100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Anatomie, fysiologie en pathologie, ISBN: 9789036812276 Medische Basiskennis $12.90   Add to cart

Summary

Samenvatting Anatomie, fysiologie en pathologie, ISBN: 9789036812276 Medische Basiskennis

 50 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een samenvatting van een gedeelte van het boek met aantekeningen van de lessen uit blok A leerjaar 1.

Preview 3 out of 17  pages

  • No
  • Hs a1,2,3,4,5,6,9,10 b1,2,3,4,5,6,9,10
  • August 24, 2021
  • 17
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Toetsmatrijs medische basiskennis (hs A1,2,3,4,5,6,9,10 B1,2,3,4,5,6,9,10)

Inleiding A1
-Anatomie bestaat uit drie onderdelen: anatomie = ontleedkunde, cyto- en histologie = cel- en weefselleer, embryologie =
studie van de ontwikkeling voor de geboorte. In de middeleeuwen verbood de kerk dat lijken werden geopend. Ontleden van
een lichaam vond plaats met het blote oog in 1670 met het blote oog.
-Fysiologie = de wetenschap die zich bezighoudt met de normale levensverrichtingen van levende organismen en hun organen.
-De mens 3 belangrijke aspecten: lichamelijk functioneren, psychisch functioneren en sociaal functioneren. De
Wereldgezondheidsorganisatie definieert gezondheid: een toestand van volledig, lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk
welzijn en niet slechts als de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken.
-Uiterlijke verschijningsvormen van de mens: skelet vorm wordt bepaald door de beenderen die samen het skelet vormen,
vetweefsel belangrijke mate de uiterlijke verschijningsvorm van de mens onder de huid zekere opvulling, lichaamsgewicht en
lengte dikte en de omvang (lengte van de beenderen), lichaamsholten schedelholte(hersenen) borstholte(hart, longen)
buikholte (spijsverteringsstelstel) (gescheiden door het middenrif) en bekken (urineblaas, geslachtsorganen, endeldarm),
bekleding de huid hele oppervlakte minder of meer behaard, m.u.v. handpalmen en voetzolen (slijmvlies zit op plaatsen waar
openingen zijn (neus, mond, anus, schede, urinebuis), transport via het bloed belangrijke stoffen zuurstof koolzuurgas
voedingsstoffen afvalstoffen en hormonen het bloed vervoert ook warmte. Prikkelgeleiding lichtprikkels geluidsprikkels
smaakprikkels gevoelsprikkels en reukprikkels, zintuigen helpen hierbij. De prikkels gaan langs zenuwbanen naar het centrale
zenuwstelsel (ruggenmerg en hersenen).

Cellen, weefsels en organen A2
-Kenmerken van levende wezens: ze hebben een stofwisseling (uit en afgeven aan de buitenwereld), voortplanting.
-Opbouw van stoffen: atomen, niet meer deelbaar ook wel element genoemd (voorbeeld C= koolstof H= waterstof O= zuurstof
Cl = chloor Na = Natrium K = kalium Ca = calcium Fe = ijzer). Atoom bestaat uit: actief geladen kern met daaromheen omhulsel
van negatief geladen elektronen. Zijn er te weinig elektronen in het omhulsel = negatief geladen, zijn er te veel = positief.
Molecuul, kleinste eenheid in een scheikundige verbinding (H2O).
Zuur, scheikundige verbinding die in water positief geladen waterstofatomen afsplitst.
Base, scheikundige verbinding die in water positief geladen waterstofatomen bindt.
Zout, een base reageert met zuur en vormt dan een zout en water. In ons bloed komen zuren en base voor, ze zijn met elkaar in
evenwicht, waardoor een zuurgraad (pH) van het bloed wordt bereikt waarbij de levensfuncties het best verlopen.
-De bouw van levende wezens: alles wat leeft bestaat uit cellen. Sommige bacteriën bestaan maar uit een cel sommige uit
meerdere. Iedere soort heeft zijn eigen functie en uiterlijk. Niet alle stoffen kunnen de celmembraan passeren, daarom wordt
die ook wel semipermeabel genoemd. Blz 18 cel.
Cytoplasma bevat: water, eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen, zuurstof en mineralen. Celorganellen zijn zichtbaar met
elektronenmicroscoop. De celkern bevat een vloeistof waarin zich kernlichaampjes en chromosomen bevinden. Chromosomen
bevatten DNA en zijn de dragers van erfelijke eigenschappen. Mens heeft 23 paar chromosomen, in het 23 e paar zit het verschil
tussen man en vrouw. Vrouw = XX en man = XY.
-Er ontstaan je hele leven door nieuwe cellen door celdeling. Dit is noodzakelijk voor de groei en ter vervanging van verouderde
cellen. Een stamcel is een cel die in staat is te veranderen in een ander type cel. (eicel en zaadcel die met elkaar versmolten
zijn). Bij celdeling vervagen de grenzen van de celkern en worden de chromosomen als draden in de kern zichtbaar. Die gaan
zich splitsen bij beide uiteinden vormt zich een nieuwe kern. Hierna deelt het cytoplasma zich in tweeën, waardoor twee
nieuwe cellen ontstaan = kerndeling. Celdeling die plaats vindt in de zaadcel en de eicel die we reductiedeling noemen
(meiose), gaat op een andere manier.
-Weefsels: wordt gevormd door een groep cellen van dezelfde soort en met dezelfde functie. Bijv. botweefsel uit botcellen en
leverweefsel uit levercellen. Die cellen zijn verbonden met tussencelstof. Dit kan bestaan uit vezels, haarvaten en weefselvocht.
Er zitten ook ruimte tussen de cellen die gevuld zijn met extracellulaire vloeistof -> hierdoor vindt celstofwisseling plaats.
*Dekweefsel: of epitheel is overal aanwezig waar het lichaam met de buitenwereld in verbinding staat. (Huid, klieren (vanuit
huid groeiende klieren melkklieren, zweetklieren en talgklieren), slijmvlies (vanuit slijm groeiende klieren, speekselklieren,
maagsapklieren, alvleesklier, lever).
*Steunweefsel: komt in de vorm van bindweefsel voor in bijna elk orgaan en verleent er stevigheid aan. Ook wel bindweefsel,
daartoe behoren ook bloed, bloedvormend weefsel dat zich in het beenmerg en de lymfklieren bevindt en vetweefsel. Of
botweefsel en kraakbeenweefsel.
*Spierweefsel: komt overal voor in het spierstelsel. Stevigheid wordt hierdoor gevormd en ook door steunweefsel. Kenmerkend
voor het spierweefsel is het vermogen om zich samen te trekken en daarna weer te verslappen.
*Zenuwweefsel: is aanwezig in de hersenen en het ruggenmerg.
Dek- en steunweefsel hebben een tamelijk vermogen van herstel. Voor dit genezingsproces gebruikt het lichaam bindweefsel.
Voor het spier- en zenuwweefsel geldt dit alles niet. Als het hier verloren gaat wordt het niet vervangen. Wel kunnen soms
overgebleven onbeschadigde zenuwcellen gedeeltelijk de functie van de verloren cellen overnemen.
-Organen: is samengesteld uit verscheidende weefsels en kan een of meer functies hebben. Van een orgaanstelsel spreken we
wanneer er voor het uitvoeren van een functie meerdere organen nodig zijn. Voor de functie spijsvertering is de medewerking
nodig van het gebit, tong, maag, speekselklieren, slokdarm, twaalfvingerige darm, lever, alvleesklier, dunne darm, dikke darm.

,De huid A3
Oppervlakte van 2 m2 en een gewicht van 3 kg. Functies van de huid:
-het bedekken en beschermen van het lichaam tegen uitdroging, geweld, binnendringen van bacteriën.
-het uitscheiden van water en zout = zweet.
-het op peil houden van de lichaamstemperatuur.
-het opnemen van prikkels uit de buitenwereld, gevoelszintuigen voor pijn, tas en temperatuur.
-het vormen van vitamine D onder invloed van zonlicht.
-het aanleggen van voedselreserves voor ons lichaam.
Bouw van de huid:
-Opperhuid = de buitenste laag (epidermis). -> de hoornlaag (laag die uit de buitenwereld grenst) bestaat uit verhoornde cellen,
de moederlaag uit cellen die elk de vorm van een kubus hebben. Aan de buitenkant slijt de hoornlaag voortdurend doordat
cellen loslaten. Als de hoornlaag erg dik is = eelt. In de cellen van de moederlaag bevinden zich pigmentkorrels die de huid zijn
kleur geven. Pigment beschermt de mens tegen een te sterke invloed van zonnestralen.
-Lederhuid = ligt direct onder de opperhuid en staat uit stevig toch soepel bindweefsel met veel elastische vezels. Hierin
bevinden zich bloedvaten die de opperhuid moeten voeden. In de lederhuid liggen de uiteinde van de zenuwen die tast- pijn en
temperatuurzin verzorgen. In de lederhuid zitten actieve stoffen die vitamine D kunnen maken.
Vitamine D is van belang bij de botopbouw en de kalkhuishouding, maar helpt ook ter verbetering van de spierkracht.
Mensen die minder vitamine D krijgen verhoogd risico op verminderde botopbouw.
Elke haar zit met zijn wortel in een haarschede, die bekleed is met cellen van de moederlaag, deze cellen lopen door tot in de
lederhuis. Aan de onderzijde wordt de haar gevoed door een capillair of haarvat. Aan de meeste lichaamshaartjes zitten kleine
spiertjes die, als ze zich samentrekken de haren recht overeind doen staan. Hierdoor wordt dus de vacht iets dikker, waardoor
lichaamswarmte beter wordt vastgehouden.
Zweetkliertjes liggen als opgerolde kluwens in de lederhuid. Ze produceren water en zout. We verliezen iedere dag 0,5 liter. De
talgkliertjes scheiden vettige substantie af die de haren de huid soepel houdt.
-Onderhoudsbindweefsel = diepst gelegen huidlaag in het onderhuids bindweefsel, waarin veel vetweefsel kan voorkomen. Bij
een vrouw meer dan bij de man. Bij het ouder worden neemt de hoeveelheid onderhuids vetweefsel af. Samen met de
elasticiteit van de lederhuid veroorzaakt dit het te wijd worden van de huid en zo ontstaan rimpels.
Borstklier, deze klier, die zich pas in de puberteit ontwikkelt, doet de huid ter plaatse welven. Buiten de zwangerschap bestaat
de borst voornamelijk uit vetweefsel. Tijdens de zwangerschap en daarna, als borstvoeding wordt gegeven, overheerst het
melkklierweefsel, dat onder invloed van hormonen is uitgegroeid.

Het bewegingsapparaat: het skelet, de gewrichten en de spieren A4
Om te beginnen is een samenspel van verschillende organen (orgaanstelsel) nodig. Het skelet, de gewrichten, de spieren en het
zenuwstelsel maken bewegingen mogelijk. Om de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), toe te passen zijn soms
hulpmiddelen nodig, rollator, elektrische rolstoel. Bewegingen worden gereguleerd door het zenuwstelsel.
-Functies van het skelet: 1 stevigheid en vorm wordt bepaald door het skelet, 2 bescherming tegen weke delen van buitenaf
(schedelholte voor de hersenen, borstholte voor het hart), 3 aanhechting van spieren mogelijk maken (d.m.v. pezen die zorgen
voor een stevige bevestiging), 4 bloedcellen vormen (rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes worden aangemaakt in het
rode beenmerg, witte worden in de lymfklieren gemaakt).
-Bouw van het skelet: soorten beenderen: lange beenderen of pijpbeenderen deze bevatten in hun binnenste geel beenmerg,
dus erg vetrijk. Voorbeelden van pijpbeenderen: ellepijp, opperarmbeen, spaakbeen, dijbeen, scheenbeen, kuitbeen. Platte
beenderen: ribben, borstbeen, schouderblad en darmbeen. Vooral in deze beenderen komt het rode beenmerg voor. Korte
beenderen: hand/voet, onregelmatige beenderen (wervels).
-Bouw van het bot: botweefsel bestaat voornamelijk uit geleiachtige tussenstof (collagene vezels), waarin zich maar weinig
cellen bevinden. In de tussenstof botzouten (kalksfosfaat) afgezet die het bot zijn stevigheid geven. Vanuit botvlies lopen
bloedvaten, in diepere lagen botvlies bevindt zich talrijke botvormende cellen, vergroten de dikte van het bot en spelen een
belangrijke rol bij het aanmaken van nieuw bot. Aan het botvlies bevinden zich ook spieren. In het botvlies bevinden zich ook
zenuwuiteinden. Zie pagina 33 voor botopbouw. Zie pagina 32 voor botbeenderen.
-Groei: beenderen groeien vanuit het beenvlies in de dikte. Lengtegroei gebeurt vanuit de groeischijven in de pijpbeenderen.
Die schijven bevinden zich aan het uiteinden van elk pijpbeen en bestaan uitsluitend uit kraakbeen. Na de puberteit treedt
verbening van deze groeischijven op, zodat geen verdere lengtegroei kan plaatsvinden.
-Beenverbindingen: bij kraakbenige verbindingen bestaan alleen beperkte bewegingsmogelijkheden en bij vezelige en
naadverbindingen ontbreekt beweging vrijwel geheel.
*Naad: in de schedel, de eerste twee jaar zijn de botstukken nog met elkaar verbonden door bindweefsel.
*Vezels: zijn de botstukken door stevige vezels van bindweefsel met elkaar verbonden. Elasticiteit kan van toepassing zijn.
Voorbeeld is spaakbeen en ellepijp.
*Kraakbeen: zijn de botstukken door een kraakbeenstuk verbonden. Vooral bij de aanhechting van de ribben aan het borstbeen
*Gewrichten:
-Gewrichten: is een beweeglijke verbinding tussen twee of meer stukken bot. De belangrijkste zijn: hoofd- en nekgewricht,
kaakgewricht, schoudergewricht, ellebooggewricht, polsgewricht, vingergewricht, heupgewricht, kniegewricht, enkelgewricht,
teengewricht en de gewrichten tussen de wervels van de wervelkolom. Ze zijn bekleed met een laagje kraakbeen.

, Dat maakt in een gewricht een soepelere beweging mogelijk, hiertussen blijft een spleet open = gewrichtsspleet. Elk gewricht is
omgeven door een stevig kapsel van bindweefsel: gewrichtskapsel. Dat is aan de binnenkant bekleed met een vlies dat slijm
produceert dat de spleet vult. De buitenkant is versterkt met talrijke bindweefselbanden = gewrichtsbanden.
*Kogelgewricht: schoudergewricht en heupgewricht.
*Scharniergewricht: beweging slechts mogelijk in een richting (elleboog, gewrichtjes van de tenen en vingers)
*Zadelgewricht: beweging mogelijk in twee loodrecht op elkaar staande bewegingen. Links naar recht voor en achter, duim.
*Eigewricht: twee richtingen mogelijk door de eivormige kop/kom polsgewricht.
*Rolgewricht: waarbij het ene boteinde om het andere heen draait. Gewricht tussen atlas (halswervel) en de draaier (2 e
halswervel). Waarbij de boog van de atlas om de tand van de draaier draait.
-Soorten kraakbeen: heldere kraakbeen, dat voorkomt op gewrichtsoppervlakken, neustussenschot. Vezelrijke kraakbeen,
vinden we in de tussenwervelschijven en in de verbinding tussen de schaambeenderen. Elastische kraakbeen, dat bevindt zich
in het strottenklepje en in de oorschelp.
Tussenstof van kraakbeen bevat geen kalkzouten. Kraakbeen is daarvoor minder hard en meer buigzaam.

-Indeling van het skelet: hoofd, romp en ledematen. Zie pagina 36 voor schedel + lees 37.
Gebit: volwassen persoon 32 tanden en kiezen. Opzet van een tand: kroon bekleed met email, hals bekleed met tandvlees. Elke
tand heeft een wortel maar een kies heeft er 2 of 3. De tanden bestaan verder uit tandbeen. Pagina 39. Melkgebit mist de ware
kiezen en bestaat dus uit 20 tanden. Vervanging van het melkgebit vindt plaats tussen je 6de en 12e.
Romp: wervelkolom vormt als het ware de steunkolom van ons lichaam. Pagina 40 + 41 voor wervels.
De wervelkolom telt 32 wervels: 7 halswervels, 12 borstwervels, 5 lendenwervels, 5 heiligbeenwervels, 3 staartbeenwervels.
Tussenwervelschijf bestaat uit vezelig kraakbeen met bindweefvezels, die ringvormig lopen.
Borstkas: 12 borstwervels, 12 paar ribben en borstbeen.
Bekken: twee hulpbeenderen, heiligbeen (darmbeen, schaambeen, zitbeen). Bekkenring: heupbeen + heiligbeen.
Ledematen: de arm dankt zijn grote beweeglijkheid aan het feit dat de schouder uit drie gewrichten bestaat: opperarmbeen-
schouderbladgewricht, schouderblad- sleutelbeengewricht, sleutelbeen- borstbeengewricht. Lees pagina 46 + 47.

-Spierstelsel: taken zijn:
*het tot stand brengen van bewegingen
*het handhaven van een bepaalde lichaamshouding door spierspanning (tonus)
*het beschermen van weke delen
*produceren van warmte
De energie die spieren voortbrengen ontstaat door cellen voedingsstoffen verbranden. Als spieren een beweging of kracht
voortbrengen, komt er altijd warmte vrij.
-Spieratrofie: spieren die weinig gebruikt worden nemen in omvang af. Spierhypertrofie = Als bepaalde spieren buitengewoon
veel gebruikt worden.
-Synergisten: wanneer twee of meer spieren samenwerken om een bepaalde beweging tot stand te brengen. Antagonisten = als
twee of meer spieren een tegengestelde werking hebben (biceps, triceps).
-Soorten spieren: spierweefsel maakt 60% van het lichaamsgewicht uit.
-Dwarsgestreept spierweefsel/ willekeurig: als het onder de microscoop bekijken afwisselend lichte en donkere delen in de
spiervezels zien (dwarse strepen). Dit komt onder actie onder invloed van onze wil en is vermoeibaar.
Elk spier bestaat uit een aantal spierbundels omgeven door laag bindweefsel (spierkapsel). Elke spierbundel is opgebouwd uit
spiervezels. = langgerekte, meerkernige cel, die er onder de microscoop dwarsgestreept uit zien. Ze kunnen zich samen trekken
waardoor ze korter en dikker worden. Aan het uiteinde zitten pezen, skeletspieren, bestaan uit taai bindweefsel niet samentrek
-Glad spierweefsel/ onwillekeurig: ziet er glad uit onder de microscoop. Het is autonoom: het werkt buiten onze wil om. Het
komt voor in de maag, darmen, longen en blaas. Dit is onvermoeibaar.
Bestaan uit: langgerekte, soepelvormige spiercellen, liggen in lagen die dezelfde richting lopen.
-Hartspierweefsel: onder de microscoop zie je gladde en gestreepte eigenschappen. Het werkt buiten onze wil om en is
onvermoeibaar.
Dunner dan die van dwarsgestreepte spier maar dikker dan die van een gladde spier. De vezels vertakken zich en verbinden met
elkaar waardoor een netwerk ontstaat. Onder invloed van prikkelcentrum.Belangrijke spier en spiergroepen pagina 51 +52 + 53.

Het bloed en de bloedbereide organen A5
Functies van het bloed, 1 het is een transportmiddel van:
*zuurstof vanuit de longen naar de weefsels, waarbij bloedkleurstof gebonden is van de rode bloedlichaampjes
*koolzuur vanuit de weefsels naar de longen. Wordt vervoerd in opgeloste plasma en door de longen uitgescheiden
*voedingsstoffen worden in de maag- darmkanaal in bloed opgenomen en via de poortader naar de lever vervoerd.
*afbraakproducten na de verbranding in de weefsels naar de nieren en de huis worden vervoerd -> uitgescheiden.
*hormonen die door klieren rechtstreeks in het bloed zijn afgescheiden.
*warmte die vooral op grote schaal ontstaat bij de verbrandingsprocessen in de spieren en vandaar door bloed over het hele
lichaam wordt verdeeld.
2 in het bloed worden ziektekiemen onschadelijk gemaakt door de witte bloedlichaampjes en de afweerstoffen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentSimone. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $12.90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83637 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$12.90  2x  sold
  • (0)
  Add to cart