Filosofische grondslagen van de geesteswetenschappen (F0ZF8A)
Summary
Volledige samenvatting van het vak 'L-Filosofische Grondslagen van de Geesteswetenschappen'
150 views 7 purchases
Course
Filosofische grondslagen van de geesteswetenschappen (F0ZF8A)
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
Volledige samenvatting van het vak 'L-Filosofische Grondslagen van de Geesteswetenschappen', gedoceerd door P. d'Hoine aan de KU Leuven in 2021. Algemeen vak.
Filosofische grondslagen van de geesteswetenschappen (F0ZF8A)
All documents for this subject (11)
Seller
Follow
mayavermeulen
Reviews received
Content preview
L-Filosofische grondslagen van de geesteswetenschappen
L-Filosofische grondslagen van de geesteswet
DEEL 0: ALGEMENE INLEIDING
doel van de cursus:
brede filosofische en filo-hist basis bieden die geesteswetensch problematiek overstijgt
-> gelaagdheid, diepgang en urgentie
1) inleiding tot de filosofie 2) inleiding tot de filosofie van de geesteswetenschappen
-> filosoof biedt modellen/kaders aan voor filosofische problematieken
geesteswetenschappen = bestuderen de producten van de (menselijke) geest (zoals taal,
cultuur, kunst, muziek, geschiedenis, ...)
eerst gebruikt rond einde 19e E
filosofie = discipline die (o.a.) de grondslagen en waarheidsaanspraken van de andere
wetenschappen bestudeert
is wijs-begeerte in brede zin vh woord < moeilijke afbakening themata
°oude GKD als streven nr inzicht/wijsheid op om het even welk domein
filosofisch realisme >< filosofisch instrumentalisme
*wetenschapsfilosofie = filos reflectie op de wetenschappen
*logica = theorieën vh geldig redeneren
*epistemologie = filofische kenleer
-> bestudeert aard/rechtvaardiging van kennis: kennis >< meningen
*metafysica = studie vd meest alg kenmerken vd werkelijkheid
*ethiek = studie van menselijk handelen in kader voor moreel gedrag
praktische >< theoretische filosofie -> onderscheid van Aristoteles
opbouw cursus:
1) alg, filos grondslagen van kennis en wetenschap
• Hfdst. 1: Plato over a priori kennis
• Hfdst. 2: Aristoteles en het inductieve
• Hfdst. 3: Empirisme en rationalisme
• Hfdst. 4: Kritisch idealisme (Kant)
• Hfdst. 5: De linguistic turn
• Hfdst. 6: Wetenschapsfilosofie: Wiener Kreis, Popper, Kuhn
2) filos achtergrond bij ontstaan en ontwikkeling geesteswetenschappen
• Hfdst. 7: Ontstaan en ontwikkeling van de geesteswetenschappen
• Hfdst. 8: De 'meesters van het wantrouwen'
• Hfdst. 9: Positivisme
• Hfdst. 10: Hermeneutiek
• Hfdst. 11: Kritische theorie
• Hfdst. 12: Structuralisme en poststructuralisme
1
, L-Filosofische grondslagen van de geesteswetenschappen
DEEL 1: DE FILOSOFISCHE GRONDSLAGEN VAN KENNIS EN WETENSCHAP
INLEIDING
wetenschap draait om het verwerven van kennis
Gr. épistêmê = zowel ‘kennis’ als ‘wetenschap’
-> wie kennis vergaart bevindt zich in staat van ‘wetenschap’
in de zin dat die persoon stabiele toestand heeft bereikt waardoor hij dingen weet
epistemologie = filosofische kenleer, leer van de kennis/wetenschap
Bestudeert de aard, reikwijdte en rechtvaardiging van kennis:
¿Wat is kennis? ¿Hoe onderscheidt kennis zich van meningen/overtuigingen? …
¿wat is kennis?
standaardtheorie: kennis als ‘gerechtvaardigde, ware overtuiging’ = Justified true belief (JTB)
-> definitie gaat terug op Plato (Meno en Theaetetus), 3 componenten:
1) Kennis veronderstelt overtuiging: ik kan maar iets weten indien ik ervan overtuigd ben dat
het het geval is
-> veronderstelling van bep subjectieve attitude (=overtuiging) tov datgene wat het
voorwerp van die kennis uitmaakt
2) Kennis veronderstelt waarheid: ik kan maar iets weten als dat ook waar is
-> waarheid als correspondentie: overeenstemming tss onze overtuigingen of
beweringen en stand van zaken in de werkelijkheid buiten ons denken
Klassieke waarheidsnotie < Aristoteles
-> afwijkende visie bij latere Wittgenstein, Thomas Kuhn en Immanuel Kant!
-> veronderstelling dat wereld vaste orde en structuur heeft buiten ons denken
maar die wel door ons denken gekend kan worden (=filosofisch realisme)
3) Kennis veronderstelt rechtvaardiging: ik kan maar iets weten als ik ook weet waarom het
waar is
-> kennis mag NIET het resultaat zijn van toevalstreffer
onderscheid tss context of discovery (manier waarop ik tot een opvatting gekomen ben)
>< context of justification (manier waarop ik die opvatting kan rechtvaardigen): zie later
Vraag naar rechtvaardiging van kennis ≠ oorsprong van kennis
Bronnen van kennis
1) waarneming/ervaring: a posteriori kennis
-> kennis die je nadien hebt verworven: ervaring + waarneming (ervaringskennis)
-> Bv. ‘het regent’ (weet je door eigen waarneming)
-> empiristische theorieën (Ari, Br empiristen, positivisten, vroege Wittgenstein…)
2) verstand: a priori kennis
-> kennis die van te voren gekend was -> GEEN waarneming!
-> belangrijkste kennisbron voor rationalistische theorieën (Plato, Descartes, Popper,
wiskunde)
-> is noodzakelijk geldig (want kan niet door waarneming worden tegengesproken), bv.
som van hoeken v driehoek is 180° (kan je rechtvaardigen zonder waarneming)
wetenschapsfilosofie: bevraging oa over methoden, aanspraken en metafys veronderstellingen
-> reflectie over grondslagen wetenschappelijke kennis
-> w in 19e E onder impuls van logische positivisme afzonderlijke tak
filosofisch realisme in Oudheid
- Plato: ‘waarneembare werkelijkheid is slechts afspiegeling van intelligibel’
- Ari: ‘wezensvormen z reëel aanwezig in dingen -> k w afgeleid door het verstand’
-> kennis m zich richten nr reële, univers en stabiele kenobjecten die los van ons bestaan
- Desc: vertrekt vanuit twijfel aan bestaan wereld
mens als uitgangspunt zindelijk denken -> scepticisme over bestaan object wereld
2
, L-Filosofische grondslagen van de geesteswetenschappen
- Hume: ‘we hebben geen ervaring met wereld achter onze ervaringen’ -> empirisme
- Kant: Copernicaanse revolutie = object. van kennis slechts te funderen in constit subject.
- linguistic turn (20ste eeuw): taal waarin denken tot uitdrukking komt staat centraal
- realisme (Russell + vroege Wittgenstein)
- niet-realisme (latere Wittgenstein)
H1: PLATO OVER A PRIORI KENNIS
1. INLEIDING
Griekse filosoof (5de-4de eeuw v.C.).
Staat aan de oorsprong van de westerse traditie van metafysica.
Betekenis van de Griekse term ‘filosofie’ als ‘wijsbegeerte’ (=streven naar wijsheid).
Eerste filosoof van wie we volledige teksten hebben bewaard.
Auteur van filosofische (Socratische) dialogen: dialogen van zijn leermeester Socrates,
die ging in discussie met anderen over morele begrippen als dapperheid,
rechtvaardigheid of vroomheid. Plato gebruikt Socrates als spreekbuis voor zijn eigen
ideeën, die hij in zijn school (de Academie) onderricht.
Ethisch uitgangspunt: cf. Socrates
Eerste invloedrijk model van a priori kennis
- Ideeënleer
- Leer van de onsterfelijke ziel (=palingenese)
Eerste definitie van kennis als Justified true belief
2. De Meno-paradox
Meno (“over de deugd”): vroege dialoog van Plato. Kan de deugd onderwezen worden?
Deugd bestaat in een vorm van kennis/inzicht.
niemand doet bewust kwaad
wie het goede kent, zal het goede doen
Elk menselijk handelen is doelgericht, dat doel is een of ander goed.
Bv. wie steelt wil geen kwaad berokkenen, maar beschouwt rijkdom als een bepaald
goed. Fout die men maakt over wat werkelijk goed is.
Personage Socrates discussieert met personage Meno over de deugd, morele
voortreffelijkheid.
Plato biedt eerste, nog aarzelende forulering van wat later de klassieke definitie van
kennis wordt als ‘ware en gerechtvaardige overtuiging’. + alle relevante kennis was al in
ons verstand aanwezig van bij onze geboorte en is dus a priori kennis.
¿hoe kunnen we kennis/inzicht verwerven?
Meno-paradox
1) wie kent, hoeft niet te zoeken
2) wie niet kent, weet niet waarnaar hij/zij op zoek is
3) kennisverwerving is dus ofwel overbodig, ofwel onmogelijk
¿sofistische paradox? (stellen andere filosofen) -> gebaseerd op dubbelzinnigheid
kennis van (1) en (2) is NIET dezelfde!
(1) De vraag begrijpen: pre-theoretisch begrip als voorkennis
(2) Het antwoord/ de definitie kennen: theoretische articulatie
Bv. het is niet omdat je al op een stoel gezeten hebt (1: ermee vertrouwd bent) dat je
weet wat het precies is (2).
oplossing van Socr: de theorie van de anamnese (=wederherinnering)
3
, L-Filosofische grondslagen van de geesteswetenschappen
-> elk leren (mathêsis) is een ‘zich-herinneren’ (anamnêsis)
-> kennis reeds (onbewust) aanwezig
-> kennis is nog niet (bewust) aanwezig
nood aan wederherinnering (anamnese)
=> kennis waarvan ik moet vertrekken is vertrouwd (bv stoelvoorbeeld). Elke kennis is vorm
van herinnering. Kennisverwerving is kennis die we eig al hebben terug voor de geest halen.
Plato’s a priori kennis veronderstelt pre-existentie vd ziel (palingenese) -> ziel als zetel vd
wijsheid
-> kennisverwerving is pas mogelijk wnnr we die kennis al hebben
=> articulatie van kennis!
Leer van de anamnese biedt dus antwoord op de paradox: verklaart hoe we (bewust) op
zoek kunnen gaan naar kennis die we eigenlijk (onbewust) reeds bezitten.
Alle kennis is a priori: ze gaat vooraf aan onze zintuiglijke waarneming en is daar dus ook
niet afhankelijk van. (al kan onze ervaring bijdragen het proces van wederherinnering op
gang te brengen).
Praktisch bewijs: de ondervraging vd slaaf (methode van vraag en antwoord)
-> slaaf is alleen maar tot ware overtuiging gekomen GEEN kennis! (want weet niet waarom)
-> pas bij herhaling zal slaaf inzicht krijgen in redeneerproces
=> kennis die we verwerven is al in ons aanwezig
Ware overtuiging kan door oefening kennis worden
Kennis veronderstelt ‘oorzakelijkheidsredenering’
= weten waarom de overtuiging waar is (=JTB)
3. Wederherinnering en Ideeën
Phaedo (“over de ziel”): een vd bekendste dialogen van Plato
- Dramatische enscenering: de laatste levensdag van Socrates
- Onderwerp: de onsterfelijkheid van de ziel
Argument van wederherinnering als knowledge by acquaintance (“objectkennis” nr Russell)
>< in de Meno -> hier: kennis van begrippen/concepten zonder verwerving via zintuiglijke weg
-> pre-existentie vd ziel w afgeleid uit observatie dat de mens beschikt over niet-empirische
kennis (die men dus niet in dit leven kan hebben verworven)
conceptuele begrippen: bv. gelijkheid -> GEEN empirisch begrip!
-> gelijkheid bestaat vanuit bepaald opzicht (vb met takken), kan dus niet uit waarneming zelf
komen.
=> gelijkheid is een Idee: iets wat louter verstandelijk te vatten is + bestaat buiten mens
=> Argument van wederherinnering
We spreken van gelijke stokken of stenen (en begrijpen wat we daarmee bedoelen)
Dus: het begrip ‘Gelijkheid’ is verondersteld in onze emp oordelen
Waar komt dat begrip ‘Gelijkheid’ vandaan?
- NIET uit de waarneming (geen empirisch begrip)
Want: gelijke stokken nooit zomaar gelijk, maar tegelijk ook ongelijk
- DAN moet ons begrip van Gelijkheid voorafgaan aan waarneming
Want: waarnemingsoordelen veronderstellen begrip van Gelijkheid
Gelijkheid moet dus reeds van vóór we waarnemen (vóór geboorte) zijn gekend
Dus: kennis van Ideeën (bv. Gelijkheid) is a priori
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mayavermeulen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.