100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Theorie visuele communicatie in een notendop $7.80   Add to cart

Summary

Samenvatting Theorie visuele communicatie in een notendop

 35 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Overzicht van de belangrijkste begrippen en namen uit Theorie van de Visuele Communicatie. Kan handig zijn als je de syllabus niet helemaal duidelijk vindt. Ik was geslaagd in eerste zittijd. Succes!

Preview 4 out of 46  pages

  • August 18, 2021
  • 46
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
THEORIE VISUELE COMMUNICATIE
DEEL 1: INLEIDING EN SITUERING
1. Visuele geletterdheid, Visuele cultuur en Beeldcultuur
Visuele geletterdheid Visuele competentie om te kijken en beeld te gaan maken. Langzame ontwikkeling: leren kijken, directe observatie en verschillende media,
domeinen, contexten van productie en consumptie, visueel denken en handelen.

VAN visuele ongeletterdheid ➜ VIA visuele alfabetisering ➜ NAAR visuele geletterdheid

 Behoefte aan een taal om beelden meer bespreekbaar en inzichtelijk te maken >< taalarmoede t.a.v. beelden (nauwelijks woorden om
over beelden te praten) en simplismen (beelden spreken voor zich)

Beeldcultuur Deel van de visuele cultuur.

Tegenstanders: WOORDcultuur = hoge cultuur = literatuur
Voorstanders: BEELDcultuur = lage cultuur = televisie

1) Productiecontext
2) Visuele object of fenomeen
3) Gebruikscontext

Visuele Materiële en immateriële visuele cultuur (immaterieel = visualiteit)
cultuur/visualiteit

Scopic regime Dominante vorm van visualiteit binnen een culturele setting



DEEL 2: BASISINZICHTEN UIT DE BEELDTHEORIE
2. Wat zijn Beelden?
Externe beelden Beelden met een fysisch bestaan (foto’s, tekeningen) die door verschillende mensen waargenomen kunnen worden (= intersubjectief).



1

, • Natuurlijke beelden = niet-tastbare/fenomenale beelden in de NATUUR (schaduwbeelden, weerspiegelingen)
• Kunstmatige beelden = tastbare/stoffelijke beelden door de MENS gemaakt (standbeeld, schilderij)

Mentale beelden Beelden die zich in ons hoofd afspelen en enkel voor het individu zichtbaar zijn (≠ intersubjectief).

• Beelden met representatief karakter = herinneringen
• Eigen creaties = droombeelden, fantasieën, …

Tussenvorm Beelden die uit fysisch materiaal bestaan die op meerdere manieren geïnterpreteerd kunnen worden (vaag) dat er zingeving nodig is om er
een beeld in te kunnen zien [bv. Rorschach-vlekken].

- Half objectief = externe beelden
- Half subjectief = mentale beelden

Autonome beelden Beelden die naar zichzelf verwijzen.

Goodman De ‘gelijkenis’ is niet voldoende om iets een beeld te noemen, want alles vertoont wel een zekere overeenkomst met iets anders.

➜ Probleem: Wanneer noemen we iets een beeld en wanneer niet? Een beeld heeft te maken met de nabootsing of gelijkenis met iets of
iemand.

Plato Een beeld moet niet alle kwaliteiten hebben van hetgeen het afbeeldt om een beeld te kunnen zijn. Gelijkenis betekent niet ‘identiek zijn
met’, want dan is er sprake van een duplicaat/2 de exemplaar.

Gibson Gelijkenis berust op het feit dat een aantal elementen van het af te beelden object in de afbeelding terug te vinden zijn = hogere orde
variabelen. De herkenning van datgene waar een beeld naar verwijst via een aantal essentiële kenmerken is belangrijker dan de mate van
gelijkenis.

Peters Wat objectief gegeven is, moet de inspiratiebron zijn van het subjectieve aandeel dat de kijker neemt in de constitutie van het beeld.
Hij worstelt om non-figuratieve kunst als beeld te beschouwen, hij noemt schilderijen geen beelden (>< ons taalgevoel).

Afbeelding Nabootsing/representatie van de bestaande realiteit. [Bv. foto, tekening]

Uitbeelding Het op beeldende wijze tot uitdrukking brengen van iets dat niet tot de objectief waarneembare realiteit behoort.
[Bv. toneelstuk of abstracte begrippen zoals vriendschap]

 Een afbeelding van een uitbeelding bestaat ook. [Bv. Een foto/video (= afbeelding) van een toneelopvoering (= uitbeelding) maken]

Niet-visuele beelden Auditieve beelden, reuk-/smaak-/tastbeelden, verbale beelden.

2

, Basisaspecten beeld Drie aspecten/lagen in elk fysisch beeld:

1. Inhoud = voorstellingslaag = object-in-beeld = wat een beeld af- of uitbeeldt (niet de betekenis!)
2. Vorm = vormgeving laag = verschil tussen de manier waarop wij het object-in-beeld waarnemen en de manier waarop het reële
object ons gegeven is
3. Substantie = materiële laag = het materiaal waarin het beeld vervaardigd is: marmer, klei, verf op linnen, zilverkorrels, …

 Een beeld is dus een voorstelling (van iets anders), een vorm (kenmerken, stijl, compositie) en een materieel ding (dat we kunnen
aanraken, verplaatsen).
 Als er één laag ontbreekt, dan is er geen beeld meer!
 De vorm kan aansluiten bij (natuurgetrouw) of ver verwijderd zijn van de werkelijkheid (irrealisering):
• Illusionistisch beelden
• Perspectivistische beelden: zienswijze & aanblik
• Begripsmatige beelden: pictografie

Illusionistisch beeld Beeld dat het tweede exemplaar is van het originele beeld, waarbij ons vormbesef volledig verdwijnt (we denken het echte beeld te zien).
[Bv. wassen beeld, fotokopie, trompe-l’oeil = realistische schilderkunst die “het oog bedriegt”]

Gezicht op beelden Beelden waarvan we het gevoel hebben dat het realistisch is, maar toch afgebeeld is. [ Bv. perspectieve tekeningen en foto’s]

- Zienswijze: vormgeving (de expressie van de maker) herkennen
Gaan altijd samen
- Aanblik: impressie vormen

Pictografie Begripsmatige beelden.

Ideografie Grafische voorstellingen die van zichzelf onzichtbare zaken visualiseren. Een ideogram is geen beeld!

Fascinatie Met de vorm naar het afgebeelde kijken, wat kan leiden tot gefascineerd worden door het afgebeelde.

Distantie Kijken naar de vorm, wat voor gevolg kan hebben dat de kijker de vorm interpreteert als een zingevend intermediair tussen hemzelf en de
afgebeelde wereld. [Bv. kijken naar hoe acteurs zich gedragen]

Mimesis De gerichtheid op herkenbaarheid van het afgebeelde [b v. foto]. Betekenis dat de waarnemer eraan kan geven.

Expressie Het geven van commentaar of eigen visie op het afgebeelde [bv. schilderij]. Intentie van de maker van het beeld of het afgebeelde.

Peters Maakt een onderscheid tussen het object dat wij in het beeld zien en de wijze van afbeelden zelf die zowel op herkenbaarheid (mimesis) als
op zingeving (expressie) aan het afgebeelde object kan zijn afgestemd.

3

,  Tussen mimesis en expressie is er altijd een zekere spanning.



3. Camerabeeld en Waarneming
Waarnemingsmodi Cameraregistratie vs. menselijke waarneming. Kunnen niet los van elkaar beschouwd worden: De mens is altijd het begin- en eindpunt en
staat aan de basis van de productie (materiaalkeuze, camera richten) & consumptie (resultaat bekijken) van camerabeelden.

Overeenkomsten:
- Optische inrichting: camera-objectief  ooglens
- Scherpte v/h waargenomen beeld verleggen
- Lichtintensiteit aanpassen: diafragma  iris/pupil

 Het oog blijft superieur aan de meest veelzijdige camera door het accommodatievermogen = vermogen om de waarneming voortdurend
bij te sturen om zo een optimale informatieverzameling te krijgen.

Structureel aspect Het waar te nemen object = objectief.

Functioneel aspect Het waarnemend subject = subjectief.

Waarnemingswetten De menselijke perceptie is een actief vormgevingsproces: de mens neemt iets waar ➜ geeft daar zin/betekenis aan ➜ selecteert
binnenkomende prikkels ➜ omzetten tot betekenisvolle gehelen.

Gestalt De directe ordening van een stimuli tot een duidelijk te onderscheiden figuur tegen een vagere achtergrond.

- Proximity = objecten die dicht bij elkaar staan als geheel zien
- Similarity = objecten met gelijke vormen als geheel zien
- Good continuation = lijnen als een apart object zien om abrupte veranderingen te minimaliseren
- Closure = onvolledige figuren aanvullen tot een geheel ondanks de gap

Murray Experiment met jonge kinderen die een aantal foto’s van afgebeelde personen moesten beoordelen op hun kwaadaardige uiterlijk. De
kinderen die eerst een moordspel speelden, vonden de geportretteerden kwaadaardiger dan de andere (meer ontspannen) kinderen.

Selectieve Bepaalde behoeften zorgen dat de daarmee verbonden zaken snel opgemerkt worden, waaruit een accurate reactie volgt. Zaken waarvoor
waarneming men niet open staat worden minder snel opgemerkt.

Selectiviteit Prikkels die niet stroken met de behoeften van het waarnemend subject worden makkelijk vergeten of verdrongen.


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laradecoster. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80562 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.80  1x  sold
  • (0)
  Add to cart