk) te zijn, maar kunnen ook toevallige waarnemingen zijn.
2. Deductie: het proces van een abstracte theorie naar één of meerdere te toetsen
hypothesen waarnaar men onderzoek wilt doen, heet deductie.
3. Vraagstelling/hypothesen: een hypothese is een toetsbare stelling die op grond van
systematische waarnemingen in het onderzoek uiteindelijk al dan niet kan worden
verworpen. Een vraagstelling is een nauwkeurige formulering van de vraag waarop de
onderzoeker een antwoord wil geven (wat wil de onderzoeker weten?).
4. Onderzoeksontwerp kiezen Ten eerste heb je een scheiding tussen kwalitatief en
kwantitatief onderzoek
● Bij kwalitatief onderzoek wordt uitgegaan van het emic perspectief: er wordt gekeken
vanuit de ervaring van het subject. Het gaat om het begrijpen van de ervaringen van
de proefpersonen.
● Bij kwantitatief onderzoek zijn waarnemingen objectief bepaald en staan ze los van
het subject (etic perspectief). Het gaat hierbij om cijfermatig onderzoek.
Als je kijkt naar welk soort onderzoek je gaat verrichten kan je ook kijken naar experimentele
en niet-experimentele of observationele designs:
● Onder experimentele designs valt het RCT (Randomized Controlled Trial) waarbij
een interventie wordt uitgevoerd bij een groep mensen die random wordt ingedeeld
in de interventiegroep of controlegroep.
● Onder niet-experimentele designs vallen:
- Ecologisch onderzoek (onderzoek op populatie niveau, bijv.
tijdstrendonderzoek, waarbij geen hypothesen worden getoetst)
- Patiëntenseries (hierbij heb je geen vergelijkingsgroep, je kijkt bij een serie
patiënten met dezelfde ziekte of er ook andere kenmerken tussen deze
patiënten overeenkomen, deze onderzoeken toetsen zelden hypothesen)
- Dwarsdoorsnedeonderzoek (hierbij heb je wel een vergelijkingsgroep. Alle
metingen vinden op hetzelfde moment plaats, geen follow-up).
, - Longitudinaal onderzoek, waarbij twee soorten zijn te onderscheiden:
● Cohortonderzoek (er wordt een baseline meting gedaan bij een cohort
waarbij de blootstelling wordt gemeten en het aantal zieken, na een
followup periode wordt dit opnieuw gedaan)
● Patiëntcontrole onderzoek (hierbij wordt een groep mensen die een
ziekte hebben vergeleken met een groep die geen ziekte hebben, er is
sprake van retrospectieve expositiemeting (er wordt gevraagd naar
blootstelling aan risicofactoren voor de ziekte in het verleden)
5. Populatie/steekproef kiezen: er wordt gekozen naar welke populatie men onderzoek wilt
doen en de steekproef hieruit, dus welke respondenten uiteindelijk mee gaan doen met het
onderzoek.
6. Geschikte meting/observaties kiezen: er zijn verschillende metingen mogelijk, bijvoorbeeld
met interviews, vragenlijsten, maar ook biomarkers, zoals bloed of urine.
7. Onderzoek uitvoeren
8. Resultaten
9. Data-analyse: de gegevens wordt geanalyseerd met behulp van tabellen en grafieken
(kwantitatief onderzoek)
10. Conclusies en rapportage: in je conclusie geeft je antwoord op de vraagstelling van het
onderzoek en vindt er verificatie of falsificatie van de hypothese plaats. Onderzoekers
kunnen met de resultaten de huidige theorie:
● Bevestigen: confirmatie
● Tegenspreken: contradictie
● Weerleggen: falsificatie
● Nader specificeren: elaboratie
● Ondersteunen: verificatie
11. Inductie: het integreren van al deze systematisch en niet systematische waarnemingen
tot een theorie is het proces van inductie.
bron: leerboek epidemiologie h1
opeenvolging van onderzoeken met vraagstellingen die voortkomen uit eerder onderzoek,
hoe de werkelijkheid nou in elkaar zit
bron: Polit en Beck H3 +H4
fase 3 in proces van kwalitatief en kwantitatief onderzoek (collecting data and preparing the
data for analysis
bron: College epidemiologie en frequentiematen
Theorie (niet-systematische waarnemingen) → praktische toepassing en deductie
→ hypothese → onderzoeksdesign → systematische waarnemingen → data
analyse → resultaten -> conclusie → inductie → theorie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller loutje2020. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.