MEERTALIGHEID
Taal
- Soorten taal: kunsttaal (Esperanto), computertaal, non-verbale communicatie, dierentaal, natuurlijke taal
- Lingua Franca? Pidgin creool! Minstens 1 spreker, anders niemand om te converseren
- Argumenten tegen superdiverse realiteit: integratie, controle, kliekjesvorming + uitsluiting, tijd
Meertaligheid
- Taalverwerving
o Simultaan meerdere talen tegelijk, voor elke taal zelfde fasen doorlopen als eentalig, metalinguïstisch bewustzijn vroeger
o Successief bijkomstige taal wordt later aangeleerd, aantal fasen worden overgeslagen want baseert kennis op basis eerste taal
o 2 jaar om 2e taal concreet onder de knie te krijgen, abstracte taal langer
- Factoren die invloed hebben op taalontwikkeling
o Persoonlijke factoren
o Omgevingsfactoren
Kwantiteit van taalaanbod
Kwaliteit van interactie geen expliciete correctie, inspelen op interesse, mate van feedback, concrete inbedding
Veiligheid
Motivatie stimulansen van omgeving + belang van status van moedertaal
o Soort taal
Positieve invloed hebben op taalontwikkeling in klas
Observeren + geduldig zijn
Leerlingen niet dwingen tot spreken, maar in rijk taalaanbod wel tegen blijven spreken
Kansen tot interactie met andere leerlingen voorzien
Op positieve wijze ingaan op elke poging tot communicatie
- Waarom meertaligheid
o Positief voor metalinguïstisch bewustzijn
o Mensen die meerdere talen spreken leren makkelijker nieuwe taal bij door opgedane ervaring tijdens leren tweede taal
Want Cummon Underlying Proficiency toppen niet allemaal even hoog, talen gebaseerd op zelfde kennisreservoir,
kennisreservoir vullen door ouders taal te laten spreken die zij best kunnen, basis voor andere complexe cognitieve
vaardigheden die we uitvoeren in andere taal
o Kunnen vroeger abstract denken want weten dat benamingen arbitrair zijn
o Trainen altijd van delen in hersenen gericht op verdelen, richten + vasthouden van aandacht want altijd andere talen onderdrukken
o Minder hersenactiviteit nodig om bepaalde taken uit te voeren
o Kan aanvang dementie vertragen
Toch lager scoren door minder ontwikkelde taalvaardigheid Nederlands + minder vertrouwd met culturele context
- Elementen die problematisch lijken bij meertalige verwerving, maar het niet zijn
o Tempo spraakontwikkeling ligt lager moeten voor elk begrip 2 etiketten voorzien dus normaal
o Stille periode eerst begrijpen, dan produceren
o Vreemde accenten vermogen om klanken aan te leren neemt af surdité phonotique / auditieve discriminatie / le crible auditif
Taal leren spreken voor pubertijd zal accentloos kunnen want flexibele hersenen + spraakorgaan én Social gating
o Talen onderling door elkaar gebruiken interferentie bij negatieve transfer foor foute overnemen, positieve transfer wanneer juist
o Talen bewust door elkaar gebruiken niet problematisch want vergt goede beheersing van beide talen!
o Straattaal betekent ook niet noodzakelijk slechte beheersing van Nederlands
Talen in interactie
- NT2 = verwerven van Nederlands als bijkomstige taal (2 e niet letterlijk nemen)
- Stadia van vreemdetaalverwerving (onderinstromers + autochtone leerlingen met lage SES meteen in stadium 4, soms 3)
o Stille periode = gewenningsfase passief > receptief, maar tweedetaalontwikkeling al wel beginnen! Kind maakt zelf interne regels,
vertrouw raken met klanken (moeilijk wanneer ontbreken in thuistaal), belangrijk: veilig klasklimaat (houvast + structuur), praatbehoefte
uitlokken, acceptatie van eigen taal (zelfvertrouwen + veiligheid),
o Sociale fase = redzaamheidsfase signalen van groeiende ontvankelijkheid, kind zoekt contact (besef dat taal nodig is), reageren op
aanwijzingen, actief eenvoudig taalgebruik (chunks) + lezen, concrete voorwerpen + handelingen benoemen (uitbreiden woordenschat)
o Aanspreekbaarheidsfase = omgangstaal taal geen belemmering voor sociaal contact, meeste uitingen met ondersteuning zijn te
verstaan, verwijzen naar verleden + toekomst, voorkeur/afkeur duidelijk maken, DAT opgebouwd
o Taal-denkfase = leertaal veel woordenschat + elementaire T2-structuren, abstracte begrippen, CAT opgebouwd
- Taalverwervingstheorieën kunnen hand in hand gaan
o Behaviorisme, imitatietheorie en transfer = taal is proces van gewoontewording met imitatie en bekrachtiging, invloed eerste taal op
tweede taal (transfer) is groot fout want niet alle fouten kunnen vanuit T1 verklaard worden + eentalige maken zelfde fouten
o Nativisme, Creatieve-constructietheorie = ontwikkelingsfouten zijn noodzakelijke stappen in taalverwervingsproces, zijn universeel en
voorspelbaar (Universalistische taalverwervingshypothese), kinderen komen zelf tot hypotheses over woordvorming + betekenisgeving
fout want ook individuele verschillen
o Interactietheorie = omgeving is belangrijk want bepaalt aard + mate van taalaanbod, taalbegrip ≠ taalproductie
o Taal is vorm van gedrag dus begrijpelijkheid van taalaanbod + motivatie leerder om te willen begrijpen is afhankelijk van kennis van
wereld + mate waarin hij over aanbod in interactie kan treden
- Taalfamilies
- Gelijkenissen + verschillen tussen Nederlands en andere talen
o Auditieve discriminatie
o Productie van klanken klinkers, medeklinkers, woordaccent, zinsintonatie, woordvorming (gelijkenissen tussen NT1 fouten en NT2)
o Zinsbouw syntactische elementen nemen toe, SVO maakt Nederlands moeilijk want varieert
o Woordenschat + gespreksvaardigheid gekende woorden + patronen hanteren om moeilijkheden vermijden, betekenisonderhandeling
o Schrift
Niet-alfabetisch: logografische = ideografisch (1 teken per woord), syllabisch (1 teken per lettergreep)
Alfabetisch: elke klank in principe door andere lettertekens, taal eigen grafemen
o Culturele verschillen + taalgedrag verbaliteit, stijl, niet-verbale aspecten, overhearing/interaction
Taalbeschouwend leren reflecteren: opzoek gaan naar gelijkenissen + verschillen tussen talen (of leerling laten aangeven!)
Talensensibilisering
- CLIL = content learning and integrating learning
- Soorten inhouden: functionele taal (mondeling centraal! Liever chunks dan 30 random woorden), muzische taal (klankeigenheden van vreemde
taal), taalbeschouwend reflecteren (m.b.v. observaties leren over eigen taal)
- Tips voor leerkracht
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller silkegeerts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.