Samenvatting Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren
514 views 4 purchases
Course
ONI
Institution
Hogeschool Arnhem En Nijmegen (HAN)
Hoodstukken:
1 Observeren
2 Waarnemen.
3 Betrouwbaarheid en validiteit
4 Registreren
5 Observatiesystemen
6 Van probleem naar onderzoeksvraag
7 Interpreteren
8 Rapporteren
9 Ethische aspecten
10 Niet is een samenvatting van het boek
Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren
H1 Observeren
1.1 Inleiding en definitie
Ook als je allemaal dezelfde opleiding volgt en je observeert hetzelfde, dan kunnen er nog verschillende
aantekeningen ontstaan.
Waarnemen is continuproces; nemen constant waar met onze zintuigen, er worden verbanden gelegd
en conclusies getrokken, er wordt geïnterpreteerd. Als je dat wil doen, moet je er verantwoording over
afleggen. Je eigen proces van waarnemen tot concluderen zal inzichtelijk moeten worden gemaakt.
Observeren is bewust en doelgericht waarnemen.
Bewust observeren heeft te maken met bewust gebruik maken van je zintuigen. Je bent daarbij ook
bewust van de beperkingen van deze zintuigen en de invloed daarvan op je eigen persoon. Doelgericht
wil zeggen dat de observatie een duidelijk omschreven doel dient, waarbij is afgesproken hoe het doel
te bereiken is, observatiesystemen zijn hierbij een hulpmiddel.
1.2 Terminologie rond observeren
Je moet altijd op tijd aangeven over welke soort observatie je het hebt.
Gedragsobservatie: gaat het over in dit boek. Menselijk gedrag is complex, omdat er zo veel
gedragingen tegelijk te observeren zijn.
Observeren en observant: degene die observeert (leerkracht of hulpverlener in het boek) is
de observator. Degene die geobserveerd wordt (in het boek de leerling of de cliënt) is de
observant.
Niet-systematische observaties: dagelijkse observaties, hierbij is er niets speciaals
afgesproken over waarop gelet gaat worden en er zijn geen observatieformulieren gemaakt. Er
zijn geen observatiedoelen of observatievragen geformuleerd. De beleving van de observator
staat centraal en daarmee is deze observatie subjectief. Of de observatie ook feitelijk waar is
weet je niet. Toch is het observeren.
Systematische observatie: is bewust en doelgericht waarnemen, waarbij duidelijk is gemaakt
wie er geobserveerd gaat worden, waarom, wanneer, hoe lang en op welke gedragingen gelet
gaat worden. Er is een observatiedoel, er zijn observatievragen geformuleerd, er is bepaald op
welke manier er geobserveerd gaat worden en welke observatieformulieren gebruikt worden
(bestaand of zelf gemaakt). Deze gegevens worden daarna in een systeem gezet, waarbij er
geturfd of gemeten kan worden.
Participerende observatie: de observator neemt deel aan de situatie en bij observeert.
Deelnemen kan verschillende vormen aannemen. Je kan ook invloed uitoefenen. Wel een
beperking als je zelf ook mee doet aan de geobserveerde activiteit. Onderzoeksrol
(observatorrol) kan zijn:
o Verhuld: dan weten de leerlingen of cliënten niet dat de observator gericht aan het
observeren is.
o Niet-verhuld: weten dan hij/zij observeert.
Niet-participerende observatie: observator neemt geen deel aan de situatie die hij
observeert. Meestal ook verhuld
Zelfobservatie: persoon van de observator en de observant vallen samen. Je moet in staat zijn
je zelf van een afstand te bekijken (=helikopterview). Je moet kijken waarom je dingen doet en
wat de gevolgen zijn. Je moet afgaan op het oordeel van de zelfobservatie en het vermogen
daarvan. Kan ook zijn dat mensen die dit niet kunnen (bijvoorbeeld mensen met een
1
, verstandelijke handicap of instelling). Zelfobservatie is altijd minder betrouwbaar. Komt niet
altijd overeen met hoe anderen het zien.
1.3 Doelstelling van de observatie
Zonder concrete doelstelling krijg je uiteenlopende resultaten.
Observeren is bewust en doelgericht waarnemen, dit doelgerichte zal dus omschreven moeten zijn. Je
stelt je dan de volgende vragen:
A. Wat is het doel van de observatie? Moet voor observator duidelijk zijn en eenduidig: voor
slechts een uitleg vatbaar. Verschil tussen:
a. doelstelling van de observatie: bijvoorbeeld nagaan of leerlingen genoeg kenmerken
van ADHD heeft, nagaan of er sprake is van sociale uitsluiting in de brugklas.
b. doelstelling in de observatie: observatievraag of onderzoeksvraag.
B. Wat zijn de observatievragen? Het doel in de observatie is de observatievraag. Een concrete
observatie vraag is ook eenduidig en eindigt met een vraagteken. Meestal is een observatie
vraag om te zetten in een aantal vragen, deelvragen. Elke deelvraag geeft antwoord op de
centrale observatievraag.
Onderzoeksvraag: als je het observeren gebruikt als dataverzamelingsmethode in een
onderzoek.
C. Wat is het te observeren kenmerk? Kenmerk dat je gaat observeren staat altijd in de
observatie vraag. Soms zijn er meerdere kenmerken die geobserveerd moeten worden. Soms
is het kenmerk ook te groot, je splitst ze dan op in dimensies. Bijvoorbeeld bij werking van
medicatie: positieve werking en negatieve werking.
D. Welke gedragingen worden geobserveerd? De te observeren dimensies ga je uiteenzetten
in concrete gedragingen operationaliseren. Gebruiken van vakliteratuur kan helpen bij een
eenduidige definitie. Vaak worden interpretaties en belevingen ook als gedragingen gezien. Zijn
niet altijd allemaal gedragingen. Bijvoorbeeld: veel spelen is gedrag, nergens zin in hebben is
een beleving en een interpretatie. Elk gedrag zal uiteengerafeld moeten worden tot zichtbare en
meetbare gedragingen. Er kunnen ook dingen zijn die niet te observeren zijn. Er zijn altijd
minder concrete gedragingen dan we denken. De meeste gedragingen zijn niet concreet,
eenduidig en meetbaar genoeg.
E. Is er een nulmeting? beginsituatie. Als je wil nagaan of er veranderingen zijn in gedrag.
Nulmeting is ook vaak niet mogelijk. Als beginsituatie niet meer meetbaar in kaart is te brengen.
Beter gebruik maken van systematische observaties. Aan het standaard bijhouden van
gegevens zitten wel praktische bezwaren, er wordt altijd veel genoteerd, omschreven en in
rapporten opgesteld, zijn veel tijd kwijt aan administratieve taken. Als er geen nulmeting bekend
is, kan je altijd proberen deze alsnog vast te stellen.
F. Hoe brengen we observaties in kaart? Om te voorkomen dat iedereen op eigen wijze
observaties gaat vastleggen, is het goed om hier een formulier voor te gebruiken. Er zijn
bestaande registratie- en observatiesystemen, maar vaak moet je zelf een ontwerpen vanwege
specifieke karakter van een observatie. De concrete gedragen die uit de vragenlijsten
voorkomen worden op zo’n formulier gezet. Voor iedere observant moet duidelijk zijn hoe de
gedragingen in kaar worden gebracht (bijvoorbeeld turven).
G. Welke taal gebruiken we? Eenduidigheid in taal belangrijk. Iedereen kent aan woorden een
eigen betekenis en gevoelswaarde toe. Als het gaat om frequentie zijn woorden als soms,
weinig en vaak verschillend te interpreteren. Spreek af wat deze woorden betekenen en zet
deze betekenis onder aan het observatieformulier. Als het gaat om intensiteit zijn woorden als
erg, ernstig en zorgelijk ook op meerdere manieren te interpreteren. Gebruik ze niet of zet
deze woorden om in concrete gedragingen die je kan tellen per minuut of in absolute getallen.
2
, 2 Waarnemen
2.1 Inleiding
Observeren is waarnemen. Mensen nemen waar via hun zintuigen.
2.2 Waarnemen via de zintuigen
Waarnemen gaat via 5 zintuigen:
Gezichtsvermogen
Gehoor
Tastzin
Reukvermogen
Smaak
Elke waarneming start met een stimulus/prikkel: voorwerp of gebeurtenis uit de wereld om ons heen.
Om een prikkel waar te kunnen nemen, moet onze gedachten daarop gevestigd worden. Er moet een
gevoeligheid zijn voor die prikkel, is bij iedereen anders. Hangt deels samen met de persoonlijke
werking van de zintuigen. Voor een ander deel hangt het samen met de aandacht.
Er is ook een verschil in de hoeveelheid prikkels die worden waargenomen. Er zijn mensen die veel
tegelijk opvalt terwijl andere bijna niks zien.
Voordat we een prikkel kunnen waarnemen, moet er een bepaalde drempel waarde overschreden zijn.
Daarnaast moet er aandacht zijn. Om steeds gerichter (en professioneler) te kunnen observeren, moet
je weten hoe de processen van waarneming verlopen. Inzicht hierin helpt je om je aandacht nog beter
op te leren richten. Een professional kan zo bewust leren waarnemen dat hij zijn drempelwaarden kan
beïnvloeden.
Zien
Prikkels die we visueel kunnen waarnemen, stralen licht uit. Het oog heeft een lens die de lichtstralen
zo verbuigt dat een beeldje geprojecteerd kan worden op ons netvlies. Van daaruit gaat een signaal
naar de hersenen zodat we het beeld kunnen zien. Doordat we onze blik kunnen richten ( en kunnen
scherpstellen), kunnen we voorwerpen van elkaar onderscheiden. Alle stimuli die bekend zijn, worden
herkend en (in onszelf) benoemd. Naar onbekende stimuli wordt langer gekeken, net zolang tot de
stimuli ergens in een categorie ondergebracht kunnen worden.
Bepaalde prikkels worden minder bewust waargenomen.
Horen
Als we iets horen hebben we verschil in luchtdruk gevoeld. Kunnen we van dichtbij voelen, maar ook
van ver weg. Geluidsgolven bewegen zich voort als luchtdrukverandering. Zodra ze het oor bereiken,
worden ze naar het trommelvlies geleid dat vervolgens de lucht in het middenoor in beweging brengt.
De geluidsintensiteit wordt in decibels gemeten. Een normaal gesprek heeft ongeveer 60 decibel,
pijngrens ligt rond de 140.
Gehoor van de ene kan beter ontwikkelt zijn dan dat van iemand anders. Het hangt er ook van af in
hoeverre je aandacht richt op het luisteren. Gewenning speelt ook een rol.
Voelen
Voelen met huidzintuigen. 4 verschillenden huid gewaarwordingen: druk, warmte, kou en pijn. De huid
van handen, lippen en tong zijn het gevoeligst. Pijn is lastig te meten omdat er geen vast verband is
tussen prikkelsterkte en het ervaren van pijn. Wat de een als pijnlijk ervaart, voelt de ander bijna niet.
Lage of hoge pijngrens.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller krgrtn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.