Hoofdstuk 1 : Begrip en kenmerken van de
vennootschap
1.1 Eerste kennismaking met het vennootschapsrecht
1.1.1 Wat is een vennootschap?
= Art. 1:1 WVV: Een vennootschap wordt opgericht bij een rechtshandeling door één of meer
personen, vennoten genaamd, die een inbreng doen. Zij heeft een vermogen en stelt zich de
uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten tot voorwerp. Eén van haar doelen is aan haar
vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.
Vennootschap ≠ bedrijf ≠ onderneming: Een onderneming is geen vennootschap!
o Een onderneming is een juridisch begrip : Een onderneming is iedere natuurlijke
persoon die zelfstandig een activiteit uitvoert.
o Alle vennootschappen zijn wel ondernemingen maar niet alle ondernemingen zijn
vennootschappen.
Ondernemingen zoals vzw’s, natuurlijke personen,…
o Een bedrijf is een economisch begrip: Een bedrijf kan samenvallen met een
vennootschap of een onderneming.
Maar er zijn ook vennootschapsgroepen (groep van verschillende
vennootschappen), dit valt niet noodzakelijk samen met het bedrijf.
Een vennootschap wordt opgericht als mensen samen zouden werken op voet van gelijkheid.
Vier elementen:
o Wie? 1 of meer personen
o Waarmee? Inbreng
o Wat? Voorwerp
o Waarom? Doel
1.1.1.1. Eerste element: 1 of meer personen
Traditioneel: Vennootschap opgericht tussen 2 of meer personen = pluraliteitsvereiste.
o Dit is voor de wijziging van het wetboek
o In dat geval: oprichting = overeenkomst tussen meerdere personen.
Ondertussen: NV en BV kunnen ook door 1 persoon opgericht (art. 5:13, 4° en 7:15, 4° WVV)
o In dat geval (“eenpersoonsvennootschap”): Oprichting = eenzijdige wilsverbintenis.
o Hierbij was het doel niet samenwerken maar het oprichten van de vennootschap gaf
hen beperkte aansprakelijkheid en gunstigere voorwaarden omtrent
vennootschapsbelastingen.
o Andere vennootschapsvormen: minimum 2 of zelfs 3 oprichters (Coöperatieve).
Terminologie omtrent personen in een vennootschap
o Bij oprichting: In beginsel “oprichter(s)”
o Na oprichting: Aandeelhouder(s), u blijft de oprichter maar u bent ook
aandeelhouder op dit moment.
Na oprichting kunnen er nieuwe aandeelhouders bijkomen maar deze zijn
geen oprichters.
Initiële aandeelhouders kunnen hun aandelen verkopen maar na verkoop
zijn deze nog altijd oprichter.
1
, Aandeelhouder kan zelf een rechtspersoon zijn : Andere vennootschap die aandelen houdt in
een vennootschap = Vennootschapsgroep.
o Jan, An, Pieter, Peter en Pjotr zijn natuurlijke personen die aandeelhouder zijn.
o Janssens BV en Peeters BV zijn aandeelhouders die een rechtspersoon zijn.
o Mastodont NV noemen we in dit voorbeeld de dochteronderneming van de
moedervennootschap Janssens BV.
1.1.1.2 Tweede element: Inbreng
Inbreng (Art. 1:8, § 1 WVV) :
o Iets ter beschikking stellen van de vennootschap voor de activiteiten van de
vennootschap, daarna is de inbreng niet meer privé maar in handen van de
vennootschap.
o Met het oogmerk vennoot te worden / aandeel te vergroten + deel te nemen in de
winst.
Tegenprestatie? In ruil voor inbreng krijgt inbrenger lidmaatschaps- en vermogensrechten in
de vennootschap.
o De inbrenger is niet zeker dat de vennootschap dividenden uitkeert.
o De inbrenger is niet zeker dat hij/zij haar inbreng terug krijgt, de inbreng is
onderworpen aan het economisch risico van de onderneming. (art. 4:2, lid 2, 5:14 en
7:16 WVV)
Soorten inbreng :
o In geld / in natura (vb. Huis) / in nijverheid enkel toegelaten in de BV.
Nijverheid: Werk inbrengen niet betaald per uur maar via dividenden.
Bij oprichting kan je ook een inbreng toezeggen in ruil voor aandelen maar
de inbreng effectief pas later volstorten.
o In eigendom of in genot: Goed inbrengen in eigendom, hierbij heeft de vennootschap
het eigendom. Bij inbreng in genot heeft de vennootschap niet het eigendom maar
slechts het genot/vruchtgebruik, bij faillissement verloopt het vruchtgebruik maar
verliest de inbrenger zijn eigendom niet.
Vb.: Ik stel een huis ter beschikking tegen betaling dan is dit geen vennootschap maar gewoon
verhuur.
Vb. Ik stel 100 000 euro ter beschikking voor 2% interesten, dan is dit geen vennootschap maar een
lening.
2
,1.1.1.3 Derde element: Voorwerp
Wat? Omschrijving van de activiteit die de vennootschap zal uitoefenen.
o Vb. Studentenkoten verhuur: Voorwerp is het verhuren van de koten.
o De inbreng kan enkel gebruikt worden ter financieren van het voorwerp maar niet
voor andere activiteiten.
Hoe wordt het voorwerp bepaald?
o Statuten (“statutair voorwerp”)
o Voorwerp kan ruim geformuleerd zijn in de statuten.
o In statuten met volkomen rechtspersoonlijkheid kan het voorwerp enkel gewijzigd
worden in een buitengewone algemene vergadering waarbij minstens de helft van
het kapitaal vertegenwoordigt is en minstens 4/5 akkoord is met verandering.
Belang?
o Bepaalt het werkterrein van de vennootschap: Het beperkt wat de vennootschap
mag doen met de inbreng. = Statutaire specialiteit.
o Grenzen aan vertegenwoordigingsbevoegdheid van vennootschaps-
vertegenwoordigers (zie les 4).
o Begrenst mandaat van zaakvoerders: Aansprakelijk bij overschrijding.
Indien de zaakvoerder iets doet wat niet binnen het voorwerp van de
vennootschap past dan kan de bestuurder hier aansprakelijk gesteld voor
worden.
1.1.1.4 Vierde element: Doel
Uiteindelijke doel van de activiteiten: Winstverdeling
o Art. 1:1 WVV: “Eén van haar doelen is aan haar vennoten een
rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.”
o Wettelijke specialiteit: De vennootschap moet minstens tot doel hebben om winsten
uit te keren aan de vennoten vb. onder de vorm van dividenden.
o Er is geen verplichting om winst uit te keren maar het is het doel (intentie) als er
geen winst wordt gemaakt kan de vennootschap geen winst uit keren.
o Vennootschappen kunnen ook een bijkomend doel opnemen in de statuten.
Het doel is de eerste lijn in vennootschappen: Het doel maakt het onderscheid tussen een
vereniging en de vennootschap.
Recht op deelname in de winst:
o Conventionele vrijheid (art. 5:41 WVV): De aandeelhouders hebben het recht om
deel te nemen maar hoe dat je de winst juist gaan verdelen mag vrij in de statuten
vastgelegd worden.
Als je niks voorziet in de statuten wordt de winst verdeeld evenredig met de
aandelen
o Beperking conventionele vrijheid: Verbod van leeuwenbeding (art. 5:14 WVV; art.
7:16 WVV)
Een vennootschap mag niet : Een afspraak maken waar je stelt dat één van
de aandeelhouders alles krijgt of één van de aandeelhouder niks krijgt.
Sanctie in BV en NV: Verdeling winst en verlies volgens suppletieve regel
(geen nietigheid vd BV of NV: vennootschap blijft bestaan).
Bijdrage in de verliezen
o Conventionele vrijheid
o Niet te verwarren met aansprakelijkheid vennoten voor schulden vennootschap tav
derden (zie verder deze les over beperkte aansprakelijkheid).
3
, Een vennootschap mag niet opgesteld worden als je louter een maatschappelijk doel wilt steunen
zonder het doel te hebben winst te maken.
1.1.2 Waarom een vennootschap?
Alle regels van de vennootschap zijn eigenlijk in het leven geroepen om u te helpen als ondernemer:
Het vennootschapsrecht biedt heel wat regels wat ook een voordeel kan zijn.
Geregelde vorm voor samenwerking: Bij het kiezen van een vennootschapsvorm is er een
pakket van regels die voor u al uitgedokterd zijn om u als ondernemer te helpen.
o Vb. Beperkingen op winstuitkering: Hierdoor zal de bank zich meer geneigd voelen
om u een lening te geven.
Financiële middelen aantrekken: Geld bijéén brengen is een belangrijke functie van een
vennootschap.
Bepaalde vennootschapsvormen zoals NV,BV en CV: Beperkte aansprakelijkheid
o = Schuldeisers van de vennootschap kunnen niet zomaar aan het privé vermogen van
de vennoten.
Bepaalde vennootschapsvormen zoals NV, BV, CV, VOF en CommV: Fiscale voordelen
o Personen belasting > vennootschapsbelasting.
o Er zal meer van de winst overhouden worden bij de werking van een vennootschap.
1.1.3 Waarom vennootschapsrecht?
Geregelde vorm voor samenwerking aanbieden (faciliterende functie) : Is er om
ondernemers een geheel van regels aan te bieden, die ze zelf niet meer moeten uitwerken.
o Vermindert transactiekosten
o Vermindert oprichtingskosten
Agency-conflicten (probleemoplossende functie): Belangenconflicten
o Management vs. aandeelhouders:
Aandeelhouders brengen geld in, in de vennootschap hun geld staat op het
spel dus zouden in principe de beste bestuurders zijn van de vennootschap.
MAAR: Het bestuur en het management voeren het beleid van de
vennootschap, het management maakt beslissingen voor de
aandeelhouders.
Probleem: Management heeft geen investering gedaan, dus zullen soms
geneigd zijn om niet het belang van de AH te dienen maar het eigenbelang.
Oplossing: Bepaalde regels die vast gelegd zijn in het vennootschapsrecht
zoals vb. het ontslaan van bestuurders door de algemene vergadering.
o Meerderheids vs. minderheidsaandeelhouders: Omtrent regeling van misbruik van
meerderheid
Minderheidsaandeelhouders hebben niet veel zeggenschap in de
vennootschap ondanks de investering.
Economische logica: Meerderheidsaandeelhouders (agent) nemen dus
eigenlijk beslissingen voor de minderheidsaandeelhouders (principle)
o Vennootschap vs. schuldeisers: Omtrent beperkingen op winstuitkering
Wat een vennootschap doet heeft gevolgen voor de schuldeiser. Als de
vennootschap domme dingen onderneemt kan dit de schuldeiser schaden.
De vennootschap is de agent en de schuldeiser de principle want deze draagt
de gevolgen van de beslissingen van de vennootschap.
De vennoten zullen acties ondernemen om meer winst te maken maar de
schuldeisers krijgen niks meer als er meer winst wordt gemaakt,
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EmmaVandaele. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.63. You're not tied to anything after your purchase.