Samenvatting college's/ werklessen psychopathologie. Alle info komt uit het boek maar de college's moeten aangehouden worden bij het leren van de stof.
Een 7.6 behaald door deze samenvatting en de oefenvragen.
Aantal oefenvragen psychopathologie en medische basiskennis
Flashcards19 Flashcards
$5.980 sales
Flashcards19 Flashcards
$5.980 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wanneer spreek je van een verslaving?
Answer: Bij een psychische afhankelijkheid en tolerantie
2.
Welke klachten ervaart iemand met ADD?
a. Hyperactiviteit en niet de aandacht vast kunnen houden
b. Rusteloosheid en hyperactiviteit
c. Problemen met richten en vasthouden van de aandacht
Answer: c
3.
4. Bij adhd is er een probleem in de sturing van een van de hersendelen, welk hersendeel is dit?
a. Ambylgyda
b. Hypofyse
c. Pre-frontale cortex
Answer: C
4.
Bij het gebruik van middelen kan er een risico bestaan op het ontwikkelen van psychoses. Vanuit welk model kan worden verklaard dat sommige mensen hier gevoeliger voor zijn?
a. Diathese stressmodel
b. Cognitieve dissonantie model
c. Klassieke conditionering
Answer: A
5.
Wat is van belang bij middelenverslaving?
a. Omgeving
b. Genetische kwetsbaarheid
c. Opleidingsniveau
Answer: B
6.
Welke middelen kunnen leiden tot een psychose als mensen een genetische kwetsbaarheid hebben?
a. Hallucinogene middelen
b. Stimulantia
c. Dempende middelen
Answer: A
7.
Beck onderscheidt vier basistypen van cognitieve vervormingen die bijdragen aan emotioneel lijden. Een daarvan is selectieve abstractie. Wat wordt daarmee bedoeld?
a. Over generalisatie op grond van enkele geïsoleerde ervaringen
b. Het zich volledig blindstaren op die delen van een ervaring die tekortkomingen
weerspiegelen en het negeren van bewijzen van competentie
c. Overdrijving van een onfortuinlijke gebeurtenis
d. De wereld in zwart-wit zien in plaats van nuances
Answer: B
8.
Wat houdt elektroconvulsietherapie in?
a. Het synchroniseren van slaap-waakritmes
b. Het toedienen van elektrische schokken aan patiënten
c. Het toedienen van psychofarmaca aan patiënten.
d. Het opereren van de hersenen om bijvoorbeeld epileptische aanvallen tegen te gaan
Answer: B
9.
Tot welke therapie behoort het betwisten van irrationele opvattingen en de premissen waarop die opvattingen gebaseerd zijn, als ook het ontwikkelen van alternatieve, passendere opvattingen?
a. Systematische desensitisatie
b. Rationeel-emotieve therapie
c. Gedragstherapie
d. Cognitieve gedragstherapie
Answer: B
10.
De grondlegger van de rationeel-emotieve gedragstherapie is...........
a. Bandura
b. Beck
c. Ellis
d. Kelly
Answer: C
Content preview
PSYCHOPATHOLOGIE P4
Inhoudsopgave
COLLEGE 1. BEHANDELING H2......................................................................................................................................1
PSYCHISCHE STOORNISSEN................................................................................................................................................................. 1
PSYCHOTISCHE STOORNISSEN......................................................................................................................................1
EXTERNALISERENDE PROBLEMATIEK.......................................................................................................................3
WERKING VAN ANTIDEPRESSIVA EN ANTIPSYCHOTICA.....................................................................................5
UNIPOLAIRE STOORNISSEN EN SEROTONINE (DEPRESSIEVE STOORNISSEN).............................................5
JONGENS TEGEN DE MEISJES..........................................................................................................................................7
ADHD......................................................................................................................................................................................7
H8 MIDDELGERELATEERDE EN VERSLAVINGSSTOORNISSEN BEGRIPPEN...................................................8
BEINVLOEDING VAN GEDRAG EN STEMMING..........................................................................................................9
NEUROCOGNITIEVE STOORNISSEN EN LVB............................................................................................................11
STOORNISSEN DIE ONTSTAAN IN KINDERTIJD/ADOLESCENTIE....................................................................14
PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS...................................................................................................................................15
COLLEGE 1. BEHANDELING H2
PSYCHISCHE STOORNISSEN
Freud – psychische stoornissen: Als de balans tussen het ID-Ego-Superego niet perfect is ontstaan er
psychische stoornissen.
ID – alle behoeften, wensen en drang. ‘Ikke, ikke en de rest kan stikken’. Dit is sterk bij kleine kinderen
aanwezig.
Ego – Werkt volgens het realiteitsprincipe. ‘Je kan niet altijd je zin krijgen’. Het Ego moet een compromis
sluiten tussen het ID, Ego en de realiteit waar we ons in bevinden.
Superego – Alles wat je in je opvoeding hebt meegekregen. Het aangeleerde gedrag. De normen en
waarden die je ouders hebben overgedragen.
PSYCHOTISCHE STOORNISSEN.
Realiteit wordt in de psychiatrie gezien als:
- Een correcte weergave van de omgeving door je zintuigen. Dit betekent dat wat je zintuigen
oppikken geen inbeelding is; het kan ook door anderen worden opgenomen
- Je denkbeelden zijn reëel en gevoelig voor rede; ze zijn waarschijnlijk bij te stellen als je
geconfronteerd wordt met het tegendeel.
,Psychotische belevingen – we spreken hierbij van ‘een breuk met de realiteit’. Dat wil zeggen dat:
- Zintuigelijke waarneming niet meer objectief is. Je neemt dingen waar zonder een stimulus uit de
omgeving; stemmen zonder personen, tast zonder aanraking
- Er is sprake van overtuigende en hardnekkige gedachtepatronen die niet overeenkomen met de
werkelijkheid en waaraangeen twijfel kan worden toegebracht; men kan niet overtuigd worden
door bewijs dat zijn gedachten/overtuigingen niet reeel zijn.
Concreet: Als je in gesprek bent met de cliënt kom je niet nader tot elkaar; je spreekt letterlijk beide
uit een andere werkelijkheid. Het is net alsof je in verschillende talen spreekt.
Hallucinatie – Iemand beleeft/hoort iets waar geen prikkel voor is in de omgeving
Veelvoorkomende Hallucinaties:
- Auditieve hallucinaties Horen
- Tactiele hallucinaties Tast/voelen
- Somatische hallucinaties Voelen van beestjes in het lichaam.
Zeldzame hallucinaties
- Visuele hallucinaties Zien. Komen weinig voor in het kader van psychotische klachten. Maar
komen wel voor bij andere stoornissen zoals bij een delier/hersenletsel. Als deze zich voordoen is
dit bij medische aandoeningen. Een psychiater zal diegene doorsturen naar het ziekenhuis.
- Gustatorische hallucinaties Smaak
- Olfactorische hallucinaties Geur
Wanen – Hardnekkige gedachtepatronen die op geen enkele manier gevoelig zijn voor reden en bewijs. Er
zijn 2 vormen van wanen:
1. Non bizarre wanen; ‘achtervolgingswaan’. Inhoud is in theorie mogelijk (afluisteren, undercover,
achtervolgingswaan). Maar het is onwaarschijnlijk dat dit van toepassing is op de cliënt. Er is geen
aanleiding voor. Cliënt is toch niet te overtuigen dat dit niet klopt.
2. Bizarre waan; ’gedachte injecties door aliens’. Deze wanen hebben vaak te maken met aliens.
Kenmerkend is dat deze wanen dus bizar zijn Ze zijn onmogelijk en ondenkbaar in de realiteit.
Dwanggedachten vs. Wanen
Het verschil zit hem in het realiteitsbesef. Bij dwanggedachten is het realiteitsbesef intact. Bij Wanen niet.
Dwanggedachten kunnen angst oproepen bij de cliënt. Zij kunnen bijvoorbeeld 4 x de deur gaan checken
omdat anders iemand overlijdt. De persoon is zich bewust van de realiteit dat er niet iemand werkelijk
overlijdt, maar de angst van die gedachten laat hem toch die handelingen uitvoeren. Een dwanghandeling
is puur en alleen voor angstreductie.
4 soorten psychotische stoornissen:
1. Korte psychotische stoornis. Vaak van 1 dag tot 1 maand. Wordt door een duidelijke stressor
ontlokt zoals een trauma maar ook door drugsgebruik. Hoe sneller iemand opknapt hoe kleiner
de kans is dat het terugkomt.
2. Waanstoornis Mensen vertonen alleen een waan, duidelijk afgebakend, non bizar. Bv. De baas
heeft het op mij gemunt en iemand draaft helemaal door en is niet voor rede vatbaar.
, 3. Stoornis met combinatie van stemmingsproblematiek (depressie-manisch-depressief) én
psychotische klachten (wanen/hallucinaties). Ze komen samen voor maar staan los van elkaar.
Het kan dus zijn dat de ene opklaart en de ander aanwezig blijft.
4. Schizofreniforme stoornis Lijkt veel op schizofrenie, het is een tussenstation. Alle kenmerken
voor schizofrenie zijn aanwezig maar dat moet blijken of de klachten lang genoeg (va. 1 maand)
chronisch worden om te mogen spreken van schizofrenie (6 maanden)
5. Schizofrenie een chronische psychotische stoornis waarbij psychotische klachten aanwezig
zijn (hallucinaties en wanen) maar ook cognitieve stoornissen die er voor zorgen dat het
functioneren verslechterd.
Schizofrenie
Bestaat uit positieve symptomen (psychotische stoornissen) en uit negatieve symptomen (cognitieve
stoornissen, emotionele stoornissen, motivatie problematiek). Positief wordt gezien als iets wat we
normaal niet hebben en hun wel, en negatieve symptomen wil zeggen dat er achteruitgang heeft
plaatsgevonden.
Negatieve symptomen:
a) Formele denkstoornissen, gebrek aan logica in gedachten. Praat je over het weer dan kan het
gesprek ineens helemaal omslaan naar een ander onderwerp, bijvoorbeeld over een meer (want
dat rijmt). Vaak worden er ook worden verzonnen.
b) Aandachtstekortstoornis, onvermogen om aandacht te focussen op belangrijke onderdelen.
c) Motivatieproblemen, hebben moeite met het op gang komen, opstarten van activiteiten.
d) Emotionele stoornissen, achteruitgang van de expressie en beleving van iemand.
e) Motorische problemen, moeite met stilzitten, onrustige bewegingen en achteruitgang in functies.
Cliënten met schizofrenie worden vaak overschat. Hun IQ (bij 40%) daalt na eerste psychose met
ongeveer één opleidingsniveau. Het oude opleidingsniveau is dus een overschatting. Overvraging leidt tot
terugval en of andere problematiek (angst, middelengebruik, stemmingswisselingen). Daarnaast heeft de
groep vaak cognitieve klachten.
EXTERNALISERENDE PROBLEMATIEK
Externaliserende problematiek: onvoldoende controle over emoties en impulsen.
Als je wordt aangesproken op je verantwoordelijkheden kun je internaliserend reageren (je bent zelf de
bron van oorzaak) of externaliserend reageren. Je reageert je dan af op een ander. Je zoekt bijvoorbeeld
alle oorzaken buiten jezelf. Je plaatst de ander echt als oorzaak van de problemen en je hebt veel moeite
met het remmen van bepaald gedrag. Je weet niet goed hoe je uiting moet geven op bepaalde
stress/spanning en knalt dit er gewoon uit.
- ADHD-ODD-CD-Verslavingsproblematiek-Cluster B problematiek
Stress – Veranderingen/teleurstellingen vragen om aanpassing. Stress maakt ons klaar voor deze
verandering. Het brengt ons in een ‘staat van paraatheid’. Functie is dat wij volledig gefocust zijn op
datgeen wat we moeten veranderen/bijstellen.
Stressor – Datgene dat de stress oproept.
Psychologische factoren: Tentamen wordt 2 weken vervroegd; ‘’stress, hoe krijg ik het klaar?!’’.
Lichamelijke factoren: Je breekt een been 1 dag voor de belangrijke wedstrijd; ‘’stress, nu kan ik niet
meedoen!’’
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller steffi_vanhoof. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.