Deze samenvatting voor het vak Privaat- en Ondernemingsrecht bestaat uit de hoofdstukken 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 van het boek 'De kern van het Ondernemingsrecht' van M.J. Kroeze en de hoofdstukken 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 13 van 'Hoofdstukken Vermogensrecht' van J.H. Nieuwenhuis. Daarnaast zijn ...
Definitie recht: het geheel van (overheids)regels dat de samenleving ordent. Doel: ordenen van de
samenleving en het geven van regels om conflicten op te lossen zodat de orde kan terugkeren.
Privaatrecht: de rechtsregels die de relaties tussen burgers onderling regelen. Enkele onderdelen zijn
ondernemingsrecht, arbeidsrecht, overeenkomstenrecht en schadevergoedingsrecht.
Publiekrecht: de rechtsregels die de relaties overheid- burger en tussen overheden onderling
reguleert. Dit kan worden onderverdeeld in strafrecht, belastingrecht, bestuursrecht en het
staatsrecht.
Waar is recht te vinden? De rechtsbronnen zijn:
1. Wet
2. Gewoonte
3. Jurisprudentie
4. Verdragen
De totaal van deze vier rechtsbronnen geeft de informatie over wat recht is.
1. Wet
Wetten kan men op twee manieren typeren: Wet in formele zin: dat wil zeggen dat het
afkomstig is van de formele wetgever. Hiervan heeft Nederland er maar 1 (regering en Staten-
Generaal (eerste en tweede kamer)). Wet in materiele zin: indien de regels die in een wet staan
voor herhaalde toepassing te gebruiken zijn, is er sprake van een wet in materiële zin. Deze twee
typeringen geven vier mogelijkheden:
Wet in formele en in materiële zin: bijvoorbeeld het Burgerlijk Wetboek.
Wet in formele en niet in materiele zin: Rijkswet ter goedkeuring van het voorgenomen
huwelijk van Willem en Maxima. Daar het hier een wetgever in formele zin betrof, vinden
we terug in de Rijkswet. Vervolgens is de wet niet voor iedereen van toepassing, laat staan
herhaalbaar.
Wet in materiële zin en niet in formele zin: dit is te zien bij wetgevers op lager niveau. Het
is namelijk ook een gemeente en een provincie toegestaan om (plaatselijke) wetten op te
stellen.
Noch een wet in formele noch in materiele zin: schriftelijke regels die de overheid
uitvaardigt, bv vergunningsvoorschriften.
Er kunnen meerdere wetten zijn die hetzelfde regelen. Daarom is er een rangorderegeling die
bestaat uit drie regels:
Hoog gaat voor laag
Jong (meest recente) gaat voor oud
Bijzonder gaat voor algemeen
De regels dienen van boven naar onder te worden gebruikt.
1
,2. Gewoonte
Er is sprake van gewoonterecht als het enerzijds bewust handelen is en anderzijds in soortgelijke
situaties terugkomt (intellectuele component en herhalingscomponent). Tegenwoordig wordt
voor de gewoonte meer en meer de term ongeschreven recht gebruikt. Dit begrip bevat niet
alleen het onderdeel gewoonte, maar ook billijkheid en redelijkheid.
3. Jurisprudentie (rechtspraak)
Een rechter maakt bij soortgelijke zaken gebruik van eerdere uitspraken/ uitleg van een andere
rechter. Voornamelijk de motivering van de rechter is van belang.
Hoe komt een rechter eigenlijk tot zijn uitspraak? Een rechter heeft hiervoor verschillende
methoden. Er kan onderscheid gemaakt wordt tussen interpretatiemethoden en
redeneervormen.
Interpretatiemethoden:
Grammaticale interpretatie: dat je gebruik maakt van een woordenboek bv.
Wetshistorische interpretatie: Hoe is de wet tot stand gekomen? Historie van de wet
Rechtshistorische interpretatie: historie van het recht kan bij een uitspraak worden gebruikt.
Anticiperende interpretatie: de rechter loopt bij zijn interpretatie vooruit op ontwikkelingen
in de maatschappij of de rechtspraktijk. Is lastig, want dan moet je al weten dat iets er zeker
gaat komen.
Systematische interpretatie: de rechter kijkt naar het systeem (de opbouw en samenhang)
van de wet. Er wordt gekeken naar het groter geheel.
Theologische interpretatie: de rechter kijkt naar het doel van de wet.
Redeneervormen:
A contrario redenering: er wordt tegengesteld geredeneerd. Er wordt op grond van de
verschillen vanuit gegaan dat er een andere uitkomst moet volgen.
Analoge redenering: er wordt in dezelfde lijn geredeneerd. Op basis van de overeenkomsten
gaat men ervan uit dat de uitkomst hetzelfde moet zijn.
4. Verdragen
Verdragen en internationale regelingen worden in een adem genoemd. Beiden reiken over
landsgrenzen, het zijn overeenkomsten tussen landen met betrekking tot bepaalde
onderwerpen.
De doorwerking van de verdragen in het nationaal recht kan op twee manieren gebeuren. De
eerste manier is dat de internationale regels direct werking hebben in een land. Omzetting naar
nationale wetten is dan niet noodzakelijk. De tweede manier is de wijze waarbij omzetting wel
plaats dient te vinden, er wordt gesproken van een transformatie. De regels in de verdragen
worden in de Nederlandse wetgeving opgenomen.
Geschreven bronnen: wetten en verdragen
Ongeschreven bronnen: jurisprudentie en gewoontes, maar over jurisprudentie is discussie bij welke
soort bron het hoort.
Formeel en materieel recht (dit komt in alle 4 de rechtsbronnen voor)
Het materiele recht is het recht dat een rechtssubject rechten en plichten, geboden en verboden
geeft. Het formele recht komt eerst aan de orde indien de regels van het materiele recht niet worden
nagekomen. Het formele recht is bedoeld als handhaving van het materiele recht.
2
,Montesquieu maakte een onderscheid tussen een drietal machten, namelijk de wetgevende, de
uitvoerende en de rechtsprekende macht. Deze machten zouden gescheiden van elkaar moeten
functioneren en het doel is dat machtsmisbruik of machtsconcentratie voorkomen wordt (trias
politica).
Wetgevende macht: regering en Staten-Generaal in Nederland. De regering is daarmee de
uitvoerende en wetgevende macht. De rechtsprekende macht ligt in handen van de rechterlijke
macht (rechter).
Regering: ministers en koning
Staten-Generaal: eerste en tweede kamer
Ministerraad: alleen ministers
Kabinet: ministers en staatsecretarissen.
In Nederland is een machtsevenwicht tussen de uitvoerende en wetgevende macht. Er is een
vertrouwensregel en als het vertrouwen wegvalt zal de regering moeten aftreden.
Het burgerlijkwetboek bestaat uit 10 boeken. Aan de
ene kant heb je de rechtssubjecten:
Boek 1: personen en familierecht (natuurlijk
persoon)
Boek 2: rechtspersonen
Aan de andere kant heb je vermogensrecht in boek 3.
Daaronder hangen een aantal boeken namelijk,
Boek 4: erfrecht
Boek 5: verbijzondering van boek 3.
Boek 6: het verbintenissenrecht (wat kun je met je
vermogen doen en hoe kun je het naar een andere
laten toe vloeien)
Onder boek 6 hangen ook verschillende bijzondere
overeenkomsten, namelijk
Boek 7: arbeidsovereenkomst, huurovereenkomst
Boek 7a: maatschappen
Boek 8: verkeer en vervoer
In boek 7a personenvennootschappen is het wetboek van koophandel gekoppeld. In boek 7a zijn veel
vervallen artikelen. Vind je iets niet terug in bijvoorbeeld boek 7a dan ga je naar de meer algemenere
wetboeken. In boek 7a wordt gesproken over de maatschap is een overeenkomst. In boek 6 zie je
hoe deze overeenkomst aangegaan moet worden. Wil je weten of deze personen überhaupt
handelingsbekwaam zijn, dan kom je weer in boek 3 uit.
In de twee hoofdgroepen zitten verschillen:
al dan niet rechtspersoonlijkheid
al dan niet gescheiden vermogens
al dan niet eigen rechten en plichten
al dan niet privé aansprakelijk
Motieven: beperking aansprakelijkheid, continuïteit, financiële en fiscale motieven.
3
, College 2
Kroeze hoofdstuk 1 – Ondernemingsvormen
Het ondernemingsrecht regelt vooral drie onderwerpen: het kent drie hoofdthema’s:
Hoe steekt de interne structuur van een onderneming in elkaar? Ondernemingsrecht is dus
organisatierecht
Wie mogen en kunnen voor de onderneming transacties afsluiten? (Het gaat hier om de vraag
van vertegenwoordiging)
Hoe zijn de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de gang van zaken in de
onderneming uitgewerkt?
Globale rechtsvormen die het Nederlandse ondernemingsrecht kent: nv, bv, de coöperatie, de
maatschap, de vennootschap onder firma (vof) en de commanditaire vennootschap (cv).
1. Besloten Vennootschap (bv)
Kenmerkend voor een bv is onder andere dat deze een in een of meer overdraagbare aandelen
verdeeld kapitaal heeft. Men kan slechts in een bv participeren via een aandeel in haar kapitaal. Om
deze reden wordt de bv gerekend tot de zogenaamde kapitaalvennootschappen (kapitaalassociatie).
De eenpersoons-bv is in het Nederlandse recht een legaal verschijnsel.
Functies van aandelen:
Middel om vermogen aan te trekken. De aandeelhouder brengt vermogen in de bv en als
tegenprestatie verkrijgt hij van de bv een of meer aandelen.
Aan een aandeel is doorgaans stemrecht in de aandeelhoudersvergadering verbonden.
Het aandeel vervult vaak een winstverdelingsfunctie. De door de bv behaalde winst wordt over
de aandelen verdeeld. Men noemt de winstuitkering op een aandeel ook wel dividend.
De bv is besloten. Dit houdt in dat de door haar uitgegeven aandelen op naam staan en overdracht
ervan in beginsel niet vrijelijk kan plaatsvinden. Een aandeelhouder in een bv die zijn aandelen wil
overdragen dient in beginsel zijn over te dragen aandelen aan de medeaandeelhouders aan te
bieden.
De bv is de meest populaire rechtsvorm. De oorzaak hiervan is vooral dat de aandeelhouders in
beginsel niet aansprakelijk zijn voor hetgeen in naam van de bv is verricht (art. 2: 175 BW).
2. Naamloze Vennootschap (nv)
De rechtsvorm nv is vooral geschikt voor grote ondernemingen. Dit hangt samen dat grote
ondernemingen voor het aantrekken van vermogen vaak van de diensten van de effectenbeurs
Euronext Amsterdam gebruikmaken. Het minimumkapitaal van een nv bedraagt 45.000 euro.
Net als de bv is de nv een kapitaalassociatie. Op de nv zijn de specifieke nv-bepalingen van
toepassing die in Boek 2 BW zijn te vinden.
3. De maatschap en de vennootschap onder firma
De maatschap is een obligatoire (contract dat verbintenissen in het leven roept), wederkerige
overeenkomst tot samenwerking van twee of meer personen. Een maatschap is gericht op het door
middel van samenwerking behalen van vermogensrechtelijk voordeel dat aan de vennoten ten goede
komt. Het heeft, net als de nv en de bv, een winstverdelingsdoel. Omdat iets niet uit niets kan
voortkomen, is ieder der vennoten daarbij gehouden iets in te brengen, dat wil zeggen een waarde
aan de maatschap ter beschikking te stellen (gebouw of arbeid).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliavanmarrewijk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.41. You're not tied to anything after your purchase.