Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 4 Bepalen van een integrale kostprijs
Kernstof
Het begrip ‘integrale kostprijs’ duidt op de totale kosten per kostendrager. ‘integraal’ wil dus
zeggen ‘totaal’. De kostendrager is meestal het eindproduct dat op de markt gebracht wordt,
maar er zijn uitzonderingen. Daarbij kan gedacht worden aan het bepalen van de kostprijzen
van diensten van een afdeling of het berekenen van alle kosten die samenhangen met het
bedienen van een bepaalde markt of klant.
Op het moment dat de kostendrager gedefinieerd is, kunnen de directe kosten bepaald
worden. Deze worden in de boekhouding geregistreerd en toegerekend aan de
kostendragers waar ze voor gemaakt zijn. In theorie staan directe kosten in direct causaal
verband met de kostendrager.
Veel andere kosten zijn minder makkelijk toe te rekenen aan de eindproducten. Denk hierbij
aan de kosten van de boekhouder van de meubelfabriek, de afschrijving van de tafels en
stoelen in een restaurant, etc. Deze kosten heten indirecte kosten of overhead.
Er zijn vier methoden die ervoor zorgen dat ook de indirecte kosten aan de juiste
kostendrager worden toegekend:
- Opslagmethode → alle indirecte kosten worden toegerekend aan de eindproducten
door bovenop directe kosten een opslag te zetten voor de indirecte kosten. Dat kan
via één enkele opslag en dan is er sprake van de enkelvoudige of primitieve
opslagmethode. Worden er meerdere opslagen gehanteerd, dan betreft het de
verfijnde opslagmethode.
- Kostenplaatsmethode → rekent de indirecte kosten via een kostenverdeelstaat toe
aan hoofdkostenplaatsen. Deze hoofdkostenplaatsen behoren niet tot de directe
kosten, maar ze verrichten wel direct activiteiten.
- Activity-based costing → een systeem dat de indirecte kosten toerekent door aan
elke activiteit die in de organisatie wordt uitgevoerd een tarief te koppelen.
Vervolgens wordt de kostprijs bepaald door vast te stellen welke activiteiten allemaal
nodig zijn voor de fabricage en verkoop van een product en de bijbehorende tarieven.
- Time-driven activity-based costing → een variant op activity-based costing. De
indirecte kosten worden bij dit systeem aan de eindproducten toegerekend door ook
uit te gaan van activiteiten en bijbehorende tarieven. Nu wordt echter vastgesteld
hoeveel tijd elk eindproduct gebruik maakt van een specifieke activiteit, waarna de
benodigde tijd vermenigvuldigd met het bijbehorende tarief aan de producten wordt
toegerekend.
Bedrijven willen de integrale kostprijs van de producten kennen:
- Vanwege strategische doelen, zoals de prijsbepaling van producten en het ontwerpen
van nieuwe producten.
- Vanwege operationele doelen, zoals prestatiemeting en budgettering.
4.1 Inleiding
Het kennen van de integrale kostprijs van producten heeft drie doelen:
- Verkoopprijsbepaling
- Budgettering
- Voorraadwaardering
Methoden om indirecte kosten te verdelen over de kostendragers:
- Opslagmethode
- Kostenplaatsmethode
Opslagmethode:
- Deze methode verdeelt de indirecte kosten direct over de kostendragers met behulp
van een opslagbasis. De keuze van de opslagbasis wordt bepaald door het
oorzakelijk verband tussen de indirecte kosten en de opslagbasis. Als er van de
opslagbasis meer wordt verbruikt, wordt er verondersteld dat de indirecte kosten ook
zullen toenemen.
- De opslagmethode kent twee varianten:
o De enkelvoudige met één opslag
o De meervoudige met meerdere opslagen
- Voordeel: eenvoud van de methode
- Nadelen: onnauwkeurigheid en gebrek aan aanvullende stuurinformatie.
Kostenplaatsmethode/productiecentramethode:
- Verdeelt de indirecte kosten over afdelingen en komt dan via doorbelasting op basis
van onderlinge leveringen tot enkele tarieven, bijv. een bedrag per machine-uur.
- Deze methode kan eenvoudig of complex zijn, maar leidt vaak tot een nauwkeurigere
kostprijs dan de opslagmethode. De kostenplaatsmethode stelt echter wel meer eisen
aan de registratie. Wel levert deze methode meer stuurinformatie voor het
management.
Activity-based costing (ABC):
- Deze methode verdeelt de indirecte kosten over de eindproducten op basis van
activiteiten. Dat levert in theorie een nauwkeurige kostprijs op.
- Het proces van invoering en onderhoud is tijdrovend en stelt enorme eisen aan de
registratie. Het is een relatief dure methode. Daar komt bij dat de
kostenplaatsmethode dezelfde kwaliteit kan leveren.
Time-driven activity-based costing (TD-ABC):
- Deze methode verdeelt de indirecte kosten via activiteiten over de eindproducten,
maar gebruikt alleen de bestede tijd als cost driver.
- Levert in theorie de nauwkeurigste kostprijs en veel goede stuurinformatie.
- Het proces van invoering en onderhoud is minder tijdrovend dan bij activity-based
costing, maar meer dan bij de kostenplaatsmethode. TD-ABC stelt hoge eisen aan de
registratie en blijft daarmee een relatief dure methode.
Welke kostprijscalculatiemethode is het meest geschikt voor een organisatie?
Het antwoord bestaat niet, want elke organisatie is anders en de doelstellingen om de
kostprijzen te berekenen, kunnen tussen organisaties behoorlijk verschillen.
4.2 Kostenprijs en kostendrager
Integrale kostprijs: de totale kosten per kostendrager. (integraal staat voor totaal)
Kostendrager: een rekenkundig object waarvan de organisatie de kostprijs wil weten.
Meestal is dit het eindproduct dat de organisatie op de markt brengt. Het kan echter ook
interessant zijn om de kostprijs van bijv. een afdeling of een klant te berekenen. Als een
organisatie bijv. overweegt om een afdeling uit te besteden aan een andere organisatie
(outsourcing), dan wil het management weten wat de kostprijs van de afdeling is als deze in
eigen beheer wordt uitgevoerd.
Ook klanten kunnen een kostendrager vormen. Er kan berekend worden wat de totale kosten
zijn die gemaakt moeten worden om een klant te bedienen.
2
, Indirecte kosten/overhead zijn lastiger te bepalen dan directe kosten.
Bedrijven willen de integrale kostprijs kennen voor:
- Bepaling van de verkoopprijs
- Budgettering
- Voorraadwaardering
4.3 Kostprijsmethoden
Om de integrale kostprijs van een kostendrager te bepalen, wordt er onderscheid gemaakt
tussen het vaststellen van directe kosten per calculatieobject en het toerekenen van de
indirecte kosten, de overhead. De materiaalkosten per tafel kan de calculator van een
meubelfabriek betrouwbaar vaststellen. Dat geldt ook voor de directe loonkosten, zoals de
gemiddelde tijd die een meubelmaker nodig heeft. De kosten van de afdeling administratie
zijn echter niet direct toe te rekenen aan de eindproducten als de organisatie verschillende
soorten meubelen maakt.
4.4 Opslagmethode
Bij de opslagmethode worden de directe kosten met een opslagpercentage verhoogd om tot
de integrale kostprijs te komen. Dus bovenop bijv. de materiaalkosten komt een bedrag ter
dekking van de indirecte kosten.
De som van de directe kosten en de indirecte kosten vormt de integrale kostprijs. De
opslagbasis bestaat uit de directe kosten (directe materiaalkosten, directe loonkosten, totale
directe kosten). Dit leidt tot de volgende berekening:
Een voorbeeld van de opslagmethode:
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentfoodandbusiness. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.