Dit is een samenvatting van het vak anatomie, deel 2. Dit vak wordt gegeven aan de leerling anesthesiemedewerker en operatieassistenten in de BVP periode van het eerste jaar van de opleiding. Aan de hand van deze samenvatting heb ik een goed cijfer gehaald voor de toets.
Samenvatting anatomie/ fysiologie deel 2
SAMENVATTING LESSEN RESPIRATIE
Functies respiratoire systeem
- Verzadigen van bloed met zuurstof (satureren met O2)
- Verwijderen van kooldioxide uit bloed (afblazen CO2)
- Geluid maken (zingen/praten)
Ademprikkel
- Registratie door ademcentrum in hersenstam;
Kooldioxidespanning, PH-waarde en zuurstofspanning.
- Signaal naar de ademhalingsspier:
Middenrif/diafragma —> nercusfrenicus
Tussenribspieren/musculi (intercostales externi) —> nervi intercostales
Ademarbeid
Inspiratie
- Afplatten diafragma-> middenrifspieren
- Heffen van ribben-> musculi intercostales
esterni (tussenribben)
- Hulpademhalingsspieren nek en schouders
Neus- of mondademhaling?
- Oppervlak
- Slijmvlies
- Verwarming lucht
- Keuring door reukzin
- Reiniging door neusharen
Epiglottis kan trachea afsluiten bij slikken
Aanhechting stembanden bij larynx
Onderste luchtwegen
Structuren (bovenste luchtwegen):
- Trachea
- Bronchi
- Bronchioli
Kraakbeenringen in trachea en bronchi (om het open te houden)
- Bronchioli
o Bronchoconstrictie (vernauwing)
o Bronchodilatatie (verwijden)
Bronchioli eindigen in de alveoli (longblaasje)
Longdiffusie
- Uitwisseling van zuurstof en kooldioxide in de alveoli
- Zuurstof —> alveoli —> longcapillairen
- Kooldioxide —> longcapillairen —> alveoli
- Optimale diffusie:
o Drukverschil (hoog —> laag)
o Meer zuurstof buiten longcapillairen (drukverschil)
1
, o Veel alveoli (groot oppervlak)
o Wandjes van de alveoli moeten niet te dik zijn (teer van sigaretten hoopt op en maakt de
wandjes dikker). Alveoli kunnen uiteindelijk ook afsterven.
Longperfusie
- Linkerharthelft: zuurstofrijk bloed —> gebonden aan hemoglobine —> rood
- Rechterharthelft: zuurstofarm bloed —> hemoglobine zonder zuurstof —> blauw
- Hartminuutvolume (cardiac output): de hoeveelheid bloed die per minuut door één harthelft wordt
uitgepompt
o Rust: ongeveer 5 liter
o Maximale inspanning: 22-35 liter
- Zuurstofsaturatie: verzadiging van hemoglobine met zuurstof (95-100%)
Opdracht
1. Dyspnoe = ademnood
2. Inspiritoire stridor = hoorbare bemoeilijkte inademing (hoog in de luchtwegen)
3. Expiritoire stridor = hoorbare bemoeilijkte uitademing (laag in de luchtwegen)
4. Normale ademfrequentie = 10 -19x p/m
5. Tachypneu = boven 19 x ademhalen p/m
6. Bradypneu = onder de 10 x ademhalen p/m
7. Normale teugvolume = 500ml, hoeveel liter lucht je per inademing binnen krijgt.
8. Perifere saturatie = 95%-100%
Longfunctieonderzoek
- Teugvolume (VT): hoeveelheid lucht die iemand inspireert in rust
- Vitale capiciteit (VC): aantal uitgeademde liters na maximale inspiratie (4-7 L)
- Residu (RV): restvolume na maximale expiratie ( ong. 1-1,5 L)
- Inspiratoire reserve (IRV): na normale inspiratie geforceerd extra inademen
- Expiratoire reserve (ERV): na norale expiratie geforceerd extra uitademen
- Peakflow/ (expiratoire) 1 seconde waarde: maximale uitgeademde lucht in 1 seconde.
- Functionele residuele capaciteit (FRC): Hoeveelheid lucht in longen na normale uitademing.
2
,SAMENVATTING HOOFDSTUK 7.1 RESPIRATIE
Ademprikkel
Het ademcentrum in de hersenstam reguleert de ademhaling automatisch. In de hersenen, de aortaboog en
de halsslagaders worden voortdurend de kooldioxidespanning en de pH van het bloed gemeten. Het
ademcentrum reageert op een kleine stijging van de kooldioxidespanning of een geringe daling van de pH
(acidose). Alleen een forse daling van de zuurstofspanning geeft een ademprikkel. Opdrachten van het
ademcentrum bereiken de ademhalingsspieren via de nervus frenicus en Nervi intercostales.
Nervus frenicus = de zenuw die het middenrif doet samentrekken
Nervi intercostales = sturen activiteit van tussenribspieren
Ademarbeid
Inspiratie (inademing) = Er wordt actief lucht aangezogen door het afplatten van het diafragma (middenrif) en
heffen van de ribben. De thorax wordt zo naar beneden, opzij en naar voren vergroot. De inspiratie komt
actief tot stand door aanspannen van de middenrifspieren en musculi intercostales externi
(tussenribspieren). Inademen kost energie.
Expiratie (uitademing) = Een rustige expiratie is passief dankzij elasticiteit van de longen en zakken van
ribben door de zwaartekracht. Ontspannen uitademen gaat vanzelf.
Bij ademnood gebruiken mensen ook hulpademhalingsspieren in nek en schouders of buikspieren.
De thoraxwand is vanbinnen bekleed met pleura pariëntalis (borstvlies). De long is bedekt met pleura
visceralis (longvlies). Daartussen bevindt zich een soort vacuüm en een dun laagje slijm. Hierdoor blijven de
vliezen tegen elkaar aangeplakt, maar kunnen wel verschuiven ten opzichte van elkaar. Als de thoraxwand
bij inademen naar buiten gaat, wordt de long meegetrokken waardoor de inhoud van de long toeneemt.
Luchtwegen
Functie:
- Lucht uit de omgeving aanvoeren naar de longblaasjes
- Het gasmengsel uit de longblaasjes afvoeren
- Luchtwegen zijn ook nodig om te spreken
De wanden zijn bedekt met slijm, waarin stofdeeltjes en ziekteverwekkers terechtkomen.Trilharen voeren het
slijm af in de richting van de pharynx (keel). Vervolgens worden micro-organismen opgehoest of komen ze
om in maagzuur.
Hoge/bovenste luchtwegen:
- Mond/ neus
- Pharynx (keel)
- Larynx (strottenhoofd)
Lucht komt via de neus en via de mondholte in de luchtwegen. In de neus worden grote deeltjes (zoals zand)
opgevangen door de neusharen.
Functies van de bovenste luchtwegen (vooral de neus):
- Verwarmen lucht
- Bevochtigen van de lucht
- Reinigen
- Waarschuwen voor gevaar
Bij ademen door de mond worden deze functies veel minder vervuld.
De pharynx is de verbinding van neus en mond naar larynx en slokdarm. De pharynx is niet alleen onderdeel
van het respiratoire stelsel maar ook van het spijsverteringsstelsel.
Normaal gesproken kan lucht onbelemmerd de trachea (luchtpijp) instromen. Bij slikken wordt de neusholte
afgedekt met de uvula (huig) en wordt de larynx (strottenhoofd) afgesloten met de epiglottis. Dit strotklepje
voorkomt verslikken, het sluit de luchtweg af zodat voedsel in de slokdarm terecht komt. Door tegelijk eten
en lachen of slikstoornissen kan dit fout gaan. Dan komt toch voedsel in de luchtwegen, wat een hoestbui
oplevert.
Aan de voorzijde zit de larynx, die de stembanden bevat, duidelijk zichtbaar en voelbaar, vooral bij mannen.
De trachea is een stevige maar flexibele buis. Omgeven door hoefijzervormige kraakbeenringen die de
luchtpijp openhouden. Aan de achterkant zijn de kraakbeenringen open en daardoor kan de slokdarm
(oesophagus) gemakkelijk uitzetten tijdens het passeren van grote voedselbrokken.
Na ongeveer 11 cm splits de trachea zich in een rechter- en linkerhoofdbronchus. De rechterhoofdbronchus
heeft een grotere diameter en loopt steiler naar beneden dan de linker. Na verslikken komen voedsel of
voorwerpjes daarom sneller in de rechter dan in de linkerlong.
Bronchi hebben net als de trachea kraakbeenringen om ze open te houden. Ze vertakken ruim 20x. De
dunste bronchi gaan over in broncholi, de kleinste luchtpijpvertakkingen. Deze zijn niet meer omgeven door
kraakbeenringen. Er zit ook gladspierweefsel in dat zorgt voor bronchoconstrictie (vernauwing) of
bronchodialatie (verwijding) om de verse lucht te verdelen over de longen. De bronchioli eindigen in de
longblaasjes.
Longdiffusie
In de alveoli (longblaasjes) vind de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaats. Zuurstof verplaatst
zich dmv diffusie vanuit de alveoli naar de longcappilaren. Want in de longblaasjes is de concentratie
zuurstof hoger dan in het bloed. Koolstof diffundeert juist vanuit het bloed naar de alveoli, waar minder co2
is.
Een optimale diffusie komt tot stand door:
- Een groot oppervlak (veel alveoli)
- Een dun oppervlak (dunne wandjes)
- Consentratieverschil (van hoog naar laag)
Bij gezwollen longblaasjes (dik oppervlak) en longemfyseem (klein oppervlak) helpt het toedienen van
zuurstof, omdat de alveolaire zuurstofconcentratie verhoogt.
Longperfusie (longdoorbloeding)
Zuurstofarm bloed met kooldioxide uit de rechterkamer wordt door longslagader(tje)s verdeeld over de
longcapillairen. Deze haarvaten vormen een fijnmazig netwerk met gestage perfusie (bloedstroom) rond de
alveoli. Van daaruit stoomt met zuurstof verzadigd en kooldioxide-arm bloed via de longvenen naar de linker
harthelft. Zuurstof lost bijna niet op in bloedplasma, maar wordt gebonden aan hemoglobine vervoerd.
Hemoglobine = een eiwit in rode bloedcellen, dat ijzerionen bevat.
Daaraan wordt zuurstof gekoppeld tot het hemoglobine verzadigd is. De kleur wordt dan rood. Het
verzadigde bloed stroomt vanuit de linkerharthelft via slagaders naar de weefsels. Daarom is bij
beschadiging van de vaten het bloedverlies rood. In de weefsels laat de zuurstof los van de ijzerionen en
dan wordt hemoglobine blauwer/donkerrood. Het stroomt deels onverzadigd via de aders naar de
rechterharthelft. Bij beschadiging van deze vaten is het bloedverlies daarom blauwig/donkerrood.
Het hart pompt in rust ongeveer vijf liter bloed per minuut het lichaam in om ervoor te zorgen dat weefsels
voldoende zuurstof krijgen. De hoeveelheid bloed die per minuut door één harthelft wordt uitgepompt, wordt
het hartminuutvolume genoemd (cardiac output). Als weefsels meer zuurstof nodig hebben (bijv.
spierweefsel tijdens inspanning) zal het hartminuutvolume moeten toenemen. En om dan alle passerend
bloed te verzadigen met zuurstof en extra kooldioxide eruit af te voeren is extra ademarbeid nodig. Als alle
hemoglobinemoleculen volledig verzadigd zijn met zuurstof, is de zuurstofsaturatie 100%. In de praktijk is
hemoglobine meestal niet volledig verzadigd, maar voor 95-100%
Respiratoire controles/ parameters
Dyspnoe = een gevoel van ademnood. Subjectief waardoor geen controle/parameter maar een klacht.
Ademgeluiden = normaal ademgeruid is op afstand niet te horen, wel met een stethoscoop op de borst. Bij
luchtwegvernauwingen zijn voor omstanders wel ademgeluiden te horen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Georgia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.04. You're not tied to anything after your purchase.