Week 1 Staatsleer en staatsgeschiedenis
1. De begrippen staat en staatsrecht omschrijven;
Staats = organisatievorm waarin over de bevolking binnen een bepaald territorium
macht, in de zin van soevereine, hoogste macht wordt uitgeoefend.
Staatsrecht = houdt zich bezig met relatie overheid – burger.
Theocratische staatsleer (ME) = vorst (= soeverein) heeft hoogste macht, omdat hij in
naam van God regeert. (droit divin)
Feodale stelstel (natuurrecht) = vorst heeft slechts beperkte bevoegdheden. Zijn
bevoegdheden worden begrensd door onveranderlijke, uit natuur voortvloeiende
rechtsbeginselen.
2. De staatsfilosofie van Bodin, Hobbes, Locke, Montesquieu en Rousseau op
hoofdlijnen classificeren;
Bodin: soevereiniteit = één groot geheel wat niet deelbaar/tijdloos is, het blijft
bestaan. Meest absolute, hoogste, tijdloze macht.
Hobbes: absolutisme. Eerste die ondubbelzinnigheid vanuit mens verklaart. Wil en
rede van de mens centraal. Pessimistisch mensbeeld: natuurtoestand = state of war.
Oplossing = maatschappelijk verdrag; orde en veiligheid.
Locke: mens centraal, staat is er voor de mens. Overheid die bij maatschappelijk
verdrag is opgericht is er alleen om het noodzakelijke te doen. Als overheid zich er
niet aan houdt mag men in opstand komen.
Montesquieu: vrijheid „levensbeginsel‟ van een staat. trias politica = scheiding der
machten.
Rousseau: waarborgen individuele vrijheid. Gemeenschappelijke wil. Soevereiniteit
moet bij collectief van burgers komen te liggen.
Visies Grondwet:
Thorbecke: strijddocument – wat in GW staat, is de wet. Staatsregeling waarin
basisregels van de staat waren vastgelegd.
Struycken: symbool. GW is symbolisch richtsnoer; beginsel van orde.
Symbolische kader voor het staatsleven/leidraad voor de toekomst.
Proeve: waarborg, de rest wordt ingevuld door de staat. In GW alleen
hoofdregels.
3. De opkomst van de moderne staat, inclusief de verschijnselen rechtsstaat en
democratie, in historisch perspectief plaatsen;
Opstand en onafhankelijkheid
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Franse tijd en vestiging Koninkrijk
Van constitutionele monarchie naar parlementaire democratie
1814-1848: constitutionele monarchie
1814: eerste GW zeer monarchie gericht: koning veel macht
1815: vereniging met België
,1840: invoering contraseign (strafr. min. verantw.)
1848-1868: vestiging parlementaire stelsel
1848: olv Thorbecke ingrijpende stelselwijziging: minister moet ook wet ondertekenen
volledige (dus ook politieke) ministeriële verantwoordelijkheid
1866: kwestie Mijer: plan door TK, voert daarna toch niet uit. Kamer kreeg schok dat
zij niet de baas is.
1868: Limburgse kwestie
4. De hoofdmomenten uit de Nederlandse staatsgeschiedenis beschrijven.
1568: begin oorlog olv stadhouder Willem van Oranje
1579: Unie van Utrecht (gewesten bundelden krachten om Spanjaarden land uit te
jagen)
1581: Plakkaat van Verlatinghe (gewesten erkenden Filips II niet langer als koning)
1588: Staten op zoek naar nieuwe landsheer maar verder als Republiek der
Zeven Verenigde Nederlanden
1648: Vrede van Münster (onafhankelijke Republiek formeel erkend door Spanje)
Week 2 Centrale politieke instituties
1. De politieke organen definiëren van de Nederlandse centrale overheid;
- Staten-Generaal: Eerste en Tweede Kamer = parlement =
volksvertegenwoordiging
- Regering: Koning + ministers/staatssecretarissen
- Koning: 1) Deel v/d regering 2) Staatshoofd 3) Privépersoon
- Koninklijk besluit = besluit v/d regering
- Kabinet = geheel van de op enig moment zittende ministers en
staatssecretarissen (dus politici binnen de regering).
Koning in de regering?
+ alleen formele taken
+ symbool van eenheid
- niet democratisch gekozen
- gebrek aan transparantie
2. Uitleggen op welke wijze de centrale overheidsorganen worden
samengesteld
(kiesstelsel en kabinetsformatie) en tevens de (juridische) positie van politieke
partijen kunnen omschrijven;
Kiesstelsels:
- Evenredige vertegenwoordiging: alle uitgebrachte stemmen tellen even zwaar.
- Meerderheidsstelsels: partij moet in een gebied de meerderheid behalen.
- Districtenstelsel: iedere afgevaardigde wordt in een district gekozen.
, NL tweekamerstelsel, maar eenheidsstaat; nut Eerste Kamer? zorgt wel voor
checks- and balances.
Tweede Kamer: rechtstreeks gekozen. Eerste Kamer: door leden Provinciale Staten.
Kabinetsformatie: vertrouwensregel belangrijk.
Informateur = verkennend onderzoek naar mogelijkheden om meerderheidskabinet
te vormen.
Formateur = heel gericht werken aan samenstelling.
Kritiek op huidige formatieprocedure: lange duur, kiezers geen rechtstreekse invloed
op politieke samenstelling en gebrek aan openbaarheid.
3. De bevoegdheden van de organen van de centrale overheid uitleggen en
lokaliseren in de Nederlandse wetgeving, in het bijzonder van de Eerste en
Tweede Kamer (Staten-Generaal) en de Koning, minister(s) en
staatssecretarissen (de regering);
4. De belangrijkste elementen van de Reglementen van Orde van de Tweede
Kamer, Eerste Kamer en de Ministerraad uitleggen;
5. De positie van de Raad van State kunnen beschrijven en tevens de kritiek die
op de positie van deze organisatie is gegeven.
Raad van State heeft dubbelrol (zie arrest Kleyn), ze heeft zowel een adviserende als
rechtsprekende functie. Art 73 GW Taak Raad van State.
Jurisprudentie:
- Kleyn: Tracéwet; blijkt dat Nederlandse staat geoordeeld heeft over zowel de
Tracéwet en later ook over Tracébesluit. Dubbelrol Raad van State, zowel
adviserende als rechtsprekende taken. HR: Ondanks dat het onderwerp
overlapt, werden er binnen de Tracéweet en het Tracébesluit andere vragen
gesteld.
********** Als koning handelt als staatshoofd (bijv. kabinetsformatie) is geen
contraseign vereist; voor handelingen als deel van de regering wel.
En voor handelingen koning als privé-persoon? Wel min. verantwoordelijkheid
vereist. *********
Contraseign = “Nadat de koning een wetsvoorstel heeft bekrachtigd, volgt op grond
van de ministeriële verantwoordelijkheid handtekening door de verantwoordelijke
minister, waardoor het wetsvoorstel kracht van wet krijgt.”
Ministeriële verantwoordelijkheid bevoegdheden ambt
gekoppeld aan het ambt. Verantwoordelijkheid is voorwaarde voor het bestaan van
vertrouwensregel. Maar verantwoordelijkheid kan wel zonder vertrouwensregel
bestaan.
Vertrouwensregel handelingen persoon
regel van ongeschreven staatsrecht. “Pas wanneer afwezigheid van vertrouwen blijkt
(wantrouwen) dient een minister/kabinet op te stappen”. Vertrouwensregel is
gekoppeld aan de persoon (ambtsdrager).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Thamarsikkes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.